Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
2 januari 2023Anne-Mareike Schol-Wetter

Psalm 139: Goede voornemens

Goede voornemens – wie maakt ze niet, en wie weet niet stiekem ergens in haar achterhoofd dat ze meestal gedoemd zijn te mislukken? Toch is het helemaal niet verkeerd om soms, bijvoorbeeld aan het begin van het jaar, stil te staan bij hoe we in het leven staan en wat we misschien meer, minder of anders zouden willen doen. De dichter van Psalm 139 doet voor hoe dat kan.

Psalm 139 is vooral bekend voor zijn prachtige beginverzen, die hem tot een van de meest geliefde Bijbelteksten hebben gemaakt. ‘Heer, U doorgrondt en kent mij …’, ‘Wonderlijk, zoals u mij kent …’, ‘Ik loof U om het ontzaglijke wonder van mijn bestaan …’. Je komt ze tegen op geboortekaartjes en op tegeltjes, en ze zijn talloze keren op muziek gezet. Veel mensen vinden het een troostende gedachte dat God hen altijd omringt, waar ze ook zijn en wat ze ook doen, en dat Hij vanaf het begin bij hun leven betrokken is.

Een confronterende psalm

Maar Psalm 139 heeft ook een andere, minder toegankelijke kant, en dat is nou juist de kant die interessant is als we nadenken over goede voornemens. Vers 19-22 luidt in de Bijbel in Gewone Taal als volgt:

God, blijf bij me

19Bescherm mij tegen slechte mensen, God,

laat ze voorgoed verdwijnen.

Moordenaars zijn het!

20Ze spreken kwaad over u,

ze vertellen leugens over u.

Het zijn uw vijanden.

21Met hen wil ik niet omgaan, Heer.

Zij kunnen mijn vrienden niet zijn,

want ze verzetten zich tegen u.

22Ik wil ze nooit meer zien.

Uw vijanden zijn ook mijn vijanden.

Psalm 139 139:19-22BGTOpen in de Bijbel

De NBV21 is zelfs nog confronterender: ‘God, breng toch de goddelozen om …’. Is dat nou hoe we het nieuwe jaar moeten willen beginnen? Kunnen we het niet beter houden op meer sporten, minder social media, of meer Bijbellezen? En wat doen deze verzen eigenlijk in een psalm die eerst zo warm spreekt over God die ons vasthoudt, waar we ook zijn?

Kwaad veroordelen

Hoe raar het misschien ook lijkt: vers 19-22 zijn voor de dichter de logische consequentie van wat hij in de eerste verzen heeft beleden. In vers 1-6 spreekt de bidder uit dat hij zich ervan bewust is dat God altijd bij hem is en alles van hem weet. In vers 7-12 denkt hij erover na te vluchten, misschien omdat niet alles in zijn leven het licht verdraagt. De verzen 13-18 laten zien dat een vlucht niet alleen onmogelijk, maar ook onnodig is: de God die hem liefdevol gemaakt heeft, zal hem niet veroordelen. Vanuit die ervaring van verwondering en geborgenheid neemt de bidder in vers 19-22 radicaal afstand van iedereen die tegen God in opstand komt. Zijn ‘goede voornemen’ is om het kwaad te veroordelen, zonder mitsen of maren, en om er ver uit de buurt te blijven. Het uiteindelijke oordeel en de gevolgen daarvan laat hij trouwens wel aan God over: de taak van de dichter (en van ons?) is het om te kiezen waardoor en door wie we ons laten beïnvloeden. Gods taak is het om daadwerkelijk af te rekenen met praktijken die tegenovergesteld zijn aan zijn bedoeling voor de wereld.

Niets voor God achterhouden

En er zit nog een ‘goed voornemen’ in de psalm. In vers 7-12 wilde de dichter nog vluchten voor Gods toetsende blik. Maar in de laatste twee verzen nodigt hij die blik zelf uit: God mag alles van hem weten, en in plaats van te vluchten, zal de dichter volgen waarheen Hij leidt:

God, u weet waar ik ben

7Waar kan ik heen gaan

zonder dat u het merkt?

Waar kan ik heen vluchten

zonder dat u mij ziet?

8Ik kan wel naar de hemel klimmen,

maar dan bent u daar.

Ik kan wel afdalen

naar het land van de dood,

maar daar bent u ook.

9Ik kan naar de plaats gaan waar de zon opkomt.

Ik kan naar de plaats gaan waar de zon ondergaat.

10Maar ook daar zal uw hand mij leiden,

ook daar houdt uw hand mij vast.

11Ik kan wel willen

dat het donker wordt,

zodat u mij niet ziet.

Ik kan wel willen

dat de dag verandert in nacht.

12Maar voor u is het donker niet donker.

Voor u is de nacht net zo licht als de dag.

De duisternis lijkt op het licht.

Psalm 139 139:7-12BGTOpen in de Bijbel

Goede voornemens kunnen overweldigend zijn, helemaal als ze zo’n radicale keuze veronderstellen als in vers 19-22. Maar wat als we beginnen bij die laatste paar verzen? Als we iedere dag opnieuw ervoor kiezen om niets voor God achter te houden, en om ons ervoor open te stellen op zoek te gaan naar zijn weg? Dan zou het wel eens een jaar kunnen worden waarin we evenveel (of weinig) eten en sporten als hiervoor, maar waarin we onze grenzen op een heel ander gebied verleggen. En het begin van de psalm belooft ons dat we dat nooit alleen hoeven te doen.

Anne-Mareike Schol-Wetter
Hoofd Bijbelgebruik bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons