Tweede advent – Wonen in Gods huis
Met advent kijken we uit naar Kerst, het feest van Jezus’ komst naar deze wereld. Hoe heten we Hem welkom? Wanneer voelen wij ons echt welkom bij God? En hoe kunnen we anderen welkom heten? In deze blogserie delen auteurs uit België en Nederland hun reflecties bij advent.
Door Nikolaas Sintobin
Zelfs de mus vindt een huis
Psalm 84:4-5
en de zwaluw een nest
waarin ze haar jongen neerlegt,
bij uw altaren, HEER van de hemelse machten,
mijn koning en mijn God.
Gelukkig wie wonen in uw huis,
gedurig mogen zij U loven.
Hoe kunnen een mus en een zwaluw ons helpen het Kerstfeest beter te begrijpen? Hierover wil ik nadenken in deze blog.
Het is een radicaal concept: een liefdesrelatie met God. Voor de Griekse filosoof Aristoteles was het ondenkbaar dat de goden welke interesse dan ook zouden hebben voor de mens. De enig denkbare richting van betrokkenheid tussen goden en mens was de omgekeerde: de nietige mens moest de goddelijke volmaaktheid aanbidden. De afstand tussen mens en goden was letterlijk en figuurlijk onoverbrugbaar. De ervaring van het Joodse volk is radicaal anders. Het komt tot het geloofsinzicht dat God zich wel degelijk interesseert in de mens. Meer nog, dat Hij een voorkeursliefde heeft voor het onooglijk volkje van nomaden dat de Joden op dat moment zijn. Dat Hij hen gewild heeft en steeds voor hen zorgt, wat er ook gebeurt. God is Israël trouw. Ook al blijkt Israël zelf vaak ontrouw te zijn.
God neemt het initiatief
Zo brengt de voortdurende terugblik op hun ervaring de joden geleidelijk aan tot een volstrekt nieuw inzicht. De wederzijdse aantrekking en het verlangen naar relatie tussen mens en God vinden hun oorsprong niet in de mens. Het is God zelf die het initiatief neemt. Niet eenmalig maar steeds weer. Je had het niet zo kunnen bedenken, zo onwaarschijnlijk is het.
Het christelijk geloof bouwt verder op deze ervaring: de liefdesband tussen God en mens heeft de meest verreikende consequenties, bijna tot in het absurde. Het geloof in de menswording is daar de uitdrukking van. Gods liefde voor de mens is zo groot dat God ernaar verlangt zich met de mens te identificeren, te vereenzelvigen. God wil en zal zelf mens worden. De absolute grootheid en almacht van God komt wonen in de kleinheid, kwetsbaarheid en onmacht van een mens. Meer nog, van een hulpeloze zuigeling, in een arm gezinnetje, in een dorpje van niemendal. God komt in ons ‘vlees’. Incarnatie, noemen theologen dit.
Het mysterie van de menswording
Het is niet vreemd dat de wijsheid van de liturgische traditie de gelovigen elk jaar opnieuw vier lange weken gunt om zich voor te bereiden op het Kerstfeest. Daartoe onthaalt de adventstijd ons elk jaar op opnieuw op een bijzonder Bijbels leesrooster, op liederen en symbolen. Wij kunnen ons hart daardoor steeds meer open zetten voor het mysterie van de menswording.
Vanaf de eerste eeuwen van onze jaartelling hebben de kerkvaders – de eerste generaties van theologen – het Oude Testament gelezen en herlezen vanuit dit perspectief van de incarnatie. Zelfs de meest onwaarschijnlijke teksten uit het Oude Testament ging men onder de loep nemen: hoe kan dit beeld of dat verhaal gelezen worden als een aankondiging – een prefiguratie – van Jezus, de Heiland? De Bijbel was immers in de beleving van de kerkvaders één ononderbroken openbaring van het ondenkbare wezen van God en dus van de persoon van Jezus, hoogtepunt en en eindpunt van die openbaring. Ze legden daarbij een soms verbazingwekkende creativiteit aan de dag. Het leidde tot een verdieping en verfijning van het begrip van wie Jezus eigenlijk is. Die ontdekkingstocht gaat verder tot de dag van vandaag.
Advent met de Psalmen
Psalmen lenen zich goed voor dit soort lezing, ook al zijn ze geschreven honderden jaren voor de geboorte van Jezus. Ze bieden een grote verscheidenheid aan beelden, gevoelens en ervaringen van mensen. Dit maakt ze tot een geschikt vertrekpunt punt om de eindeloze rijkdom van het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus verder te verkennen.
Zelf word ik geraakt door het beeld van de mussen en de zwaluwen in vers 4 van psalm 84. Geïnspireerd door de creatieve vrijheid van de kerkvaders, geef ik daar graag de volgende interpretatie aan: die kleine vogels gaan op zoek naar een nest, een veilige plek voor hun jongen. Elk jaar opnieuw vinden ze een huis voor wat hun het nauwst aan het hart ligt. Misschien wil de psalmist hier wel suggereren dat die veilige plaatsen God zo dierbaar zijn dat Hij ze beschouwt als zijn eigen huis. Wat geldt voor die beestjes, geldt ook voor ons mensen, zo leert ons het volgende vers: ook wij mensen mogen wonen in Gods huis. Alle schepselen, groot en klein, mogen zich veilig weten bij hun Schepper. Wij worden toegelaten tot de intimiteit van zijn woning.
Met de geboorte van Jezus wordt deze logica van wederzijdse vertrouwdheid tot zijn uiterste consequentie doorgetrokken. God zelf komt inwonen in zijn meest dierbare schepsel. De Zoon gaat zich in alle kwetsbaarheid nestelen in Maria. Ruimer, Hij verlangt in te wonen in elk van ons. De beweging van toenadering van de grote God tot zijn schepping wordt nu voltooid. Aan ons om toe te laten dat het kleine nest dat wij zijn broedplaats wordt van goddelijk leven.
Nikolaas Sintobin
Jezuïet en internetpastor