Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Context en aantekeningen bij Micha 5:1-4a

Hier vind je informatie over de context van Micha 5:1-4a en aantekeningen bij de tekst.

Het boek Micha als geheel

Auteur, genre en datering

Het boek Micha ontleent zijn naam aan de profeet Micha die afkomstig was uit Moreset, een plattelandsstadje in het zuidelijke koninkrijk Juda. Micha trad op in het laatste kwart van de achtste eeuw v.Chr., ten tijde van Koning Hizkia. Hij was waarschijnlijk van eenvoudige afkomst, wat te zien is aan de manier waarop hij schrijft: op een directe manier en in vrij eenvoudige taal. Het boek is samengesteld uit twee min of meer zelfstandige verzamelingen van profetenwoorden: De hoofdstukken 1-5 betreffen profetieën van Micha. De hoofdstukken 6-7 bevatten profetieën van een onbekende profeet uit het noordelijke koninkrijk Israël, die optrad tijdens de regering van de koningen Jotam en Achaz in het derde kwart van de achtste eeuw v.Chr.

Het boek Micha is samengesteld uit profetieën, vooral oordeelsprofetieën maar ook enkele heilsprofetieën, zonder verhalend kader. Sommige hebben de vorm van discussies. De stijl van de profetieën is levendig en beeldend.

Inhoud

  • God kondigt onheil aan over Samaria en Jeruzalem vanwege hun ontrouw aan God en het sociale onrecht dat wordt begaan. In de zevende en achtste eeuw voor Christus kwam de nadruk steeds meer op de handel te liggen. Kleine boeren hadden daaronder te lijden. Micha veroordeelt landeigenaren en machthebbers die de armen onderdrukken.
  • De val van Jeruzalem, de verwoesting van de tempel en de Babylonische ballingschap  worden gezien als de rechtvaardige straf voor de sociaaleconomische misdaden van het volk (Micha 1:8-16 en Micha 4:9-14).
  • Tegelijk is er de hoop op terugkeer uit de Babylonische ballingschap. Het beeld voor de terugkeer naar Juda en Jeruzalem is dat de koning de ballingen uit alle windrichtingen zal verzamelen (Micha 2:12-13 en Micha 4:6-7).
  • In Micha is er, naast de aandacht voor Gods koningschap en rechterschap ( 2:13; 4:3; 4:6), ook aandacht voor de aardse leiders /rechters (vergelijk 3:1,9,11; 4:8-9,14; 5:1-5; 6:16). De belofte van de geboorte van een toekomstig rechtvaardig heerser uit het kleine Betlehem staat in schril contrast met de veroordeling van de leidende klasse in Jeruzalem (Micha 3).

Plek van deze passage in het geheel

In het boek Micha worden aanklachten en oordeelsaankondigingen afgewisseld door beloften van hoop voor de toekomst. Terwijl in de hoofdstukken 1-3 vooral de overtredingen van het volk en het daaropvolgende oordeel op de voorgrond staan, komen in de hoofdstukken 4-5 Gods hoopvolle beloften voor de toekomst meer naar voren. Micha 5:1-4a is vormt de kern van de heilsbeloften in Micha 4-5. Ondanks de vernietiging en ballingschap die Juda en Israël te wachten staan, is er hoop op vrede en herstel door de komst van een rechtvaardige heerser.

De passage die aan Micha 5:1-4a voorafgaat – Micha 4:9-14 – spreekt over de dreiging van andere volken die Israël willen vernietigen. Daarbij wordt het beeld gebruikt van vrouwe Sion die in barensnood is. Dit beeld wordt opgepakt in Micha 5, waar gesproken wordt over een vrouw die een kind baart. De geboorte van het kind betekent het einde van de barensnood, en daarmee van de dreiging, waarvan in Micha 4 sprake was.

Aantekeningen

Bij vers 1:

  • Micha is niet een profeet die uitsluitend oordeel aankondigt. Hij kondigt aan dat God in de toekomst opnieuw een koning zal aanwijzen, nu de koningen van Juda niet aan zijn wil beantwoorden. Evenals David zal de nieuwe koning afkomstig zijn uit het onbeduidende Betlehem (1 Sam. 16:1, 12-13).
  • Het vers wordt aangehaald in Matteüs 2:6, in enigszins andere bewoording (in dit artikel wordt ingegaan op het verschil tussen Micha en Matteüs) [link volgt].
  • Efrata: de streek waarin Betlehem lag (zie Ruth 1:2; 4:11; 1 Sam. 17:12), geboortestreek van het geslacht van koning David (1 Sam. 16:1) in Juda.
  • te klein om tot Juda’s geslachten te horen: Het Hebreeuws heeft letterlijk: ‘klein om te zijn onder de clans van Juda’. Sommige vertalingen maken hier een toegeving van: al ben je klein (…). De NBV21 vat het op als stijlfiguur van overdrijving: ‘te klein om nog te behoren tot’. Betlehem telt niet mee.
  • in de dagen van weleer: de uitdrukking komt in het Oude Testament verder vijfmaal voor (Jes. 63:9, 11; Amos 9:11; Micha 7:14; Mal. 3:4) in verband met de beginperiode van Israël of het koningshuis van David. Micha bedoelt dat de nieuwe heerser de vroegere luister herstelt en aan Gods oorspronkelijke bedoeling zal beantwoorden.

Excurs: De latere uitleg van Micha 5:1

Micha spreekt over de verwachting van een nieuwe heerser uit het huis van David, die vrede zal brengen. Er is niets bekend over de Joodse uitleg van deze profetie van Micha vóór de eerste eeuw. Een aanwijzing is mogelijk te vinden in de Targoem Jonatan, waar Micha 5:1 betrokken wordt op de messias. Maar het is de vraag of deze Aramese vertaling zo oud is als de eerste eeuw, laat staan nog ouder.

Een andere aanwijzing komt uit Josephus, die vertelt dat sommige rebellen tijdens de Eerste Joodse Opstand geïnspireerd waren door een profetie uit de Schriften dat uit hun land een heerser over de wereld zou voortkomen. Josephus zelf denkt dat de profetie betrekking heeft op keizer Vespasianus (die keizer werd toen hij in Judea was), en dat wordt overgenomen door de Romeinse schrijvers Tacitus en Suetonius. Het zou goed kunnen dat die profetie op de een of andere manier te maken heeft met Micha 5:1.* In dat geval werd Micha 5:1 in elk geval halverwege de eerste eeuw messiaans gelezen.

Micha maakt deel uit van de ‘kleine profeten’ en de profetie in Micha 5:1 lijkt eeuwenlang een onopvallend bestaan te hebben geleid. Maar in de eerste eeuw neemt de betekenis en het belang van deze profetie over een vredevorst uit Betlehem in Judea een hoge vlucht. Daarmee is deze profetie zeker niet de minste.

Geraadpleegde literatuur: Jan Willem van Henten, ‘The World Leader from the Land of the Jews. Josephus, Jewish War 6.300-315; Tacitus, Histories 5.13; and Suetonius, Vespasian 4.5’ in: George van Kooten en Peter Barthel (red.), The Star of Bethlehem and the Magi. Interdisciplinary Perspectives from Experts on the Ancient Near East, the Greco-Roman World, and Modern Astronomy,Themes in Biblical Narrative 19 (Leiden 2015), 361-386).

Bij vers 2:

  • Totdat de vrouw die zwanger is haar kind heeft gebaard: Mogelijk wordt met de vrouw verwezen naar de moeder van de nieuwe heerser die in vers 1 is genoemd (vergelijk Jes. 7:14). Maar omdat Jeruzalem (vrouwe Sion) in Micha 4 beschreven is als een vrouw in barensnood (zie 4:9-10,14), verwijst het ‘baren’ eerder naar het einde van de crisis die veroorzaakt wordt door de vijandelijke dreiging tegen Jeruzalem. Met de moeder wordt dan vrouwe Sion (4:10) bedoeld. In het algemeen is de geboorte van een kind een beeld voor een nieuw begin.
  • zijn broeders (…) Israëlieten: Volgens sommigen verwijst ‘zijn broeders’ naar de tien noordelijke stammen, die zich weer zullen verenigen met de zuidelijke stammen (zie Hos. 2:2; 3:5). Op deze manier vindt er onder de nieuwe heerser een hereniging van het volk Israël plaats, net zoals onder koning David. ‘Zijn broeders’ kan echter ook breder worden opgevat, als de Israëlieten die aan de macht van hun vijanden zijn uitgeleverd. Het bezittelijk voornaamwoord ‘zijn’ verwijst naar de heerser uit vers 1.

Bij vers 3:

  • hen (…) als een herder weiden: Het thema van de zorg en leiding van God en van de aardse leiders wordt in het boek Micha besproken met behulp van het beeld van de herder. Dit wordt ingeleid in 2:12-13 en verder uitgewerkt in 3:2-3; 4:6-8; 5:3-5, 7; en 7:14. Het beeld van de herder is eerder ook gebruikt voor David (2 Sam. 24:17). Het Nieuwe Testament stelt herhaaldelijk Jezus voor als herder, op grond van deze tekst en van Ezechiël 34 en Zacharia 11 (zie Joh. 10:11, 16; Hebr. 13:10; 1 Petr. 2:25; 5:4; Op. 7:17). In de oudheid werd de zorg van een koning voor zijn onderdanen standaard vergeleken met een herder die waakt over zijn kudde.
  • de HEER, zijn God: Dit wordt ook gebruikt bij andere koningen, zoals David en Salomo (zie 1 Sam. 30:6; 1 Kon. 5:17; 11:4; 15:4; 2 Kon. 16:2).
  • tot aan de einden der aarde: de heerschappij van de koning zal wereldomvattend zijn (zie Ps. 2:8; 72:8; Jes. 9:6).

Bij vers 4:

  • en hij brengt vrede: De Masoretische indeling laat deze wending aansluiten bij wat volgt (‘En dit zal vrede zijn: Assur …’). Maar de NBV21 vat (net als veel andere vertalingen) op grond van grammaticale argumenten de tekst op als behorend tot wat voorafgaat. Letterlijk: ‘En hij zal deze van vrede zijn’.
  • vrede: de vrede waarvan in 4:3-4 sprake was, wordt gebracht door de nieuwe heerser (vgl. Jes. 9:5). Paulus zinspeelt hierop in Ef. 2:14; hij ziet als vervulling van deze tekst dat Christus door zijn dood vrede heeft gebracht tussen gelovige Joden en bekeerde niet-Joden.

Achtergrondinformatie

Toelichting bij kernwoorden en begrippen

Deze zullen volgen.

Verdieping bij thema’s

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.24.4
Volg ons