Hoera – ik mag geven!
In Nederland vieren veel kerken deze week ‘dankdag’. Een maand eerder gebeurt er in het land waar ik woon, Engeland, iets vergelijkbaars: er worden zogeheten ‘Harvest services’ gehouden, zeg maar ‘oogstdankdiensten’.
Tijdens zo’n ‘Harvest service’ worden in de regel bijdragen ingeleverd voor de voedselbanken, die nog altijd hard nodig zijn. En mensen geven graag, zo blijkt. Ik bracht deze keer de ingezamelde goederen na zo’n dienst naar een groot depot waar de voedselbank eerst alles inzamelt. De mensen daar hadden het druk: kerken, scholen, noem maar op, geven allemaal extra in oktober. Wat een mooi gebaar!
Van harte geven
In 1 Kronieken 29 staat een prachtig verhaal en een bewogen gebed van koning David. Hij geeft een enorme hoeveelheid goud en zilver voor de bouw van de tempel, die hij nooit zal meemaken. Zijn zoon Salomo zal het werk uitvoeren. Het hele volk wordt enthousiast door Davids gave. Ook zij geven vrijwillig en met een blij hart. Ze geven, zo staat er, aan God zelf: ‘Het volk bracht zijn gaven met vreugde, want men was van ganser harte bereid een bijdrage te schenken voor de heer’ (1 Kronieken 29:9).
1 Kronieken 29
Ze geven dus niet met de bedoeling dat hun naam op een stukje van de nieuwe tempel komt te staan en iedereen kan zien wat ze hebben gegeven, zoals dat bij oude gebouwen nog weleens het geval was. Ze geven ter ere van God en niet ter ere van zichzelf.
En, zo zegt koning David in zijn dankgebed: ‘Alles is van U afkomstig, en wat wij U schenken komt uit uw hand.’ De mensen geven dus terug wat eigenlijk al van God was. Hij geeft en wij geven Hem een deel terug.
‘Ons’ bezit?
Eigenlijk is dit een heel gezonde kijk op ons bezit, op onze materiële welvaart. Wat ik heb, heb ik gekregen. Ik heb er geen recht op, het is een voorrecht, een geschenk. En daarvan geef ik graag een deel terug voor het werk van God. Dat kan de kerk of de gemeente zijn waarbij ik hoor, maar ook andere instellingen of soorten werk. Een voedselbank bijvoorbeeld.
Er is in het verleden en er wordt vandaag net zo goed veel kritiek geleverd op de kerk en op christenen. Maar de critici zouden verbaasd staan als ze eens nagingen hoeveel werk er is opgezet door christenen die geld en tijd geven voor het koninkrijk van God. Dat wil niet zeggen dat niet-gelovigen niet geven. Dat zie je bij grote acties. Maar voor veel christenen is het een wekelijkse gewoonte om te geven. In de collecte tijdens een kerkdienst, of online, zoals steeds meer gebeurt.
Dansend naar de collecte
In onze vorige gemeente was een Afrikaanse man die toen hij de dienst een keer leidde de collecte wel heel bijzonder maakte. Voor in de kerk stond een emmer en de mensen kwamen zingend en dansend naar voren om hun bijdrage te leveren. Het was een feestelijk gebeuren en bepaald vrolijker dan het stilletjes doorgeven van een zwart zakje! ‘God heeft lief wie blijmoedig geeft,’ zegt Paulus (2 Korintiërs 9:7).
Wij verbinden collecteren niet gauw met het woord ‘blijdschap’, maar Paulus deed dat en koning David ook.
Tegen de cultuur in
Als ik Davids gebed in 2 Kronieken 29 lees, ervaar ik een stuk ontspanning. Ons bezit is niet van onszelf, maar van de God aan wie de hemel en de aarde toebehoren. Hij is de Schepper van alles en de Gever van alles. De God die alle eer toekomt en aan wie wij ons bestaan te danken hebben.
Jezus sprak tijdens zijn leven op aarde vaak over geld en over geldzucht. Neem nou zijn verhaal over een man die steeds meer bezit wilde en steeds grotere schuren bouwde om zijn graan en goederen in te verzamelen. Maar op een nacht nam God hem zijn leven af en wat had hij toen over...? Je kunt dit verhaal lezen in Lukas 12:13-21.
Jezus gaf in zijn leer en leven een voorbeeld dat tegen de cultuur inging en nog steeds ingaat. Bezit vermeerderen zit in ons bloed, lijkt het wel. En veel van wat via de media tot ons komt is bedoeld om ons te laten verlangen naar meer, anders, en duurder.
Laten we als we Jezus volgen tegen deze cultuur ingaan. Het maakt ons zoveel tevredener en dankbaarder. God en anderen mogen we dienen door wat we geven. Dat is toch geweldig?
Dr. Hetty Lalleman