Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

De instelling van het avondmaal

De ‘instelling’ van het avondmaal vindt plaats als Jezus, vlak voor zijn dood, met zijn leerlingen in Jeruzalem is om Pesach te vieren. Tijdens de maaltijd breekt hij brood en deelt hij wijn rond.

Instellingswoorden

Op vier plaatsen in het Nieuwe Testament zijn passages te vinden die bekendstaan als de ‘instellingswoorden van het avondmaal’:

  • Matteüs 26:26-29
  • Marcus 14:22-25
  • Lucas 22:14-20
  • 1 Korintiërs 11:23-26

Matteüs, Marcus, Lucas en Paulus

Er bestaan in het Nieuwe Testament verschillende beschrijvingen van de instelling van het avondmaal. Belangrijke verschillen tussen de beschrijvingen in Marcus, Matteüs, Lucas en de brieven van Paulus zijn bijvoorbeeld:

  • In de evangeliën van Matteüs en Marcus ontbreekt de aansporing die wel bij Lucas en Paulus te vinden is: ‘Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ Strikt genomen kan bij Marcus en Matteüs dan ook niet gesproken worden over de ‘instelling van het avondmaal’.
  • Bij Matteüs en Marcus laat Jezus tijdens de maaltijd een beker rondgaan, bij Paulus doet hij dat na de maaltijd.
  • Bij Lucas laat Jezus twee keer een beker rondgaan, één tijdens de maaltijd en één na de maaltijd. Bij de anderen doet Jezus dat maar één keer.

Johannes

Ook in het vierde evangelie staat een uitvoerige beschrijving van de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen Johannes 13:1-30. Maar daar zijn geen instellingswoorden te vinden.
Als enige van de vier evangelisten vertelt Johannes dat Jezus aan het begin van de maaltijd de voeten van zijn leerlingen wast. Deze voetwassing is een veelzeggend gebaar: de heer wordt een knecht. Zo geeft Jezus zijn leerlingen een voorbeeld van de manier waarop zij met elkaar moeten omgaan.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons