Invalshoek 3 bij Johannes 13:1-17: Reiniging
Door je te verdiepen in hoe de voetwassing verbonden is met de doop, kun je in een preek ingaan op vragen als:
- Hoe weten we ons verbonden met Jezus?
- Hoe verhoudt de éénmaligheid van de doop zich tot de dagelijkse gelovige praktijk?
Voetwassing, reinheid en de doop
Rituele reinheid
In Johannes 13:10 spreekt Jezus over het verband tussen ‘baden’, ‘de voeten wassen’ en ‘rein zijn’. Vanaf de vroege kerk hebben uitleggers in deze passage ook een voorafschaduwing van de doop gezien. Over de betekenis van de reinheid door het baden en de voetwassing wordt door uitleggers verschillend gedacht.
‘Reinheid’ gaat niet alleen over schoonmaken, maar ook over rituele reinheid. In die tijd moest je, voordat je de tempel mocht binnengaan, eerst een bad nemen om de onreinheid van je af te wassen. Daarom moest men ‘al vóór het feest naar Jeruzalem om zich te reinigen’ (Joh. 11:55). Petrus verbindt de voetwassing met dat ritueel en wil dan graag dat Jezus hem helemaal wast. Hij doorziet niet dat de voetwassing een diepere betekenis heeft. Petrus’ vergissing wordt door Jezus gebruikt om zijn leerlingen iets duidelijk te maken: als iemand een reinigingsbad had genomen maar onderweg naar de tempel opnieuw stoffig werd, hoefde hij bij de tempel alleen nog zijn voeten te wassen; hij hoefde niet opnieuw een heel bad te nemen. Net zo hoeven de leerlingen, die omdat ze bij Jezus horen al helemaal rein zijn, alleen hun voeten te laten wassen.
Binnen het Evangelie volgens Johannes kan de reinheid van de leerlingen als volgt worden uitgelegd. In Johannes 15:3 zegt Jezus dat de leerlingen ‘rein’ zijn ‘door alles wat Ik jullie gezegd heb’. Door geloof in Jezus’ woorden, ‘die eeuwig leven geven’ (Joh. 6:68), horen de leerlingen bij Jezus en zijn ze rein. De voetwassing zou dan kunnen slaan op de dagelijkse bekering van de leerlingen. Zij hoeven zich alleen nog dagelijks zelf te reinigen: dagelijks te leven uit de reiniging die de Heer hun schenkt.
Een andere uitleg betrekt de voetwassing op Jezus’ dood. In de verzen 12-17 duidt Jezus de voetwassing als een voorbeeld voor de leerlingen. Dit is één aspect van Jezus’ handeling. Met name uit de vers 1 en vers 8 blijkt dat de voetwassing symbool staat voor Jezus’ liefde tot het uiterste, zijn bereidheid te sterven voor wie Hem toebehoren. Zoals Jezus door het werk van een slaaf te doen
Door te zeggen dat het voor de leerlingen nodig is dat Jezus hun voeten wast, zegt Jezus: alleen in afhankelijkheid van en in verbondenheid met Jezus’ lijden en dood zullen zij kunnen delen in Jezus’ luisterrijke majesteit en het ware leven.
Petrus begrijpt dit alles niet en wil niet dat Jezus zijn voeten wast. Maar dan zegt Jezus: ‘Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij Mij horen.’ Vervolgens wil Petrus dat Jezus hem helemaal wast (vers 9). Alsof hij extra ‘goede dingen’ krijgt als Jezus hem overal schoonwast. Zo is het niet, zegt Jezus: als je voeten schoongemaakt zijn (lees: als je oprecht Jezus volgt en Hem toelaat in je leven), dan hoor je erbij. Dat is genoeg.
De doop
In de context van het Evangelie volgens Johannes gaat het beeld van het baden en de voetwassing over een leermoment voor de leerlingen vlak vóór Jezus’ dood. Maar het is niet vreemd dat de uitleg sinds de vroege kerk een verband legt met de doop. Die wordt in het Nieuwe Testament vaker een bad genoemd waardoor je je zonden wegwast (bijv. Hand. 22:16; Tit. 3:5) en bezegelt de verbinding met Jezus’ dood en opstanding.
In Romeinen 6:3-4 laat Paulus goed zien hoe de eerste christenen tegen de doop aankeken:
Dankzij zijn dood en opstanding was er vergeving van zonden mogelijk, en werden onrechtvaardigen gered (1 Petr. 3:18). Bij de doop werd de gelovige gereinigd van zonde en rechtvaardig verklaard (1 Kor. 6:11; Tit. 3:5).
In het verhaal van Johannes is Jezus dus enerzijds als een slaaf
Bron van deze laatste zin: Studiebijbel in Perspectief