Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
29 januari 2018

Waarom vieren Joden het Wekenfeest?

Wie heeft er ooit gehoord van het Wekenfeest? Een bekend feest is het niet, in ieder geval niet bij christenen. Maar het wordt in de Bijbel een paar keer genoemd en joden vieren het nog steeds. Een van onze lezers vroeg naar de betekenis. We zullen zien dat die betekenis verschilt afhankelijk van tijd en context.

Dankdag voor het gewas

In de Bijbelse tijd was het een feest rond de tarweoogst, in mei of juni. De eerste opbrengst van de oogst werd daarbij als dankoffer naar de Tempel gebracht. Het wordt daarom in de Bijbel ook wel Oogstfeest genoemd (zie bijv. Exodus 23:16). De benaming Wekenfeest komt uit o.a. Deuteronomium 16:9-11, waar staat dat het Wekenfeest zeven weken na Pesach gevierd moet worden.
 
Samen met Pesach in het voorjaar en het Loofhuttenfeest in het najaar is het Wekenfeest één van de drie pelgrimsfeesten. In Deuteronomium 16:16 staat: “Drie maal per jaar moeten alle mannen dus voor de Heer, uw God, verschijnen op de plaats die hij zal kiezen: voor het feest van het ongedesemde brood (Pesach), het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest.” (NBV)
 
Pesach en het Loofhuttenfeest waren oorspronkelijk ook oogstfeesten, dus alle drie de pelgrimsfeesten waren als het ware dankfeesten voor het gewas, waarbij een deel van de oogst aan de Heer werd opgedragen.
 ​
De Bijbel beschrijft op een aantal plaatsten hoe het Wekenfeest gevierd moest worden, bijvoorbeeld in Leviticus 23:15-21. Het was een Heilige dag, waarop niet gewerkt mocht worden. In de Tempel werden allerlei offers gebracht. Het meest kenmerkende offer van dit feest waren twee broden, gebakken uit het graan van de nieuwe oogst (Leviticus 23:15-17).  Het was vooral een vrolijk feest waaraan iedereen mocht meedoen, zelfs de vreemdelingen.

Hoe verder zonder Tempel?

In het jaar 70 na Christus werd de Tempel verwoest en werden dejoden verbannen uit Jeruzalem. Omdat er geen Tempel meer was, vervielen de pelgrimsfeesten. Men moest zoeken naar nieuwe wegen om de Bijbelse geboden te houden en van betekenis te voorzien. Men bedacht dat zeven weken na de uittocht uit Egypte (gevierd met Pesach) ook wel eens het moment kon zijn geweest waarop de Tora op de Sinaï werd gegeven. De dankbaarheid voor de oogst in het land werd daarom omgezet naar dankbaarheid voor de wetgeving op de Sinaï.
 
In de viering in de joodse gemeenschappen vandaag de dag staat daarom het bestuderen van de Tora centraal. Het is gebruikelijk om de hele nacht wakker te blijven en samen in de synagoge de Tora te bestuderen, tot de tijd van het ochtendgebed de volgende morgen. Iets van het oorspronkelijke oogstfeest-karakter is nog zichtbaar in de versiering van de synagoge met bloemen en vruchten.
 
Een ander interessant gebruik is dat er vegetarisch wordt gegeten, met vooral melkproducten en honing. Melk en honing worden in de rabbijnse literatuur gelijkgesteld aan de Tora: het beloofde land was een land vloeiende van melk en honing (Exodus 3:8) en over de geboden wordt in Psalm 19:11 gezegd dat ze zoeter zijn dan honing vers uit de raat. In het Nieuwe Testament vinden we het beeld terug in 1 Petrus 2:2 “Verlang als pasgeboren zuigelingen naar de zuivere melk van het woord”. De Bijbellezing die bij dit feest hoort is het boek Ruth. Deze lezing verbindt op een mooie manier het oorspronkelijke karakter van een oogstfeest (de kern van het verhaal speelt zich af tijdens de oogst) met het nieuwe karakter van het gedenken van de wetgeving op de Sinaï, waarmee God een verbond sloot met zijn volk. De buitenlandse Ruth neemt de beslissing om toe te treden tot het volk Israël en sluit zich daardoor aan bij het verbond met God. Zie haar bekende uitspraak “Uw God is mijn God” (Ruth 1:16).

Pinksteren

In het nieuwtestamentische Bijbelboek Handelingen staat beschreven hoe de Heilige Geest werd uitgestort tijdens het Wekenfeest (in de vertaling “Pinksterfeest” genoemd, Handelingen 2). De kerkvaders zagen een overeenkomst met de rabbijnse uitleg. Volgens de  rabbijnen was het Wekenfeest de bezegeling van het verbond met het volk Israël, dat 50 dagen eerder was ingezet met de Uittocht.

Op dezelfde manier kon volgens de christenen het Pinksterfeest worden beschouwd als de bezegeling van het nieuwe verbond door de dood en opstanding van Jezus Christus 50 dagen eerder. Waar volgens de rabbijnen God zijn volk de Tora gaf als richtlijn voor het leven, gaf volgens het Nieuwe Testament God op Pinksteren de beloofde parakletos, ‘helper/ pleitbezorger’, de Heilige Geest die de boodschap van Jezus zal bevestigen en verduidelijken (Johannes 14:26).

Niet bij brood alleen

Toen Jezus in de woestijn werd verzocht door de duivel om stenen in brood te veranderen, antwoordde hij met een beroep op Deuteronomium 8:3 dat de mens niet leeft bij brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God (Matteüs 4:4). Dit zien we weerspiegeld in de verschillende vormen van het Wekenfeest waarin achtereenvolgens drie goddelijke gaven centraal staan:  de gave van het brood, de gave van de Tora en de gave van de Geest. Het een is niet belangrijker dan het ander, we hebben ze allemaal nodig. Dit wordt mooi verwoord in het rabbijnse geschrift de Wijsheid van de Vaderen (3:17) waar de volgende uitspraak wordt toegeschreven aan Rabbi Eleazar ben Azarja (eind 1e eeuw):

“Zonder Tora geen goed gedrag, zonder goed gedrag geen Tora. Zonder wijsheid geen vreze, zonder vreze geen wijsheid. Zonder kennis geen inzicht, zonder inzicht geen kennis. Zonder meel geen Tora, zonder Tora geen meel.”

Verder lezen

  • G.H. Cohen Stuart, Joodse feesten en vasten: een reis over de zee van de Talmoed naar de wereld van het Nieuwe Testament. Baarn: Ten Have, 2003.
  • Piet van Boxel, De wijsheid van de vaderen: na de schriften: het Misjnatraktaat Avot. Kampen: Kok, 1994.


Dineke Houtman is hoogleraar Jodendom en joods-christelijke relaties PThU. 

Deze blog is eerder gepubliceerd op www.pthu.nl/Bijbelblog.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons