Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
30 mei 2023Pieter J. Lalleman

Het koninkrijk van God in actie

Het lange verhaal in Marcus 5:1-20 speelt zich af in de streek ten oosten van het Meer van Galilea, de Dekapolis (vers 20), een welvarend gebied met voornamelijk niet-Joodse inwoners. Hoofdpersoon naast Jezus is een man die door Jezus wordt bevrijd van onreine geesten. Allereerst vertelt Marcus dat deze mens een gevaar is voor zichzelf en voor anderen. Zelfs ketenen kunnen hem niet in bedwang houden. Zo sterk kan een onreine geest iemand klaarblijkelijk in z’n greep hebben. 

Aan de omgeving waar de man woont kunnen we zien dat hij geen jood is, want voor joden zijn graven onrein (Numeri 19:14-18) en varkens ook (Leviticus 11:7). Bovendien verwijst de man in vers 7 naar God op de manier waarop mensen van buiten het volk van Israël dat doen: 'de allerhoogste God' is een titel die ook wordt gebruikt in Genesis 14:18-22 en Daniël 3:26 en 32

Afweer wordt ommekeer 

De reactie van de man op Jezus' komst lijkt vreemd: hij rent op Hem af, maar wil tegelijkertijd niets met Hem te maken hebben. 'Laat me met rust,' lijkt hij te zeggen. Hij voelt waarschijnlijk Jezus' liefde en acceptatie, maar hij probeert die te vermijden. Het is echter niet ongebruikelijk dat mensen die diep in de problemen zitten zich verzetten tegen hulp die hun wordt aangeboden.  

Toch gaat Jezus niet weg, en door Zijn aanwezigheid wordt de angst van de mens vervangen door vreugde, zijn schaamte door hoop, zijn neiging tot zelfvernietiging door orde en zijn bedreiging door geloof. Geestelijke vernieuwing brengt zo persoonlijke én sociale genezing. Aan het eind van het verhaal laat Jezus hem in zijn eigen land achter: het zaad (Marcus 4) is in goede grond gevallen en zal vrucht dragen. De man kan een getuige zijn voor anderen. 

Duisternis verdreven 

Naast de persoonlijke en sociale zit er zit nog een laag in het verhaal: de politieke. Israël en de omliggende landen waren bezet door de Romeinen. De boze geesten worden Legioen genoemd (vers 9), wat een verwijzing is naar de legioenen Romeinse soldaten, en dus naar Rome als bezettende macht. Het verhaal zit vol dreiging en geweld. Marcus schildert de Romeinse macht zo in donkere kleuren en hij suggereert overeenkomsten tussen de Romeinse soldaten en de onreine geesten. 

Hoewel Jezus zich in niet-Joods gebied bevindt, is Hij niet bang voor het duister. Het evangelie moet overal gehoord worden. Hij ontmoet de zieke man op de plaats waar hij woont. Op andere momenten gaat Jezus om met tollenaars en spreekt Hij vriendelijk met soldaten. Hij komt om genade en redding te brengen, en Hij is geweldloos. De demonen daarentegen vernietigen zichzelf – en uiteindelijk zal dat ook gebeuren met het Romeinse rijk, en met welke wereldmacht dan ook. Ik moet hierbij denken aan de treffende beschrijving van de neiging van Satan om zijn bondgenoten te vernietigen in Brieven uit de hel (The Screwtape Letters) van C.S. Lewis. 

Licht voor de wereld 

In vers 17 reageren de brave burgers van de Dekapolis niet beter dan de bezeten man: 'Laat ons met rust.' Velen hadden de Romeinse bezetting geaccepteerd. Velen profiteerden in economisch opzicht van de bloeiende handel. De eigenaren van de varkens geven meer om hun varkens dan om een medemens. Of zijn ze gewoon bang voor Gods heiligheid? Jezus wil immers de status quo van bezetting, bezit en tirannie verstoren?  

En toch is ook op hen Jesaja 65 van toepassing: 

Al vragen zij niet naar Mij,
toch laat Ik me raadplegen,
en al zoeken ze Mij niet,
toch laat Ik me vinden.
Al roept dit volk mijn naam niet aan,
toch antwoord ik: ‘Hier ben ik, hier ben ik.’

Jesaja 65:1

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons