Heiligheid in het Oude Testament
Heiligheid is in het Oude Testament een bijzondere status waardoor iets of iemand verenigbaar is met God en zijn wezen. Die status heeft vaak betrekking op de cultus (het vereren van God met de daarbij behorende vaste rituelen), maar kan ook op het morele vlak liggen. God zelf is heilig, en de bron van alle heiligheid. Maar ook mensen, voorwerpen, plaatsen of tijden kunnen heilig zijn. Zij zijn dan als het ware ‘apart gezet’ voor God.
Terminologie
Het belangrijkste woord voor ‘heilig(heid)’ in de Hebreeuwse Bijbel is qodesj. Dit woord en eraan verwante woorden komen meer dan 850 keer voor in het Oude Testament.
Heiligheid en de eredienst
In het Oude Testament komt heiligheid vooral aan bod in de context van de eredienst. Het wordt dan ook het vaakst besproken in de XtopicX_2215_wetboeken (Exodus
Wie of wat kan heilig zijn?
Heiligheid is in het Oude Testament een eigenschap van:
- 1.God: zie heiligheid van God
; - 2.bepaalde mensen: zie heilige personen
; - 3.bepaalde voorwerpen: zie heilige voorwerpen
; - 4.bepaalde tijden: zie heilige dagen
; - 5.bepaalde plaatsen: zie heilige plaatsen
.
Verschillende gradaties van heiligheid
Mensen of zaken worden in de bijbelse wetsteksten soms ingedeeld naar hun mate van heiligheid. In het schema hieronder staat daarvan een overzicht:
| Mensen | Voorwerpen | Heiligdom | Tijden |
allerheiligst | hogepriester | allerheiligste offers allerheiligste tempelvoorwerpen speciale olie en wierook voor gebruik in de eredienst
| ‘het allerheiligste’ (het achterste gedeelte van de tabernakel en tempel) | sabbat Grote Verzoendag |
heilig | priesters | minder heilige offers priesterkleding gewijde voorwerpen heilig water | ‘het heilige’ (het voorste gedeelte van de tabernakel en tempel) | overige feestdagen |
niet heilig | gewone mensen | overige voorwerpen |
| gewone dagen |
Heiliging en ontheiliging
De toestand van heiligheid of profaniteit (niet-heilig zijn) hoefde niet voor altijd te gelden. Iets wat profaan was, kon soms geheiligd worden (heiliging), terwijl iets wat heilig was, soms ontheiligd kon worden. Zie hiervoor het onderwerp heiliging en ontheiliging