Rentmeesterschap?
Veel gelovigen zijn opgegroeid met het idee dat de mens ‘rentmeester’ is over de aarde. Zoals een rentmeester zorg draagt voor het land van zijn heer, zo heeft de mens de taak om Gods schepping zorgvuldig te beheren. Staat het zo niet in de Bijbel, bijvoorbeeld in Genesis 1-2 en in Psalm 8? Het verrassende antwoord is: nee.
Nergens in de Bijbel wordt dit beeld gebruikt om onze verantwoordelijkheid tegenover de schepping te verwoorden. Het beeld van de rentmeester komt wel in de Bijbel voor, maar alleen in andere verbanden en telkens in het Nieuwe Testament, bijvoorbeeld als vertaling van het Griekse woord oikonomos. Daar is de rentmeester degene die de bezittingen beheert van een vermogende heer.
De strekking van Genesis 2:15
Dat het in de Bijbel niet op die manier gebruikt wordt, betekent nog niet dat het begrip ‘rentmeester’ onbruikbaar is om onze ecologische verantwoordelijkheid uit te drukken. Een begrip of beeld hoeft niet in de Bijbel voor te komen om toch raak weer te kunnen geven wat daarin gezegd wordt. Op deze manier gebruikte Johannes Calvijn in zijn commentaar op Genesis het begrip om de strekking van Genesis 2:15 uit te leggen. Dat Adam hier aangesteld wordt om de hof van Eden te bewerken en onderhouden, zegt Calvijn, betekent voor ons dat we zó omgaan met de grond die ons is toevertrouwd, dat we die in goede staat doorgeven aan ons nageslacht. Want ieder moet bedenken ‘dat hij over alles wat hij bezit, de rentmeester Gods is’.
Dienend heersen
In Calvijns beeld worden belangrijke Bijbelse ideeën samengevat. Niet alleen over onze omgang met geld en bezit, maar ook met de grond die ons is toevertrouwd. De aarde is van God (Ps. 24:1), wij hebben haar in bruikleen gekregen. En als we geroepen worden erover te ‘heersen’ (Gen. 1:28; Ps. 8:7), dan is dat volgens Bijbelse termen per definitie een ‘dienend’ heersen, een in beheer nemen om tot bloei te brengen en tot zijn recht te laten komen. Blijkbaar doet de natuur er dus toe. En de mens heeft als enige soort de roeping om er goede zorg voor te dragen, in het besef daarvoor ooit verantwoording af te moeten leggen aan de eigenaar. Daarbij moeten we niet denken dat we een hoge plaats innemen; de rentmeester was meestal ook maar een tot slaaf gemaakte.
Verraderlijk concept?
De laatste jaren is er in kringen van christelijke (eco)theologen groeiende kritiek op dit gebruik van de rentmeester-metafoor. Drie punten springen eruit.
- Allereerst stelt het rentmeester-beeld de mens niet alleen in het middelpunt van de schepping, maar ook nog erbóven. De mens geldt als ‘kroon van de schepping’ (iets dat niet zo in de Bijbel staat) en dat suggereert dat wij de baas zijn over de wereld – weliswaar onder God, maar toch.
- Ten tweede is rentmeesterschap vooral een managementfunctie: de rentmeester moet van alles doen om de zaak winstgevend te maken. Maar dat winstbejag van ons verergert de zaak alleen maar. De natuur zou er geweldig bij gebaat zijn als wij eens een tijdlang ‘niets’ deden.
- Ten derde suggereert het beeld van de rentmeester dat de natuur alleen maar instrumentele betekenis heeft: ze is er om door ons ontgonnen te worden, in plaats van intrinsieke waarde te hebben voor God, puur door er te zijn. Om dit soort redenen zien sommige christenen het begrip rentmeesterschap als een ‘verraderlijk concept’. Zij zoeken naar andere metaforen, die de mens meer als één met de natuur zien.
Wederzijds afhankelijk
Interessant is intussen dat in seculiere kringen het beeld van de mens als rentmeester juist steeds meer (h)erkenning vindt. Daar wordt het zo uitgelegd dat de mens in elk geval verantwoording schuldig is voor zijn omgang met de natuur – misschien dan wel niet tegenover God, maar dan toch tegenover het nageslacht. We hebben de aarde in bruikleen van onze (klein)kinderen, en moeten haar daarom (zoals Calvijn al zei) ongeschonden aan hen overdragen. Onze omgang met de aarde is dus niet vrijblijvend.
Beter dan het beeld van de mens als rentmeester over de aarde af te schaffen, lijkt het dan ook het aan te vullen – en wel met beelden die sterker de eenheid en onderlinge afhankelijkheid uitdrukken van mens en natuur (of preciezer gezegd: van de mens en de niet-menselijke natuur, want we maken zelf ook deel uit van de natuur).
Prof. dr. G. van den Brink is hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en doet onderzoek naar de verhouding van geloof, theologie en (natuur)wetenschap.
Bronvermelding
Dit is een topic uit de Bijbel met bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap die dit najaar bij het NBG verschijnt, zie de introductie door Anne-Mareike Schol-Wetter
Gijsbert van den Brink, ‘Rentmeesterschap?’ in: Met Andere Woorden 41/2 (oktober 2022), 70-71.
Vakblad Met andere woorden
Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.