Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Context en aantekeningen bij 1 Samuel 16:1-13

Hier vind je informatie over de context van 1 Samuel 16:1-13 en aantekeningen bij de tekst.

1 Samuel als geheel

Auteur, genre en datering

De boeken 1 en 2 Samuel vormden oorspronkelijk één boek. In de Hebreeuwse Bijbel hoort dit boek samen met Jozua, Rechters en Koningen tot de vier Vroege Profeten. Deze worden, samen met Deuteronomium, ook wel het deuteronomistisch geschiedwerk genoemd. Dit grote werk is waarschijnlijk voor een belangrijk deel tot stand gekomen in de zesde eeuw v.Chr. Het geheel beschrijft de geschiedenis van de Israëlieten vanaf de intocht onder Jozua, tijdens de periode van de rechters en de koningen tot aan de Babylonische ballingschap.

Hoe de auteur van 1 en 2 Samuel heette en wanneer hij precies leefde, is onbekend. In de joodse traditie worden Samuel, Natan en Gad genoemd als auteurs (vergelijk ook 1 Kronieken 29:29-30). In het vroege jodendom schreef men bijbelse boeken graag toe aan bekende profetische figuren die in de boeken voorkomen of in de beschreven periode leefden. Van de werkelijke auteurs zijn echter geen namen  bewaard.

De verhalen in 1 en 2 Samuel zijn een mengvorm van vertelkunst en geschiedschrijving. Ze gelden als een hoogtepunt in de bijbelse literatuur. Een groot deel van de verhaallijn ontspint zich in levendige, natuurgetrouwe dialogen. Anders dan bijvoorbeeld in 1 en 2 Koningen wordt er door de verteller nauwelijks commentaar op de gebeurtenissen geleverd; het wordt aan de lezer zelf overgelaten om zich een oordeel te vormen. De verhalen worden afgewisseld door liederen, gebeden en lijsten.

Inhoud

Het koningschap in Israël is een belangrijk thema in 1 en 2 Samuel. Deze boeken beschrijven de overgang van de periode waarin rechters als leiders van de Israëlieten optreden naar een nieuwe tijd waarin koningen het volk regeren.

Met een reeks verhalen schetst de auteur de opkomst van het koningschap. Het bijzondere karakter van het koningschap in Israël wordt duidelijk gemaakt via de conflicten tussen koning en profeet (eerst tussen Saul en Samuel, daarna tussen David en Natan) en tussen de hoofdrolspelers Saul en David. Het koningschap van Israël verschilt  van de manier waarop andere koningen in het oude Nabije Oosten hun taak zagen. Zij konden als absoluut monarch regeren en rechtspreken. De koning van Israël, daarentegen, moest zich houden aan de voorschriften van God, zoals de profeten die uitdroegen. De profeet Samuel herinnert het volk en de koning eraan dat uiteindelijk God de echte koning van zijn volk blijft. Ook al komt de militaire en bestuurlijke leiding in handen van een koning, het is God die de loop van de geschiedenis bepaalt.

Een ander belangrijk thema is de legitimatie van de dynastie van David. Aan David wordt toegezegd dat zijn koningshuis voor altijd stand zal houden. Deze belofte vormt een aanknopingspunt voor de verwachting van een ideale koning in later tijd.

Opbouw                                                               

In de tekst van 1 Samuel 1 tot en met 2 Samuel 1 zijn drie delen te onderscheiden:

A: 1 Samuel 1-8:

  • De geboorte van Samuel.
  • Samuels zonen blijken niet geschikt om hem op te volgen als rechter en de Israëlieten vragen om een echte koning. Met tegenzin willigt Samuel hun verzoek in.

B: 1 Samuel 9-16:

  • Saul wordt door God als koning aangewezen en door het volk ingehuldigd.
  • Saul is ongehoorzaam aan God; zijn nakomelingen kunnen het koningschap daarom niet voorzetten.

C: 1 Samuel 16 - 2 Samuel 1:

  • De neergang van Saul en de opkomst van David als de toekomstige koning.

Plek van deze passage in het geheel

In 1 Samuel 16:1-13 staat Samuels zalving van David centraal. Deze passage vormt het begin van het derde deel binnen de eenheid van 1 Samuel 1 - 2 Samuel 1. De voorafgaande hoofdstukken hebben duidelijk gemaakt dat Saul ongehoorzaam is aan God en door God als koning is verworpen (zie met name 1 Samuel 15). De profeet Samuel moet daarom van God een ander tot koning gaan zalven: David, de jongste zoon van Isaï. De daaropvolgende hoofdstukken laten zien dat, vanaf het moment dat David door Samuel gezalfd is, het steeds verder bergafwaarts gaat met Saul, terwijl David juist steeds meer successen boekt. Uiteindelijk zal dit er toe leiden dat David door het hele volk tot koning wordt uitgeroepen (2 Samuel 2:4; 5:3).

Aantekeningen

Bij vers 1:

  • In het eerste verhaal over David speelt de toekomstige koning van Israël een passieve rol. Zijn naam wordt pas aan het einde vermeld (vs. 13). In Davids verkiezing wordt een bekend bijbels motief zichtbaar: de jongste of de kleinste krijgt de voorkeur boven de oudste en de grootste. Vergelijk Abel en Kaïn (Gen. 4:2-5), Isaak en Ismaël (Gen. 21:9-13), Jakob en Esau (Gen. 27:28-40) en Jozef en Ruben (Gen. 37: 3-11; 49:3-4,22-26). Niet leeftijd of postuur, maar innerlijke eigenschappen zijn de beslissende factor. De persoon die door God als koning wordt uitgekozen, is een man naar Gods hart (1 Sam. 13:14). Zoals hij als een herder voor zijn schapen zorgt, zo zal hij het volk leiden.
  • die ik als koning van Israël verworpen heb: zie 1 Samuel 15:23.
  • Betlehem: een stad in Juda die ongeveer 9 km ten zuiden van Jeruzalem ligt; ze heet ook wel ‘Efrat’ of ‘Efrata’ (Gen. 48:7; Gen. 1:1; Micha 5:1).

Bij vers 2:

  • Saul zal me vermoorden: als je van Rama (15:34) naar Betlehem ging, moest je over Gibea waar Saul woonde. Saul wist dat God iemand had uitgekozen in zijn plaats. De zalving van een ander tot koning zou door Saul zonder twijfel als hoogverraad worden opgevat en worden bestraft met de dood. Uit het vervolg blijkt dat Samuel goede redenen had bang te zijn voor Sauls afgunst en geweld (zie 18:10-11; 19:10; 20:33).
  • een offer te brengen: deze godsdienstige activiteit maakte deel uit van het ambt van Samuel (9:12; 10:8). Mogelijk komt Samuel net terug van een rondreis door het land waarbij hij op verschillende plaatsen offers heeft gebracht (7:16-17). In opdracht van God moet Samuel de offermaaltijd, een publieke gebeurtenis, als dekmantel gebruiken voor de zalving van de nieuwe koning.

Bij vers 3:

  • zalven: koningen werden door zalving gewijd (vgl. 2:10; 9:16; 12:3; 24:6; 26:9, 11, 16; 2 Sam. 1:14; 19:22; 22:51; 23:1; Ps. 2:2, 6). Maar een zalving kon ook om andere redenen plaatsvinden, bijvoorbeeld als iemand tot profeet werd gezalfd (vgl. 1 Kon. 19:16).  Bij Gods opdracht hoort dat Samuel hier in het midden laat waarom hij de door God aangewezen persoon zalft (zie ook aantekening bij vers 13).

Bij vers 4:

  • kwamen de oudsten van de stad hem geschrokken tegemoet: wat de precieze oorzaak is van de angst van de oudsten, is onduidelijk. Misschien waren ze bang dat zijn komst samenhing met bepaalde overtredingen die in Betlehem waren begaan. Ze waren wellicht bezorgd dat Samuel als profeet daarover Gods oordeel kwam aankondigen.

Bij vers 5:

  • Reinig u: een geestelijke en rituele voorbereiding die hier plaatsheeft voor de deelname aan een godsdienstige handeling (zie Ex. 19:10; Lev. 15; Num. 11:18; Joz. 3:5; 7:13). Waarschijnlijk waste men zichzelf en werd de kleding gewassen.

Bij vers 6:

  • Eliab: de oudste zoon van Isaï (17:13) met een rijzige gestalte.

Bij vers 7:

  • Ga niet af op zijn voorkomen: een zinspeling op Saul die opviel door zijn rijzige gestalte (9:2; 10:23). God wijst Eliab af, zoals hij ook Saul heeft verworpen.
  • maar de HEER … het hart: vgl. 10:23-24. God kijkt naar de innerlijke hoedanigheden van de mens (vgl. 1 Kon. 8:39; 1 Kron. 28:9; Ps. 7:10; 17:3; 139:23; Spr. 15:11; 24:12; Jer. 11:20; 12:3; Luc. 16:15; Joh. 2:25; Hand. 1:24). De nieuwe koning zal niet op de vorige lijken: niet de grootste, maar de kleinste wordt door God uitgekozen (vgl. 9:2). 1 Samuel 13:14 suggereert dat David een man naar Gods hart is (zie ook de aantekening bij vs. 1).

Bij vers 8:

  • Abinadab: de tweede zoon van Isaï (17:13; 1 Kron. 2:13). Samuel laat alle zoons van Isaï, van oud naar jong, langskomen, met uitzondering van de jongste zoon (zie ook aantekening bij vs. 11).

Bij vers 10:

  • Zijn zeven zonen: het getal zeven duidt op volmaaktheid. David wordt hier niet meegerekend, hij was de achtste zoon (zie 17:12; maar in tegenspraak met 1 Kronieken 2:15 waar hij de ‘zevende’ wordt genoemd).

Bij vers 11:

  • de jongste is er niet bij: David lijkt niet in hoog aanzien te staan in zijn familie (17:28). Hij is immers niet uitgenodigd voor het offermaal en niet voorgesteld aan Samuel.
  • die hoedt de schapen en de geiten: een herder die bewezen heeft goed voor een kudde te kunnen zorgen, is geschikt om leiding te geven aan een volk (Ps. 78:70-71). Ook Mozes was een herder (Ex. 3:1). Koningen in het oude Nabije Oosten werden als herder voorgesteld. Het beeld wordt ook in het Nieuwe Testament voor goed leiderschap gebruikt, bijvoorbeeld in Johannes 10:1-21.

Bij vers 12:

  • Het was … sprekende ogen: dit vers bevat de introductie van David; hier wordt hij voor het eerst beschreven. Nagenoeg dezelfde frase keert terug in 1 Samuel 17:42.
  • met rossig haar: letterlijk: ‘hij was rood/rossig’. Hetzelfde woord wordt voor Esau gebruikt (zie Gen. 25:30).

Bij vers 13:

  • en zalfde hem: de tekst laat achterwege dat David wordt gezalfd tot koning over Israël. Het doel van de zalving blijft waarschijnlijk geheim voor de aanwezigen (een zalving kon om verschillende redenen plaatsvinden, iemand kon bijvoorbeeld ook tot profeet worden gezalfd, vgl. 1 Kon. 19:16). Dat David tot koning is gezalfd, zal voor Saul altijd een geheim blijven, en dat Saul als koning is verworpen, blijft voor David een geheim. Later wordt David nog twee keer gezalfd: door de Judeeërs tot koning over Juda (2 Sam. 2:4) en door de oudsten van Israël tot koning over Israël (2 Sam. 5:3). Waarom is de zalving zo belangrijk? Het gaat blijkbaar niet om het publieke effect, want Samuel zegt niet tot welke bijzondere taak David gezalfd wordt, en over de reactie van de aanwezigen wordt niets verteld. Het gaat eerder om een aanwijzing van God zelf, een intiem moment dat verborgen is voor de andere aanwezigen. De zalving door Samuel markeert het moment dat Gods geest intrek neemt in David.
  • David: dit is de eerste keer dat David bij name wordt genoemd. Die naam valt juist bij een belangrijk hoogtepunt in deze episode: vanaf nu is Gods geest bij David en zal zijn macht steeds verder toenemen.
  • doordrongen van de geest van JHWH: David zal vanaf nu de gaven krijgen die hij nodig heeft om het koningschap uit te kunnen oefenen. Direct nadat de geest van de HEER over David komt, wijkt hij van Saul: een duidelijke aanwijzing voor de overdracht van de macht van Saul op David. Vervolgens neemt een kwade geest bezit van Saul (16:14). In de oudheid werd een psychisch labiele toestand verklaard als bezetenheid door een kwade geest. Die geest kwam – zoals alles – ook van God.

Achtergrondinformatie

Toelichting bij kernwoorden en begrippen

Wordt aangevuld.

Verdieping bij thema’s

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.24.4
Volg ons