Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Godsdiensten in de oudheid

In de Bijbel wordt regelmatig gesproken over godsdiensten van andere volken, zoals de Kanaänitische, de Mesopotamische en de Egyptische godsdienst. Die godsdiensten verschilden van elkaar, maar ze hadden ook een aantal kenmerken gemeenschappelijk:

  1. 1.Ze waren polytheïstisch.
  2. 2.Ze waren gericht op het hier en nu.
  3. 3.Ze draaiden niet om de juiste leer, maar om de juiste religieuze handelingen.
  4. 4.Ze hadden elk hun eigen mythologie.

Polytheïsme

De meeste godsdiensten in de oudheid waren polytheïstisch. Polytheïsme houdt in: de verering van meerdere goden. Samen zorgden deze goden voor de orde in de wereld, de natuur en de kosmos als geheel.

Andere kenmerken van het polytheïsme waren:

  • De godsdienst had een lokaal karakter. Een god was niet overal hetzelfde, maar werd in verschillende steden op verschillende manieren verbeeld en vereerd.
  • Er was ook geen overkoepelende organisatie met een vaste leer. Rituelen (offers, processies en feesten) hadden overal hun eigen bijzonderheden.
  • De godenwereld was niet afgebakend, maar open: er konden nieuwe goden bij komen als daar behoefte aan was.

Polytheïsme staat tegenover monotheïsme, de verering van één God.

Godsdienst gericht op het hier en nu

Godsdienst was bedoeld om het leven hier en nu beter en draaglijker te maken. Het ging niet over een ideale manier van met elkaar omgaan of over hoop op een ideale wereld.

De juiste godsdienstige handelingen

In antieke godsdiensten draaide het niet om de ‘ware leer’, maar om de juiste godsdienstige handelingen. In het dagelijkse leven van de stad speelde de cultus van de goden een belangrijke rol. De goden moesten keurig verzorgd worden; ze kregen het beste eten en drinken, en de mooiste geschenken. Zo deden de mensen hun best om het de goden naar de zin te maken. Het onderhouden van de cultus–oftewel het verzorgen van de goden–was een zeer belangrijke taak van de mensen.

Mythologie

Tussen de goden bestaan relaties: ze zijn vader en zoon, man en vrouw, broer en zus. Die onderlinge verhoudingen komen naar voren in mythes (verhalen over de goden). Daarin worden de goden aan de ene kant op een menselijke manier beschreven: ze worden gedreven door liefde, woede of jaloezie, en zijn uit op oorlog en macht. Maar de schaal waarop alles zich afspeelt, is bovenmenselijk: de goden van de mythes zijn een soort supermensen.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons