Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Context en aantekeningen bij Marcus 12:18-27

Hier vind je informatie over de context van Marcus 12:18-27 en aantekeningen bij de tekst.

Het Evangelie volgens Marcus als geheel

Meer over de opbouw, stijl, centrale thema's en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Marcus vind je in deze Inleiding op het Evangelie volgens Marcus. Dit evangelie is opgebouwd in twee hoofdgedeeltes:

1:1-13

Titel en proloog

1:14-8:26

Eerste deel: 
Wonderen van Jezus, reacties van de leerlingen, de familie,
de tegenstanders en het volk op Jezus
Vaak wordt het eerste deel verder opgedeeld in drie of meer delen:
bijvoorbeeld 1:14-3:6; 3:7-6:6 en 6:7-8:26.

8:27-16:8

Tweede deel:
Verdere ontwikkelingen vanuit het perspectief van het (komende) lijden
Het tweede deel bestaat uit drie onderdelen:
8:27-10:52: lijdensaankondigingen op weg naar Jeruzalem
11:1-13:37: aankomst en optreden in Jeruzalem
14:1-16:8: het verhaal van Jezus’ lijden en overwinning

16:9-20

Latere toevoeging met een afsluitende reeks verschijningen

hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Plek van deze passage in het geheel

Marcus 12:18-27 is het derde in een reeks leergesprekken in de tempel. Eerst gaan ‘de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten van het volk’ met Jezus in discussie, waarop Jezus reageert met een gelijkenis (Marc. 11:27-12:12). Dan volgen leergesprekken met vertegenwoordigers van diverse Joodse stromingen: ‘enkele farizeeën en herodianen’ (Marc. 12:13-17), ‘enkele sadduceeën’ (Marc. 12:18-27) en een schriftgeleerde (12:28-34). Ten slotte geeft Jezus onderricht aan de gewone mensen (Marc. 12:35-44). Jezus’ verblijf in de tempel biedt de evangelist de gelegenheid om Hem in gesprek te laten gaan met Joodse tijdgenoten met verschillende overtuigingen.

De passage is als volgt opgebouwd. Na de inleiding waarin het standpunt van de sadduceeën wordt genoemd (Marc. 12:18), volgt hun vraag (Marc. 12:19-23). Het antwoord van Jezus (Marc. 12:24–27) is een ringcompositie (‘Dwaalt u niet?’ […] ‘u dwaalt vreselijk!’) en bestaat uit een weerlegging en een argument vóór de opstanding.

Eigen accenten Marcus, in vergelijking met Matteüs

Deze passage komt ook voor bij de andere synoptische evangeliën, namelijk in Matteüs 22:23-33 en Lucas 20:27-40, waarbij Marcus, Matteüs en Lucas elk eigen accenten leggen.

  • Matteüs en Lucas bieden een iets ingekorte en stilistisch verbeterde versie.
  • Matteüs en Lucas laten ‘u dwaalt vreselijk!’ (Marc. 12:27) weg. Bij Marcus is dit een ringcompositie (zie hierboven). Matteüs heeft het mogelijk als een overbodige herhaling beschouwd en Lucas, die over het algemeen vriendelijker is, vond het wellicht te kras gezegd.
  • Lucas heeft een aantal extra’s in Lucas 20:34-38. Hij voegt twee verklarende opmerkingen toe: ‘zijn als engelen’ heeft te maken met onsterfelijkheid (Luc. 20:36) en in plaats van de negatieve opmerking ‘u dwaalt vreselijk’ (Marc. 12:27b) licht hij de Bijbeluitleg van Jezus toe: de God van de aartsvaders is een God van levenden, want voor God ‘zijn allen in leven’ (Luc. 20:38b).

Aantekeningen

Bij vers 18:

  • sadduceeën: zij vormden een behoudende groep priesters rond de tempel van Jeruzalem. Bij het volk hadden ze minder invloed dan de farizeeën, maar ze hadden wel belangstelling voor deelname aan de politieke macht. De naam is waarschijnlijk afgeleid van Sadok (2 Sam. 15:24-38; 1 Kon. 1:32-40). Deze aristocratische groepering volgde de geschreven Thora na maar niet de ‘traditie van de voorouders’ waar de farizeeën zich aan hielden. Ze onderscheidden zich daarnaast door het ontkennen van de opstanding van de doden. De farizeeën geloofden hier wel in, net als de volgelingen van Jezus (Hand. 23:6-10). Vermoedelijk waren de sadduceeën aanhangers van de visie van het boek Prediker.
  • opstanding uit de dood: de opstanding van de doden wordt voor het eerst genoemd in de zgn. ‘Apocalyps van Jesaja’ (Jes. 26:19) en in Daniël 12:2-3 (vgl. Wijsh. 2-5; 2 Mak. 7; 4 Mak.; 1 Kor. 15).

Bij vers 19-23:

  • De strikvraag gaat uit van de aanname dat de aardse verhoudingen zich na de opstanding voortzetten en de wet van Mozes daarop van toepassing blijft. Aangezien dat een absurde en onmogelijke situatie oplevert, kan er geen opstanding zijn.

Bij vers 24:

  • Dwaalt u niet?: in het Joodse debat van die tijd schaart Jezus zich aan de kant van degenen die de ontkenners van leven na de dood vonden dwalen (vgl. Wijsh. 2:21-22). Hij wijst erop dat de sadduceeën een karikatuur maken van een door velen gehuldigde opvatting.
  • de Schriften (…) en de macht van God: deze twee elementen komen in omgekeerde volgorde terug in de volgende argumenten.

Bij vers 25:

  • Het eerste argument haalt de aanname achter het fictieve voorbeeld van de sadduceeën onderuit. Het huwelijk is bij de opstanding irrelevant, want de mensen leven dan als de hemelse engelen.
  • als engelen: een geloofsopvatting die ook voorkwam in Joods-apocalyptische teksten uit dezelfde tijd (2 Bar. 51:5). Juist het bestaan van engelen werd niet onderschreven door de sadduceeën (Hand. 23:8).

Bij vers 26-27:

  • van levenden: het tweede argument geeft een positief argument vanuit de Schrift in de vorm van een syllogisme waarbij je zelf de conclusie moet trekken. Aangezien het waar is dat God een God van levenden is, moeten de aartsvaders leven. Hun band met God is niet door de dood verbroken. Vergelijkbare argumentaties zijn te vinden in Joodse bronnen. Exodus 3:6a wordt ook gebruikt in 4 Makkabeeën 7:19 (circa 100 n.Chr.) als bewijs voor leven na de dood: mensen die volledig zijn toegewijd aan God kunnen deugdzaam leven, omdat ‘zij geloven dat zij zoals onze voorouders Abraham en Isaak en Jakob voor God niet sterven maar blijven leven’. 
  • u dwaalt vreselijk: Jezus lijkt geraakt door een fundamentele vergissing bij de sadduceeën. Dit heeft wellicht een theologische en sociologische achtergrond. Het verwijt volgt direct op de theologische uitspraak dat God een God van levenden is. Deze samenhang valt te duiden als kritiek op het gesloten, conservatieve denken van de sadduceeën, terwijl hun vermoedelijke geestelijk vader, de schrijver van Prediker, zoekende was en open liet wat God met ‘de adem van het leven’ zou doen (zie Pred. 3:21; 12:7). Sociologisch behoren de sadduceeën tot de bevoorrechte klasse, die tevreden was met dit bestaan. Jezus verbond zich juist met de armen en kan de vraag daarom niet afstandelijk behandelen, maar als iets dat raakt aan de diepste hoop van mensen op God als God van het leven. Zie hierover uitgebreider dit verdiepende artikel (pdf) van Klaas Spronk.

Achtergrondinformatie

Toelichting bij kernwoorden en begrippen

Over diverse joodse groeperingen in Jezus’ tijd:

Overige kernwoorden en begrippen:

Verdieping bij thema’s

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons