De stammen van Israël
Het volk van Israël wordt in de Bijbel verdeeld in twaalf stammen. Een stam is de grootste groep mensen die bij elkaar hoorde in de wereld van het Oude Testament. De mensen van een stam zijn op de een of andere manier aan elkaar verwant.
Structuur
Een stam werd geleid door een raad van wijze mannen.
Elke stam was onderverdeeld in geslachten
Twaalf stammen
De twaalf stammen worden in verband gebracht met de zonen van Jakob
De stam Jozef heeft echter nooit zo bestaan, in plaats daarvan werden Jozefs zonen Manasse
Twaalf gebieden
Bij de verovering van Kanaän kreeg elke stam door Jozua
Omdat de stammen Manasse en Efraïm beide wel een gebied kregen, waren er toch twaalf gebieden.
Noordelijke en zuidelijke rijk
Toen het rijk Israël na de dood van koning Salomo
Het zuidelijke rijk bestond uit de stam Juda. Officieel hoorde ook Simeon bij het zuidelijke rijk, maar deze stam wordt na de landverdeling nauwelijks meer genoemd.
Stammen in het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament speelt de stam een steeds kleinere rol. Alleen als benaming van iemands afstamming is het wel belangrijk.