Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Context en aantekeningen bij Marcus 12:28-34

Hier vind je informatie over de context van Marcus 12:28-34 en aantekeningen bij de tekst.

Het Evangelie volgens Marcus als geheel

Meer over de opbouw, stijl, centrale thema's en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Marcus vind je in deze Inleiding op het Evangelie volgens Marcus. Dit evangelie is opgebouwd in twee hoofdgedeeltes:

1:1-13

Titel en proloog

1:14-8:26

Eerste deel: 
Wonderen van Jezus, reacties van de leerlingen, de familie,
de tegenstanders en het volk op Jezus
Vaak wordt het eerste deel verder opgedeeld in drie of meer delen:
bijvoorbeeld 1:14-3:6; 3:7-6:6 en 6:7-8:26.

8:27-16:8

Tweede deel:
Verdere ontwikkelingen vanuit het perspectief van het (komende) lijden
Het tweede deel bestaat uit drie onderdelen:
8:27-10:52: lijdensaankondigingen op weg naar Jeruzalem
11:1-13:37: aankomst en optreden in Jeruzalem
14:1-16:8: het verhaal van Jezus’ lijden en overwinning

16:9-20

Latere toevoeging met een afsluitende reeks verschijningen

hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Plek van deze passage in het geheel

Marcus 12:18-27 is het derde in een reeks leergesprekken in de tempel. Eerst gaan ‘de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten van het volk’ met Jezus in discussie, waarop Jezus reageert met een gelijkenis (Marc. 11:27-12:12). Dan volgen leergesprekken met vertegenwoordigers van diverse Joodse stromingen: ‘enkele farizeeën en herodianen’ (Marc. 12:13-17), ‘enkele sadduceeën’ (Marc. 12:18-27) en een schriftgeleerde (12:28-34). Ten slotte geeft Jezus onderricht aan de gewone mensen (Marc. 12:35-44). Jezus’ verblijf in de tempel biedt de evangelist de gelegenheid om Hem in gesprek te laten gaan met Joodse tijdgenoten met verschillende overtuigingen.

Eigen accenten Marcus, in vergelijking met Matteüs en Lucas

Deze passage komt ook voor bij de andere synoptische evangeliën, namelijk in Matteüs 22:34-40, waarbij Marcus en Matteüs elk eigen accenten leggen.

  • Bij Marcus heeft de passage het karakter van een welwillende dialoog tussen wijzen.
  • Bij Matteüs stelt een farizese wetgeleerde Jezus op de proef. Lucas laat dit stuk waarschijnlijk weg omdat hij het als een verdubbeling zag van wat hij in Lucas 10:25-28 had opgeschreven. Daar gaat het ook over een wetgeleerde die Jezus op de proef wilde stellen en de samenvatting van de wet.

Aantekeningen

Bij vers 28:

  • Een van de schriftgeleerden: de man is oprecht geïnteresseerd in Jezus’ wijsheid en gaat graag in gesprek.
  • het belangrijkste gebod: de vraag naar de mogelijkheid om een rangorde in de geboden aan te brengen, was onder de farizeeën een onderwerp van discussie. De wetgeleerde Hillel, die rond het begin van de jaartelling leefde, werd eens met een soortgelijke vraag geconfronteerd. Hij vatte de wet samen in de uitspraak ‘Dat wat je zelf verafschuwt, doe dat ook niet bij een ander’ (b. Sjabb. 31a; vgl. Tob. 4:15; Mat. 7:12).

Bij vers 29-31:

  • Het voornaamste (…) En daarna komt: het gaat in deze passage bij de woorden ‘eerste’ en ‘tweede’ (zoals het letterlijk in het Grieks staat) niet om een simpele telling. Het betreft hier niet het eerste en tweede gebod van een reeks, maar het gaat om een discussie over het voornaamste gebod. Daarnaast speelt hier een logische moeilijkheid. Het gebod genoemd in Marcus 12:29-30 is het belangrijkste (dát was de vraag). Jezus vult dit aan met een tweede gebod. ‘Het belangrijkste gebod’ en het ‘tweede (d.w.z. op een na belangrijkste) gebod’ zijn allebei weer belangrijker dan welk ander gebod dan ook (zie vers 31b). De (Herziene) Statenvertaling vult echter Marcus 12:31 aan vanuit Matteüs 22:39: ‘En het tweede [aan dit] gelijk, [is] dit’ (eigenlijk moet ‘gelijk’ hier ook tussen haken staan). Maar in Marcus noemt Jezus niet een tweede, even belangrijk gebod, maar een gebod dat in rangorde op de tweede plaats staat. In de NBV uit 2004 was ervoor gekozen de bovengenoemde gedachtegang weer te geven met ‘Het op een na belangrijkste is dit’. Dit leidde soms tot verbaasde reacties. De formulering in de vertaling trok nogal de aandacht, terwijl er in het Grieks heel gewoon staat: ‘Het tweede (gebod) is dit’. Daarom is in de NBV21 gekozen voor een onopvallender formulering: ‘En daarna komt dit’.
  • Luister, Israël: Hebreeuws sjema; het Hebreeuwse woord werd de naam van een gebed bestaande uit Deuteronomium 6:4-9; 11:13-21 (vgl. Num. 15:37-41), dat volgens de Joodse gebruiken tweemaal per dag werd gebeden. Jezus laat aan het gebod om God lief te hebben een monotheïstische belijdenis voorafgaan. Er is geen andere god om lief te hebben.
  • heb de Heer, uw God, lief (…) Heb uw naaste lief: de combinatie van Deuteronomium 6:4-5 en Leviticus 19:18 komt in de Joodse literatuur niet eerder voor. Wel volgt de combinatie de Joodse uitlegregel gezera sjawa, het verbinden van teksten met behulp van een sleutelwoord. Hier is dat ‘liefhebben’. Het onderbrengen van de geboden in twee hoofddeugden is typisch voor de Griekse filosofie van die tijd, die ook door Griekstalige Joden werd beoefend. Philo van Alexandrië bijvoorbeeld vatte de wet samen in de deugden vroomheid en rechtvaardigheid. (Hij schrijft ook over ‘liefhebbers van God’, philotheoi, en ‘liefhebbers van mensen’, philanthrōpoi.) Kortom, Jezus kan zich staande houden in de actuele intellectuele debatten van die tijd.
  • met heel uw verstand: de tekst van vers 30 volgt de Septuaginta van Deuteronomium 6:5, maar vult aan ‘met heel uw verstand’. Dit vestigt de aandacht op het intellectuele karakter van het gesprek.

Bij vers 32-33:

  • Inderdaad, meester: de schriftgeleerde bevestigt Jezus’ gezag als leraar.
  • Hij alleen is God: de schriftgeleerde herhaalt de monotheïstische uitspraak in Deuteronomium 6:4 en vult dit aan met Deuteronomium 4:35 of Jesaja 45:21.
  • met heel ons inzicht: in deze parafrase van Deuteronomium 6:5 (Septuaginta) laat de schriftgeleerde ‘met heel uw ziel’ weg en herformuleert ‘met heel uw verstand’ als ‘met heel ons inzicht’. Dit vestigt opnieuw de aandacht op het intellectuele karakter van het gesprek.
  • betekent veel meer dan alle brandoffers en andere offers: De schriftgeleerde onderschrijft de rangorde van Jezus en laat impliciet merken dat die in lijn is met de Schrift. Deze uitspraak is gebaseerd op Hosea 6:6 of 1 Samuël 15:22. In Micha 6:6-8 is sprake van een vergelijkbare rangorde. In de latere rabbijnse geschriften wordt het gebod de naaste lief te hebben gebruikt om te beoordelen of een bepaalde wetsuitleg in de geest van de wet is.

Bij vers 34:

  • verstandig: het Griekse woord komt elders niet voor in de Bijbel en wijst opnieuw op het intellectuele karakter van het gesprek.
  • niet ver van het koninkrijk van God: bedoeld als een vriendelijk antwoord van Jezus.

Achtergrondinformatie

Toelichting bij kernwoorden en begrippen

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.23.0
Volg ons