Psalm 139: Goede voornemens
Goede voornemens – wie maakt ze niet, en wie weet niet stiekem ergens in haar achterhoofd dat ze meestal gedoemd zijn te mislukken? Toch is het helemaal niet verkeerd om soms, bijvoorbeeld aan het begin van het jaar, stil te staan bij hoe we in het leven staan en wat we misschien meer, minder of anders zouden willen doen. De dichter van Psalm 139 doet voor hoe dat kan.
Psalm 139
Een confronterende psalm
Maar Psalm 139 heeft ook een andere, minder toegankelijke kant, en dat is nou juist de kant die interessant is als we nadenken over goede voornemens. Vers 19-22
God, blijf bij me
De NBV21 is zelfs nog confronterender: ‘God, breng toch de goddelozen om …’. Is dat nou hoe we het nieuwe jaar moeten willen beginnen? Kunnen we het niet beter houden op meer sporten, minder social media, of meer Bijbellezen? En wat doen deze verzen eigenlijk in een psalm die eerst zo warm spreekt over God die ons vasthoudt, waar we ook zijn?
Kwaad veroordelen
Hoe raar het misschien ook lijkt: vers 19-22 zijn voor de dichter de logische consequentie van wat hij in de eerste verzen heeft beleden. In vers 1-6 spreekt de bidder uit dat hij zich ervan bewust is dat God altijd bij hem is en alles van hem weet. In vers 7-12 denkt hij erover na te vluchten, misschien omdat niet alles in zijn leven het licht verdraagt. De verzen 13-18 laten zien dat een vlucht niet alleen onmogelijk, maar ook onnodig is: de God die hem liefdevol gemaakt heeft, zal hem niet veroordelen. Vanuit die ervaring van verwondering en geborgenheid neemt de bidder in vers 19-22 radicaal afstand van iedereen die tegen God in opstand komt. Zijn ‘goede voornemen’ is om het kwaad te veroordelen, zonder mitsen of maren, en om er ver uit de buurt te blijven. Het uiteindelijke oordeel en de gevolgen daarvan laat hij trouwens wel aan God over: de taak van de dichter (en van ons?) is het om te kiezen waardoor en door wie we ons laten beïnvloeden. Gods taak is het om daadwerkelijk af te rekenen met praktijken die tegenovergesteld zijn aan zijn bedoeling voor de wereld.
Niets voor God achterhouden
En er zit nog een ‘goed voornemen’ in de psalm. In vers 7-12 wilde de dichter nog vluchten voor Gods toetsende blik. Maar in de laatste twee verzen nodigt hij die blik zelf uit: God mag alles van hem weten, en in plaats van te vluchten, zal de dichter volgen waarheen Hij leidt:
God, u weet waar ik ben
Goede voornemens kunnen overweldigend zijn, helemaal als ze zo’n radicale keuze veronderstellen als in vers 19-22. Maar wat als we beginnen bij die laatste paar verzen? Als we iedere dag opnieuw ervoor kiezen om niets voor God achter te houden, en om ons ervoor open te stellen op zoek te gaan naar zijn weg? Dan zou het wel eens een jaar kunnen worden waarin we evenveel (of weinig) eten en sporten als hiervoor, maar waarin we onze grenzen op een heel ander gebied verleggen. En het begin van de psalm belooft ons dat we dat nooit alleen hoeven te doen.
Anne-Mareike Schol-Wetter
Hoofd Bijbelgebruik bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap