1e advent | Geen kaalheid zónder glans
Samen zingen, gezelligheid met familie en vrienden, een kerk die tot barstens toe gevuld is… Ook advent en Kerst zien er dit jaar anders uit dan in andere jaren. Hoe kijk je dan toch uit naar het licht dat steeds helderder gaat branden, naar het kind waarmee God ons ‘vrede op aarde’ belooft? Laat je meenemen door de gedachten van vijf theologen van binnen en buiten het NBG over de betekenis van advent en Kerst, juist in deze tijd.
‘We willen nu al de gezelligheid, maar duidelijkheid over de feestdagen is er nog niet’ kopt de NOS bij haar headlines. Tuincentra zagen al ver voor december drukte bij hun kerstshows. ‘Voor sommige mensen kunnen de feestdagen niet vroeg genoeg beginnen’, vertelde kerstboomkweker Jaap Bolhuis aan de NOS.
Ontzegging
Ook ik zag ‘m begin november al staan, toen ik fietsend door mijn woonplaats bij buurtgenoten naar binnen keek: een prachtig opgetuigde kerstboom. Mooi van kunstmatig groen, die kan dus weken mee. Het gaf een gevoel van gezelligheid, wekte in mij verlangen op: ah ja, die tijd van licht komt er aan! Terwijl ik me verder haastte naar mijn afspraak, betrapte ik mezelf er op dat ik zachtjes Stille nacht floot. Vooral het tweede couplet bleef bij me haken.
Hulploos Kind, heilig Kind,
dat zo trouw zondaars mint,
ook voor mij hebt Ge U rijkdom ontzegd,
wordt Ge op stro en in doeken gelegd.
Leer me U danken daarvoor.
Leer me U danken daarvoor.
Het heilig kind ontzegde zichzelf rijkdom voor mij, zingt het lied. De rijkdom van de veelheid, van de luxe. Van een zacht wiegje om in te landen. In een andere orde van grootte, maar zéker: deze Kerst ontzeggen we onszelf en elkaar ook veel. De warme omhelzingen rondom een kerstdiner, het in grote getale zingen van liederen die je door hun nostalgie of juist actualiteit verwarmen. We ontzeggen onszelf die rijkdom uit bescherming van de ander, de kwetsbare. Van het kwetsbare in onszelf. Voor de wereld: de miljoenen. En voor de buurvrouw dichtbij.
Licht dat blijft
Maar die versierde boom in de woonkamer van mijn buurtgenoot vertelt: we blijven de warmte zoeken. En we vinden nieuwe manieren om uit te drukken: in de kaalheid van deze tijd hoeft de glans niet verloren te gaan. We tuigen haar op met wat wél kan. We sturen kaarten naar een vriend of onbekende. We zetten de boom pal vóór het raam zodat we het licht kunnen delen. We steken kaarsen aan – steeds één er bij, steeds méér licht.
Het toont onze hoop. De hoop dat de kaalheid niet het laatste woord heeft. Dat zij slechts tijdelijk is en dat dus nog altijd geldt: Gods belofte van een hemel op aarde. Gods nieuwe wereld.
De schrijver van de brief aan Hebreeën spoort zijn lezers ook aan om die hoop vast te houden. We treffen de auteur aan het eind van de eerste eeuw, als er mensen zijn die hun interesse in het christelijk verhaal dreigen te verliezen. Zij raken de verbinding met de hoop kwijt. De schrijver schrijft een brief in de stijl van de apostel Paulus en spoort de lezer aan:
Laten we zonder te wankelen datgene blijven belijden waarop we hopen, want hij die de belofte heeft gedaan is trouw. Laten we opmerkzaam blijven en elkaar ertoe aansporen lief te hebben en goed te doen.
Hebreeën 10:23-24, NBV
In die moeilijke tijden van volhouden, geeft deze schrijver een dringend advies. Houd de hoop hoog. Wees opmerkzaam, zodat je de juiste keuzes maakt. En: spoor elkaar aan om lief te hebben en goed te doen. Dat zijn woorden die we deze dagen vaker horen: van anderen en in onszelf. Wat bij de uitvoering moed kan geven, is het geloof dat ook in tijden van schaduw God je niet verlaat.
God geeft licht, maakt leven lichter. Laten we onszelf en zeker ook anderen omringen met licht. In onze bomen, in onze harten. Ooit gevonden in een stille nacht, heilige nacht.
Anne-Meta Kobes
Predikant in de Protestantse Gemeente Heerenveen – Trinitas
Deze blog is de eerste in een serie van vijf.
Op zoek naar meer adventsinspiratie? Schrijf je in Mijn Bijbel in voor het digitale leesplan Vrede op aarde