Frank Bosman: IK BEN NIET BOOS!
Wat hebben we aan die tekst over de vrucht van de Geest? Is die te mooi om waar te zijn of te waar om makkelijk te zijn? Het derde geschenk van de Geest: vrede.
Ik ben bijna nooit boos. Andere mensen wel. Dat is natuurlijk hun schuld. Ik ben een redelijk mens, dat weet iedereen die mij een beetje kent. Ik beschouw boosheid als een inferieure, bestiale karaktertrek, die ik dankzij jarenlange Boeddhistische meditatie heb kunnen afleggen. Zoals mijn goeroe Budhramahanjutalan mij leerde: ‘Je gevoelens zijn als de wolken: ’s nachts zie je ze niet!’ Hoe waar is dat. Als iedereen maar een beetje op mij zou lijken, zou het koninkrijk der hemelen daadwerkelijk aan de hemel gloren.
Ahum. Oké. Enfin. Eh….. genoeg van deze onzin. Natuurlijk ben ik boos. Best vaak eigenlijk.
Boos op collega’s die hun deadline niet halen, terwijl ik mijn vrouw en kinderen drie dagen structureel heb genegeerd om de mijne wel te halen.
Boos op die gozer met die gouden halsketting voor mij bij de kassa, die zijn vijfentwintig individueel ingepakte scheermesjes met vijf-cent-muntjes staat af te rekenen.
Boos op die medegelovige, die liever naar meneer pastoor loopt dan mijn antwoord te accepteren, want: ‘Die heeft er voor gestudeerd.’ Nee, ik heb al die tijd uit mijn neus gegeten op de academie.
Boos op die Fiat Panda die op een tweebaanssnelweg hardnekkig op de linkerbaan blijft plakken, 0,00000001 kilometer harder rijdend dan de vrachtauto die hij inhaalt.
Heilig
Boos, woedend, schuimbekkend, ontploffend. Alle scheldwoorden die ik als rooms-katholiek ken – en geloof me, dat zijn er onheilig veel – lopen in mijn hoofd af. ‘Jij bent dom. Jij bent lelijk. Jij bent traag. Jij kijkt me raar aan. Jij maakt teveel herrie met eten.’ Het gebeurt me allemaal.
Het woordje ‘heilig’ is op mij alleen in die zin van toepassing dat ik het heel erg worden moet, zeker niet omdat ik het al zou zijn. Daarom ben ik zo blij met die sacramenten. Als die een beloning waren voor de heiligen in plaats van een opkikkertje voor losers, kon ik nooit ter communie. Nee, geen avondsmaalmijding voor deze katholiek.
Ein bißchen Frieden zong Nicole tijdens het Eurovisiesongfestival in 1982. Gelukkig voor de niet-Duitssprekenden zong ze ook in andere talen, waaronder het Engels: ‘A little patience and understanding / For our tomorrow a little peace.’ Vrede. Het is een toverwoord. ‘Geef vrede, Heer, geef vrede, de wereld wil slechts strijd,’ dichtte Jan Nooter, ‘de aarde wacht zo lang’. We kunnen het ons slecht voorstellen, een wereld zonder oorlog, zonder slechtheid. ‘Imagine all the people, living life in peace,’ zong John Lennon in 1971, maar ook zijn visie van een religieloze wereld maakte de wereld niet liefdevoller.
De heel-maker
In Galaten 5 is vrede één van de vruchten van de Geest, naast liefde, vreugde, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Het klinkt als een beschrijving van mijn karakter – NOT!
Ik ben blij dat vrede bij de Geest hoort. Als de Vader onze schepper is en de Zoon onze verlosser, dan is hun Geest onze voltooier, onze heel-maker. In het lied Veni creator spiritus (‘Kom Schepper Geest’) staat precies dat: ‘Verlos ons als de vijand woedt, / geef ons de vrede weer voorgoed.’ In elke mis bidden katholieken: ‘Lam Gods, dat wegneemt de zonde der wereld, geef ons de vrede.’
Eerste stap
Vrede, we hebben het zo nodig. En – o cliché der clichés – het begint – helaas – bij jezelf, bij mijzelf. Ik vertaal dat voor mijzelf als ‘sorry zeggen’. ‘Het spijt me’ is echter de moeilijkste zin in de Nederlandse taal. Ik bloed liever dood dan dat ik sorry zeg. Het ligt immers altijd aan die ander. Toch zeg ik het. Niet omdat het kan, maar omdat het moet. Die ook door mij zo verlangde wereldvrede komt geen steek dichterbij als ik op al die anderen moet wachten. De eerste stap is aan mij. Dus buig ik mijn hoofd, steek die hand uit (als dat weer mag natuurlijk) en zeg: ‘Het spijt me, dat had niet mogen gebeuren, dat had ik niet (zo) mogen zeggen’.
Met elke sorry komt de vrede dichterbij. In je eigen hoofd, in je eigen leven, in je gezin, in je werk, in de wereld. En het is niet eens ikzelf die sorry zegt tegen die kassatreuzelaar of die lompe medegelovige. Ik kan dat helemaal niet. Het is de heelmaker die zich van mijn stem bedient en ik kan niet anders dan voor Hem buigen. Niet omdat Hij me dwingt – God dwingt niets en niemand – maar omdat ik weet dat het goed is. Volgens Paulus bidt de Geest zelf voor ons ‘met onuitsprekelijke verzuchtingen’ (Romeinen 8:26, NBG-51). Daar moet ik het mee doen. Gelukkig maar.
Dr. Frank G. Bosman
Cultuurtheoloog en verbonden aan het Tilburg Cobbenhagen Center.