Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Invalshoek bij Johannes 20:1-10: Geloven en zien

Door je te verdiepen in hoe de leerlingen van Jezus tot het inzicht komen dat Hij uit de dood is opgestaan, kun je in een preek ingaan op vragen als:

  • Wat zouden wij doen als we in de schoenen gaan staan van Maria, de geliefde leerling of Petrus?
  • Hoe kijken wij naar de wereld om ons heen als we dat doen door de lens van Jezus’ opstanding, zijn overwinning op de dood, de duisternis en het kwaad?

Geloven en zien 

Zoals bijna alles wat we lezen in het Evangelie volgens Johannes, heeft ook het verhaal van de opstanding meer dan één laag. De bovenste laag is die van het verhaal zoals we het op het eerste gezicht lezen: de geschiedenis van de opstanding van Jezus, en het verhaal van de leerlingen die het graf van Jezus bezoeken. Maar daaronder zit een tweede laag: de betekenis die de schrijver ons als lezers/hoorders wil meegeven. 

Om die diepere laag in dit verhaal te ontdekken, kun je bij het lezen letten op de woorden ‘zien’ en ‘kijken’. Je kunt je daarbij afvragen om wat voor soort ‘zien’ het gaat: gaat het om het ‘zien’ van zichtbare feiten, of gaat het om inzicht in wat de feiten betekenen? De personen uit het verhaal zien alle drie verschillende dingen, en ze hebben allemaal een andere visie op de betekenis van wat ze zien. Tegelijkertijd klinkt het perspectief van de lezer mee: zij of hij weet al dat hier verteld wordt over Jezus die uit de dood is opgestaan. 

Johannes laat de lezer meekijken vanuit verschillende posities: eerst kijk je mee met de onthutste Maria, die ontdekt dat de steen is weggehaald. Vervolgens kijk je samen met de (niet bij naam genoemde) leerling vanaf de ingang het graf in en dan zie je via Simon Petrus de binnenkant van het graf. Wat ieder van hen ziet bouwt voort op wat degene daarvoor gezien heeft. Na Petrus komt de andere leerling het graf in, hij ziet en gelooft. Na hun vertrek laat Johannes de lezer weer met Maria meekijken, die uiteindelijk Jezus als de opgestane Heer herkent. Wat betekenen deze verschillende manieren van zien?

Het zien van Maria van Magdala 

Eerst laat Johannes ons meekijken met Maria van Magdala. Zij is in het Evangelie volgens Johannes degene die ontdekt dat er met het graf van Jezus iets vreemds aan de hand is. Zij gaat heel vroeg in de ochtend naar het graf. Wat ziet zij? Ze komt bij het graf en ziet dat de steen voor het graf is weggehaald. Voor de schrijver en voor ons als lezers is dit aanwijzing één voor de opstanding: de steen is weggerold. 

Maar voor Maria is dit anders. Ze beleeft angstige momenten als ze het ontdekt. Zij denkt dat het lichaam is weggehaald door grafrovers. Ze reageert verdrietig op die ontdekking. Ze ziet dat er iets gebeurd is, maar ze interpreteert het verkeerd. De angst en het verdriet vertroebelen haar beeld. 

Het zien van de eerste leerling (1) 

Maria besluit hulp te gaan halen. Ze vertelt in vers 2 aan twee andere leerlingen van Jezus wat ze gezien heeft: Simon Petrus, en de leerling van wie Jezus veel hield. Onze blik verschuift naar hen.

Wie is deze naamloze leerling? Veel Bijbelwetenschappers denken dat de schrijver van het evangelie hier de leerling Johannes mee bedoelt. Sommigen zeggen dat Johannes zelf het evangelie geschreven heeft, anderen zeggen dat de schrijver zijn boek aan deze leerling toeschrijft. Volgens het boek is deze leerling zeer vertrouwd met Jezus. In het Evangelie volgens Johannes wordt hij voor het eerst genoemd in Johannes 13:23. Hier staat meer letterlijk vertaald dat hij aanlag ‘tegen de boezem van Jezus’, de plaats rechts van Hem, de plaats voor zijn vertrouweling. In Johannes 1:18 wordt een vergelijkbare frase gebruikt om de nabijheid tussen de Zoon en de Vader aan te duiden. Waarom noemt de evangelist deze leerling niet bij naam? Het weglaten van de naam zorgt er literair gezien in elk geval voor dat de figuur van de geliefde leerling uitnodigt om je in hem in te leven en net zo te gaan geloven als deze leerling.

Als Maria bij hen komt, bedenken de twee leerlingen zich geen moment. Ze gaan snel poolshoogte nemen bij het graf; ze rennen ernaar toe (zie aantekening bij vers 3). In vers 4 lezen we dat de geliefde leerling als eerste aankomt. Hij gaat een stapje verder dan Maria: hij kijkt door de ingang naar binnen. Maar het graf zelf gaat hij nog niet in. Wij kijken als het ware over zijn schouder mee de schemer van het graf in. Deze leerling ziet iets nieuws, namelijk de linnen doeken die in het graf liggen. Voor ons als lezers is dit aanwijzing twee voor de opstanding: niet alleen is het graf open, maar ook is het lichaam weg, terwijl de linnen doeken waarmee het omwikkeld was er nog liggen. Maar dit inzicht is er bij de actoren in het verhaal nog niet.

Het zien van Petrus 

Nu verleggen we onze blik naar Petrus. De geliefde leerling toont zijn respect voor Petrus door op hem te wachten. Petrus gaat wel naar binnen (vers 6-7). Ook hij ziet in het graf de linnen doeken liggen. Maar dat niet alleen. Hij ziet ook de doek liggen die over Jezus’ hoofd lag, waarmee men bij overledenen altijd het hoofd bedekte. Vers 7 vermeldt expliciet dat de doek netjes opgerold ligt. Tot nu toe wisten we als lezers alleen dat het graf open was en dat het lichaam weg was. Deze derde aanwijzing van de opstanding is heel belangrijk: de doek die Jezus’ hoofd bedekt had, is netjes opgevouwen. Nu weten we als lezers zeker dat Jezus’ lichaam niet is geroofd uit het graf. Jezus had de doek niet meer nodig, omdat Hij is opgestaan. Petrus ziet dit allemaal weliswaar ook, maar hij ‘doorziet’ het nog niet. Hij begrijpt nog niet wat er gebeurd is.

Het zien van de eerste leerling (2) 

Dan gaat de eerste leerling ook het graf binnen. En, staat er dan in vers 8, ‘hij ziet het en gelooft’. Dit is de cruciale mededeling in de hele passage. De geliefde leerling kijkt anders dan Petrus. De doeken en de opgevouwen hoofddoek zijn voor hem bewijs genoeg: hij ziet en gelooft dat Jezus uit de dood is opgestaan (zie aantekening bij vers 7-8). Hij begrijpt het snelst van de drie leerlingen wat er is gebeurd en heeft genoeg gezien om te kunnen geloven. Tegelijkertijd wijst vers 9 vooruit naar iets wat Jezus tegen het eind van dit hoofdstuk tegen de leerling Tomas zal zeggen. Tomas gelooft dat Jezus is opgestaan als hij Hem concreet gezien en aangeraakt heeft (Joh. 20:24-28). Maar, zo zegt Jezus tegen Tomas, ‘Omdat je Me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ Zoals uiteindelijk wij, de lezers van dit evangelie, genoeg zullen moeten hebben aan dit geschreven getuigenis.

Het vervolg: het zien van Maria (2) 

De cirkel van deze passage is in feite pas rond als we ook weer zijn teruggekeerd bij Maria. In een intense scène wordt beschreven hoe door haar verdriet heen het inzicht komt dat Jezus is opgestaan. In Johannes 20:11-18 volgen voor de lezer nog de aanwijzingen van twee engelen in het graf, de fysieke verschijning van Jezus en het moment dat Hij Maria bij haar naam aanspreekt. In dit artikel uit Met Andere Woorden en in deze Bijbelstudie worden een aantal aspecten van dit gedeelte nader uitgediept.

Extra achtergrond: het graf 

Om het verhaal uit Johannes 20 beter te begrijpen, is het goed iets te weten van de manieren van begraven in de tijd van Jezus. Als iemand stierf, werden rijkere mensen in een rotsgraf gelegd (zie deze toelichting voor andere mogelijke vormen van begraven). Er konden in zo’n graf meerdere lichamen begraven worden. In Johannes 19:41 lezen we dat Jezus’ graf nieuw is: voordat Jezus er begraven werd, was er nog nooit iemand begraven. Voor de eerste lezers is dat een relevante opmerking: zij hadden een graf voor ogen waar gedurende vele jaren diverse mensen begraven konden worden. Jezus’ lichaam werd in een helemaal nieuw graf gelegd, als eerste. 

Het graf werd afgedicht met stenen of een speciaal op formaat gemaakte sluitsteen. Dit zorgde ervoor dat er geen wilde dieren naar binnen konden. In Johannes 20:1 lezen we dat de steen van het graf weggehaald is. Dit was heel ongewoon – de steen werd alleen weggehaald als er een (her)begrafenis plaatsvond (wat nu niet het geval kon zijn omdat Maria in de vroege ochtend bij het graf komt).

Artikelen

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons