Vervuld van dankbaarheid
‘Dankdag voor gewas en arbeid’ – terwijl Nederland nog half in de ban van Halloween is, en alweer bijna in de ban van Sinterklaas, is er maar weinig aandacht voor dit kerkelijke feest. Meestal noopt het weer rond deze tijd van het jaar ook niet bepaald tot dankbaarheid. Waarom zou je juist nu een moment nemen om God te danken?
Een beetje weemoedig denk ik aan de kerk van mijn jeugd. Daar, in het zuiden van Duitsland, vierden we ‘Erntedank’ eind september. De kerk was dan gevuld met streekproducten: appels, peren, mais, korenaren, brood, en druiven – heel veel druiven, want ik kom uit een wijnstreek. Zelfs als kind voelde je aan dat dit iets was om dankbaar voor te zijn, zeker omdat je na afloop van de dienst mocht proeven van al dat heerlijks. Om diezelfde dankbaarheid in november te voelen, en dan ook nog in een wereld waarin appels, peren en wat we verder nog lekker vinden handzaam verpakt tot in onze keuken worden geleverd, moet je iets beter je best doen. En waarom zou je ook eigenlijk? Dankdag is tenslotte helemaal geen Bijbels feest. Het is ontstaan in de nasleep van de Dordtse Synode, met wortels in de Middeleeuwen. Vooral in tijden van crisis vond men het toen belangrijk om Gods hulp op een georganiseerde manier in te roepen – en om hem, op even georganiseerde wijze, te danken voor zijn bijstand.
Geen Bijbels feest dus, maar de gedachte erachter is wel op en top Bijbels. Bidden én danken als opdracht, al dan niet op een georganiseerde manier, komt op veel plaatsen in de Bijbel terug. En het kan best de moeite waard zijn om daar eens bewust bij stil te staan.
Onze ‘Dankdag voor gewas en arbeid’ lijkt het meest op de manier waarop het thema ‘dankbaarheid’ In de boeken van Mozes ter sprake komt: vooral gelinkt aan de eerste levensbehoeften, en gezamenlijk gevierd op vastgezette dagen. In Leviticus 23:15-21
Vijftig dagen later, tijdens het wekenfeest, kwam er nog een uitvoeriger offer aan te pas. Interessant is dat meteen na de bepalingen rond de offers nog een heel ander soort regel staat: wat aan de rand van de akker staat of op de grond is gevallen, moet blijven liggen voor de armen en de vreemdelingen (vers 22
In Psalm 50
Psalmen 50
Een soortgelijke gedachte spreekt ook uit Paulus’ brief aan de gemeente in Rome. ‘Wie een feestdag viert, doet dat om de Heer te eren; wie alles eet, doet dat om de Heer te eren, en hij dankt God voor zijn voedsel. Wie iets niet wil eten, laat het staan om de Heer te eren, en ook hij dankt God. Niemand van ons leeft voor zichzelf, en niemand van ons sterft voor zichzelf’ (Romeinen 14:6-7
In teksten zoals Filippenzen 4:6
Deze blog is geschreven door Anne-Mareike Schol-Wetter. Als hoofd Bijbelgebruik is zij onder andere betrokken bij deBijbel.nl, de kinderdienstmethode Bijbel Basics en de ontwikkeling van nieuwe uitgaven.