Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Goden en geesten in de Bijbel

In het Oude Nabije Oosten had elk land, elke stad en elke clan zijn eigen goden. Er werd onderscheid gemaakt tussen hogere goden, lagere goden en geesten.

Pantheon

De goden behoorden tot een groter verband, net zoals mensen deel uitmaken van een familie. Aan het hoofd van de verzameling goden (ook wel ‘pantheon’ genoemd) stond de oppergod. De belangrijke goden waren zijn zonen. Zij vormden de godenvergadering, waar alle besluiten genomen werden. Welke goden bij de godenvergadering hoorden en wie het hoofd van de vergadering was, verschilde per tijd en plaats.

Lagere goden en geesten

Behalve de belangrijke goden waren er veel goden die minder belangrijk waren. Deze lagere goden waren meestal helpers of boodschappers van de grote goden. En verder waren er geesten, zoals demonen en geesten van voorouders. De grens tussen geesten en lagere goden is niet altijd scherp te trekken.

Het verschil tussen mensen en goden

Goden werden meestal menselijk beschreven. Ze hebben ogen, oren, handen en een mond, en ze kennen gevoelens als vreugde, jaloezie en woede. Het verschil met de mensen is dat de goden veel groter, machtiger en wijzer zijn. Bovendien zijn de goden, in tegenstelling tot de mensen, onsterfelijk.

De god als koning

Het pantheon van een land of stad werd voorgesteld als een koninklijk hof, met aan het hoofd de koning en daaromheen zijn hofhouding. De hoogste god zit dus de godenvergadering voor, zoals een koning de raad voorzit. De god woont als een koning in een paleis en zit daar op zijn troon. Een aardse tempel werd gezien als een exacte kopie van de hemelse tempel van de god. Zo troonde de god in de hemel en op aarde. Gewone mensen stelden zich tegenover de hoogste god net zo op als tegenover de koning: vol eerbied en trouw.

Vreemde goden in de Bijbel

In het Oude Testament wordt het bestaan van andere goden niet ontkend (zie bijvoorbeeld Rechters 11:24). Het idee dat er slechts één God bestaat, is van later datum. Maar het wordt de Israëlieten verboden om die andere goden te dienen. De God van Israël verdraagt geen andere goden naast zich (zie onder meer Exodus 20:1-6). Andere goden dan de God van Israël zijn per definitie vreemde goden. Vaak spreekt de Bijbel heel algemeen over ‘de goden’ of ‘vreemde goden’. Soms worden ze bij name genoemd.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.9
Volg ons