Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
21 april 2023Matthijs de Jong

Troost in het lijden

Een meditatie bij Job 42:6

Door Matthijs de Jong

Soms kan de vertaling van één Bijbelvers een heel boek in een ander licht plaatsen. Dat gebeurt bij de laatste woorden van Job, in Job 42:6. In gangbare vertalingen buigt Job het hoofd en doet hij boete, maar in de NBV21 vindt Job troost. Daarmee verandert de ontknoping van dit bijzondere Bijbelboek. Job wordt door God niet op de knieën gedwongen, maar hij vindt troost voor zijn ellendige situatie. Zijn onschuld blijft staan en zijn vertrouwen in God keert terug. Dit aangrijpende verhaal over lijden komt zo nog dichterbij.

Wat zegt Job?

Dagenlang hebben zijn vrienden op Job ingepraat: Je moet boete doen, schuld belijden. Dát is de weg omhoog uit het diepe dal. Maar Job houdt vol dat hij onschuldig is. Hij beklaagt zich over zijn bittere lot en roept God ter verantwoording. Uiteindelijk zwijgen de vrienden en spreekt God. Dan krijgt Job nog eenmaal het woord, aan het eind van het boek. Wat zijn Jobs laatste woorden? De traditionele vertaling luidt:

‘Daarom veracht ik mijzelf en ik heb berouw, in stof en as.’

Job 42:6 (HSV)

Dit gaat rechtstreeks terug op de Latijnse vertaling, de Vulgaat, die eeuwenlang de toon zette voor de vertaling van Job 42:6. We zien dan een Job die berouw heeft over zijn woorden, die zichzelf afvalt, het hoofd diep buigt in het stof. Dat past bij de theologie die de mens vooral als zondaar ziet, maar het past niet bij het boek Job. Want van Job weten we één ding zeker: hij is onschuldig.

Wat klopt er niet aan deze vertaling? Heel letterlijk zegt Job ‘ik ben xxx over stof en as’. Het werkwoord duidt op een innerlijke verandering. Job zegt ‘ik heb spijt van stof en as’ of ‘ik ben getroost over stof en as’. Dat zijn de opties. ‘Stof en as’ staat figuurlijk voor het leven vol lijden aan de rand van de dood. Dat Job spijt zou hebben van zijn ellendige leven, levert geen zinvolle tekst op. Maar ‘troost’ past hier juist heel goed. Dat is wat Job uitspreekt:

‘nu vind ik troost voor mijn kommervol bestaan’ (NBV21).

Job 42:6 (NBV21)

Een andere Job

In de NBV21 ontmoeten we een andere Job. Geen Job die spijt heeft van zijn grote woorden tegen God en boete doet. Hier spreekt een Job die op andere gedachten is gekomen. Hij laat zijn aanklacht tegen God rusten, want hij is tot een nieuw inzicht gekomen. Daardoor voelt hij zich getroost in zijn ellende.

Geleerden pleiten al jaren voor deze nieuwe vertaling, maar wereldwijd volgen de meeste vertalingen nog het traditionele spoor. Waarom hangt hier zo veel van af? Stel dat Job zegt dat hij spijt heeft van zijn woorden. Dan is alles wat hij daarvoor gesproken heeft verkeerd. Alles wat hij uitriep in woede en frustratie, dat zou een mens dan allemaal niet mogen zeggen.

Maar dat beeld klopt niet. Job is rechtvaardig – dat staat aan het begin van het boek – en blijft rechtvaardig, tot het einde toe (zie 42:7). Hij heeft niets verkeerds gedaan.

Troosten met lege woorden

Dat Job niet spreekt van spijt maar van troost, blijkt ook uit iets anders. Hetzelfde Hebreeuwse woord wordt nog negen keer gebruikt in Job, telkens in de betekenis ‘troosten’. Het loopt als een rode draad door het boek (2:11, 6:10, 7:13, 15:11, 16:2, 21:2, 21:34, 29:25, 42:11). Precies met dat doel komen zijn vrienden hem opzoeken: ‘om hem te troosten’. 

Troost is waar Job naar verlangt, maar het lukt zijn vrienden niet hem die te geven. Zij zijn geschokt over Jobs bittere woorden, zijn aanklacht tegen God. Ze proberen hem uit alle macht op andere gedachten te brengen. Wat ze zeggen getuigt van wijsheid en inzicht, maar overtuigt Job niet. Job kent hun antwoorden, maar voelt haarscherp aan dat ze niet kloppen. Hij kan er geen enkele troost in ontdekken: ‘Jullie troosten mij met lege woorden.’

De vrienden doen wat mensen vaak geneigd zijn te doen: ze behandelen Job als een geval. Een geval om te verklaren. Ze vertellen Job wat het probleem en de oplossing is. Want ze willen dat het leven klopt. Reageren wij anders? ‘Je zult het ergens toch wel aan jezelf te wijten hebben.’ Ik ben bang dat dat nog steeds een populaire verklaring is voor lijden en leed, ook als mensen het niet hardop zeggen. Ook nu kan een mens zich verloren voelen. Gefrustreerd en vernederd, door ziekte, beperking of aangedaan onrecht. Waarom overkomt mij dit? Waar heb ik dit aan verdiend? En alle oordelen, meningen en adviezen van anderen halen je alleen nog maar verder omlaag. Pogingen te troosten met lege woorden.  

Getroost door God

Uiteindelijk spreekt God tegen Job. Hij laat Job zien dat het verschil tussen schepper en schepsel onpeilbaar groot is. Job kan Hem niet ter verantwoording roepen. Een mens heeft maar zeer beperkt inzicht in Gods bestuur. God is geen controleur die Job continu volgt, klaar om hem te straffen voor de eerste de beste zonde. God is de Heer van het leven, die de orde garandeert, maar ook speelruimte geeft aan de macht van chaos en kwaad.

Een grote rol in Gods betoog spelen twee wonderlijke dieren, Behemot en Leviatan. Ze hebben trekken van het nijlpaard en de krokodil, maar tegelijk overstijgen ze het gewone leven. Ze staan symbool voor chaos, kwaad en lijden in de wereld – alles wat ingaat tegen het goede leven. Het zijn krachten waartegen een mens niet is opgewassen. God is ze de baas, Hij beschermt de orde, daar kun je als mens van op aan. Maar het kwaad, het lijden, het duistere en bedreigende ís er wel.

Zo komt Job tot een nieuw inzicht. Hij dacht dat zijn lijden terwijl hij onschuldig was betekende dat Gods bestuur faalt. Hij was zijn vertrouwen in God kwijt. Nu begrijpt hij dat het naast elkaar kan staan: zijn onschuld én Gods rechtvaardige bestuur staan overeind. Nog steeds is Job alles kwijt, maar hij heeft God terug. Dat is zijn troost.  

Een pasklaar antwoord krijgt Job niet. Maar doordat hij zijn vertrouwen in God terugvindt kan hij verder, gehavend en getroost.

Matthijs de Jong, hoofd Vertalen en exegese
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.10
Volg ons