Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Geiten en schapen in de Bijbel

Het landschap en klimaat van Israël waren geschikt voor het houden van geiten. Geiten eten vooral bladeren en struiken en kunnen dus goed overleven in droog en woestijnachtig gebied waar maar weinig gras groeit. Bovendien kunnen zij zich prima voortbewegen op rotsachtig terrein.
Het houden van schapen was iets minder eenvoudig. Schapen zijn kieskeurig dan geiten en eten voornamelijk gras. Bovendien grazen schapen graag in vlakke dalen in plaats van rond te struinen door rotsachtig gebied. Daarom kostte het schaapherders vaak meer moeite om een geschikte plek voor hun kudde te vinden.

Geiten

Geiten werden gehouden voor vlees en melk, maar ook bijvoorbeeld voor hun haar. Geitenhaar werd gebruikt om tenten en warme mantels van te weven of om kussens en zadels mee te vullen (Exodus 35:26). Van de huid van de geit maakte men onder andere kleden en kledingstukken. Samen met het schaap behoorde de geit tot de belangrijkste offerdieren.

Schapen

Schapen werden vooral gehouden voor de wol, maar ook voor hun vlees, melk, huid en hoorns. Van de wol werd kleding gemaakt en er werd uitgebreid in gehandeld. De schapen werden geschoren na het zomerse weidseizoen.
Hoorns van rammen dienden als kruiken (bijvoorbeeld voor olie) en als muziekinstrument (de ‘ramshoorn’). Stukjes van de hoorn werden gebruikt als handgrepen van messen en om sieraden van te maken. Lammeren werden vaak bestemd voor de offerdienst.

Vetstaartschaap

De schapen in het Oude Israël behoorden waarschijnlijk tot het ras van het ‘vetstaartschaap’. Deze schapen hebben dikke staarten waar ze in vruchtbare tijden vet in opslaan voor droge tijden. De staart werd in Israël gegeten als delicatesse (Exodus 29:22).

Geiten en schapen samen

Het had voordelen om geiten en schapen in één kudde te houden. Geiten gaan namelijk actief en zelfbewust op zoek naar voedsel, terwijl schapen schuw en volgzaam zijn en de neiging hebben om bij elkaar te blijven. Geiten hebben ook een beter gevoel voor richting dan schapen. De herder zorgde er daarom voor dat de geiten vóór de schapen uitliepen zodat zij de richting voor de schapen aan konden geven.

Geiten en schapen gescheiden

Soms was het nodig om de schapen en geiten van elkaar te scheiden, bijvoorbeeld als de geiten gemolken moesten worden. Voor het scheiden van de dieren gebruikte de herder zijn staf, waarbij hij de schapen de ene kant op stuurde en de geiten de andere kant. Een tekst die hiernaar verwijst is Matteüs 25:32.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons