Geld in het Oude Nabije Oosten
Voordat er in de oudheid geld gebruikt werd, waren er al voorlopers van munten.
Voorlopers van munten
Al vroeg in de Bronstijd (3000-2000 voor Christus) ontstond er in het Oude Nabije Oosten een standaard betaalmiddel in de vorm van stukken metaal. Meestal gebruikte men daar zilver voor, maar soms ook goud of koper. Er werd dan een staafje of een ring gemaakt van zilver (dat heet een ingot), dat nauwkeurig gewogen werd om als waardestandaard te dienen. Zo ontstond er een voorloper van munten.
In plaats van deze staafjes of ringen werden soms ronde steentjes gebruikt. Ook die waren nauwkeurig gewogen, zodat ze als standaard konden dienen.
Iedere stad of staat had zijn eigen standaard
Het betalingsverkeer bleef echter veel problemen houden, vooral bij handel buiten het eigen gebied. Steden en staten hadden vaak een eigen standaard, zodat er telkens omgerekend of gewogen moest worden. Daarom wilden de Perzen en Grieken in hun grote rijken een algemeen geldende standaard invoeren, in de vorm van munten. Maar ook deze eerste munten konden nog steeds erg verschillen in gewicht en metaalkwaliteit. Daarom moest alle munten altijd gewogen worden.
De eerste munten
De eerste munten ontstonden rond 625 voor Christus in Lydië, in het westen van Klein-Azië. Ze werden in het begin aan één kant ‘gestempeld’, maar al gauw gebeurde dat aan beide kanten. De stempels gaven aan dat de munten een gecontroleerde en vastgestelde waarde hadden. Het slaan van munten viel onder de verantwoordelijkheid van de koning.