Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 juni 2020

Kameel of dromedaris?

Reinoud Oosting

Als de Bijbel spreekt van ‘kamelen’, over welke dieren gaat het dan? Is het juist dat moderne vertalingen hoofdzakelijk het woord ‘kamelen’ gebruiken, of gaan er terecht stemmen op dat het in feite over ‘dromedarissen’ gaat, en verdient deze term de voorkeur?

Samenvatting
Dit artikel gaat in op de vraag: kan het woord ‘kameel’ in de Bijbel niet beter vervangen worden door het woord ‘dromedaris’? Om die vraag te beantwoorden kijken we eerst welke gegevens er uit de Bijbelse tijd bekend zijn met betrekking tot de domesticatie van beide diersoorten en hun aanwezigheid in de Bijbelse regio. Vervolgens gaan we na welke begrippen er in oude en moderne Nederlandse Bijbelvertalingen gebruikt worden om deze dieren aan te duiden, en hoe deze begrippen zich verhouden tot de Hebreeuwse en Griekse woorden in de brontekst. Ten slotte staan we stil bij de verhouding tussen het woord ‘kameel’ en het woord ‘dromedaris’ in het Nederlands. Op grond van dit alles tekent zich een voorstel af om in een aantal teksten het woord ‘dromedaris’ te gebruiken, maar in de overige teksten juist het woord ‘kameel’ te laten staan.
hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Het woord ‘kameel’ komt in Nederlandse Bijbelvertalingen regelmatig voor, terwijl het woord ‘dromedaris’ maar zelden wordt aangetroffen. In de Hebreeuwse en Griekse bronteksten wordt geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen beide diersoorten: er is één veelgebruikte Hebreeuwse term (gamal ) en één Griekse term (kamêlos) waarmee deze dieren worden aangeduid. Deze twee begrippen worden in Nederlandse Bijbelvertalingen steevast met het woord ‘kameel’ weergegeven. Volgens sommigen is dit echter niet terecht. Zij wijzen erop dat er in de tijd van de Bijbel geen kamelen voorkwamen in de Bijbelse regio. Als het in de Bijbel dus over kamelen gaat, dan zijn daar in feite dromedarissen mee bedoeld. Aangezien het Nederlands verschillende woorden heeft om deze twee diersoorten aan te duiden, is het naar hun mening beter het woord ‘kameel’ helemaal te vermijden en in plaats daarvan het woord ‘dromedaris’ te gebruiken.

Het gebruik van de term ‘kameel’ in moderne Bijbelvertalingen is met name oudheidkundige Jona Lendering een doorn in het oog. Op zijn weblog Mainzer Beobachter hekelt hij het feit dat de woorden gamal en kamêlos in de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) met ‘kameel’ zijn weergegeven. Hij vindt dat de vertalers van de NBV zich op dit punt te veel door de vertaaltraditie hebben laten leiden in plaats van door modern wetenschappelijk onderzoek.

Hoe vertaal je κάμηλος dan? Voor zover ik weet hebben alle vertalers er ‘kameel’ van gemaakt. Ik vermoed dat ze de antieke realia ondergeschikt maakten aan een andere afweging: ze wilden niet al te ver afwijken van eerdere vertalingen. In de Statenvertaling stond ‘kemel’, en sindsdien heeft iedereen dat overgenomen. Waarom de biologische onmogelijkheid is gehandhaafd in de Nieuwe Bijbelvertaling, is een van de mysteriën van dit project.

Overal waar de NBV nu het woord ‘kameel’ gebruikt, zou ‘dromedaris’ moeten staan, ook waar het gaat over een kameel die door het oog van een naald gaat (Marcus 10:25). Nu is een weblog waarop menig heilig huisje omver wordt gegooid niet hetzelfde als een wetenschappelijke studie, maar Lendering staat hierin bepaald niet alleen. Daarom hebben we ons, nu we werken aan de revisie van de NBV, uitvoerig over deze kwestie gebogen. Dit artikel biedt inzicht in onze overwegingen en voorstellen om de NBV op dit punt aan te scherpen.

Verschillende diersoorten

De kameel (Camelus bactrianus) en de dromedaris (Camelus dromedarius) behoren beide tot het geslacht Camelus. Deze twee diersoorten zijn genetisch nauw aan elkaar verwant, maar verschillen in de manier waarop ze zich hebben aangepast aan hun oorspronkelijke leefomgevingen. De kameel komt van oorsprong uit de hooggelegen, koude steppen van Centraal-Azië. Door zijn lange haren was hij bestand tegen zeer lage temperaturen. De dromedaris is kortharig en leefde oorspronkelijk in de hete Arabische woestijn. De kameel is stevig gebouwd en heeft korte poten. De dromedaris is ranker gebouwd en kan met zijn lange poten harder lopen.

Het huidige onderzoek gaat ervan uit dat de kameel en de dromedaris onafhankelijk van elkaar zijn gedomesticeerd, op verschillende plaatsen en tijden. Op basis van archeologische gegevens en verwijzingen in oude inscripties heeft Martin Heide aangetoond dat er tussen 3000 en 2500 v.Chr. al sprake was van getemde kamelen in Iran en Turkmenistan. De dromedaris is ruim duizend jaar later gedomesticeerd. Vermoedelijk gebeurde dat op het Arabisch Schiereiland tussen 1500 en 1000 v.Chr. De kameel verscheen volgens Heide als eerste in de Bijbelse regio. Al rond 2500 v.Chr. kwam men in Mesopotamië via volken uit het oosten met deze dieren in aanraking. Kamelen deden in die tijd vooral dienst als lastdier bij handelskaravanen en vormden een belangrijk onderdeel van het handelsnetwerk in de oude wereld. Zo kwamen deze dieren vermoedelijk vanuit Mesopotamië ook in Syrië en de Levant en zelfs in Egypte terecht, en kwam men ook in het oude Israël met deze dieren in aanraking.

Kamelen in Assyrische inscripties

Vanaf de negende eeuw voor Christus worden kamelen af en toe genoemd in de inscripties van Assyrische koningen. In de meeste gevallen gaat het om kamelen die de Assyriërs buitmaakten in Medië (het huidige Iran) of in andere landen in het oosten waar de kameel op dat moment volop in gebruik was. Maar daarnaast zijn er ook enkele verwijzingen in deze inscripties die erop wijzen dat dit dier inmiddels in de Bijbelse regio een bredere verbreiding kende. Zo schrijft de Assyrische koning Tukulti-Ninurta II (890-884 v.Chr.) dat hij dertig Bactrische kamelen als schatting ontving van de Aramese koning Ammealaba van Hindânu (in het huidige Syrië).

Verder laat de Assyrische koning Salmanassar III (858-824 v.Chr.) op de beroemde Zwarte Obelisk (zie afbeelding 1) zien dat hij twee kamelen uit Egypte kreeg aangeboden. Uit het bijschrift op deze overwinningszuil blijkt echter dat deze dieren door Egyptenaren als tamelijk uitzonderlijk werden gezien, want ze boden deze kamelen aan samen met exotische dieren als apen en olifanten: ‘Ik ontving als schatting uit Egypte: (tweebultige) kamelen, een waterbuffel, een neushoorn, een antilope, olifanten en apen.’

Opkomst van de dromedaris

De dromedaris maakte aan het einde van het tweede millennium zijn opwachting in de Bijbelse regio. Een duidelijk bewijs daarvan is een afbeelding uit Tell Halaf (Syrië) uit de tiende eeuw voor Christus waarop iemand te zien is die op een dromedaris rijdt (zie afbeelding 2).

Daarnaast weten we dat de bewoners van Syrië en de Levant met deze dieren geconfronteerd werden via volken uit de Arabische woestijn. Deze woestijnvolken gebruikten de dromedaris niet alleen als lastdier en als rijdier, maar ook om er oorlog mee te voeren. Op hun dromedarissen trokken zij vanuit de woestijn naar het noorden om invallen te doen in Syrië en de Levant. Deze bendes van dromedarisstrijders lieten vermoedelijk ook de bevolking van het oude Israël niet ongemoeid. Tijdens de gevechten werden de dromedarissen bereden door twee strijders: de voorste was de menner van de dromedaris, de achterste was een boogschutter die zijn pijlen op de vijand richtte (zie afbeelding 3).

Vanaf de negende eeuw voor Christus raakte de inzet van dromedarissen bij oorlogsvoering steeds meer bekend in het Nabije Oosten. In 853 v.Chr. bracht de koning van Arabië een groot leger van dromedarisstrijders op de been om samen met andere koningen uit Syrië en de Levant de strijd aan te binden tegen het oprukkende Assyrische leger. Deze veldslag heeft waarschijnlijk grote indruk gemaakt op de Assyriërs, want niet lang daarna gingen zij ertoe over om zelf regimenten van dromedarisstrijders in te lijven in hun legers. Ook uit andere gegevens blijkt dat de aanwezigheid van de dromedaris in de Bijbelse regio snel toenam. De Assyrische koning Sanherib (705-681v.Chr.) schrijft bijvoorbeeld dat hij duizend dromedarissen heeft buitgemaakt op de Arabische koningin Telkhunu. De dromedaris komt dus later in beeld, maar geniet in de Bijbelse regio al snel een grotere bekendheid dan de kameel.

Tussenbalans

Uit het huidige onderzoek blijkt dat de kameel en de dromedaris allebei van nature niet voorkomen in de Bijbelse regio. De kameel, die vanuit Centraal-Azië naar het westen kwam, doet als eerste zijn intrede en wordt vooral ingezet als lastdier. Kamelen bleven lange tijd relatief onbekend, maar op basis van het onderzoek van Heide is er geen reden om aan te nemen dat ze in het geheel niet voorkwamen in het oude Nabije Oosten.

De dromedaris, die vanuit de Arabische woestijn naar het noorden komt, doet veel later zijn intrede in de Bijbelse regio, maar is al snel geen exotisch dier meer. Doordat het gebied waar deze dieren oorspronkelijk vandaan komen niet ver weg ligt, nemen ze snel in aantal toe. Dromedarissen doen net als kamelen dienst als lastdier, maar blijken ook geschikt om als rijdier te dienen. Omdat ze vanwege hun snelheid en wendbaarheid een goed alternatief voor paarden vormen, worden ze ook ingezet bij oorlogsvoering.

Deze gegevens maken duidelijk dat het door Lendering en anderen verdedigde standpunt dat er in de Bijbel geen kamelen kunnen voorkomen, nuancering verdient. Er is geen dwingende reden om het woord ‘kameel’ in Bijbelvertalingen op voorhand te vermijden. Wel moeten we ons afvragen waarom Bijbelvertalingen hoofdzakelijk de term ‘kameel’ hanteren, terwijl het begrip ‘dromedaris’ nauwelijks wordt gebruikt.

Woordgebruik in de Bijbel

In de Hebreeuwse en Griekse bronteksten worden verschillende begrippen gebruikt om deze dieren aan te duiden. De meest gebruikte term in het Oude Testament is gamal, dat 54 keer voorkomt. Daarnaast zijn er nog drie andere Hebreeuwse woorden, die allemaal één keer voorkomen: bekèr (Jesaja 60:6), bikra (Jeremia 2:23) en kirkara (Jesaja 66:20). In de deuterocanonieke boeken en het Nieuwe Testament wordt alleen kamêlos gebruikt, elf keer in totaal.

In de oudste Nederlandse Bijbelvertalingen zien we dat de verschillende woorden in de brontekst ook verschillend zijn weergegeven in het Nederlands. De gangbare begrippen, gamal en kamêlos, zijn steeds vertaald met het Nederlandse woord ‘cameel’ of ‘kemel’. Voor de minder gangbare begrippen, bekèr, bikra en kirkara, worden verschillende Nederlandse equivalenten gebruikt. Sommige vertalingen kiezen voor het woord ‘dromedaris’ (Delftse Bijbel, VorstermanBijbel, Leuvense Bijbel), andere voor het woord ‘looper’ (LiesveltBijbel, BiestkensBijbel, Deux-AesBijbel) of voor de aanduidingen ‘snelle kemel’ en ‘snelle loper’ (Statenvertaling). In nieuwere Bijbelvertalingen zien we een vergelijkbaar beeld. De woorden gamal en kamêlos worden standaard weergegeven met ‘kameel’. Voor de andere drie begrippen gebruiken sommige vertalingen het woord ‘dromedaris’ (Leidse Vertaling, Petrus Canisiusvertaling, Willibrordvertaling) en andere de aanduidingen ‘jonge kameel’ of ‘snelle kameel’ (NBG-vertaling 1951, Groot Nieuws Bijbel, NBV, Herziene Statenvertaling). Hoewel moderne Bijbelvertalingen in de meeste gevallen voor de vertaling ‘kameel’ kiezen, blijkt soms uit de toelichting bij deze vertalingen dat met ‘kameel’ eigenlijk een dromedaris bedoeld is. In de toelichting op de NBV staat bij Marcus 10:25 dat het in deze tekst ‘hoogstwaarschijnlijk om een dromedaris’ gaat, aangezien er in die tijd alleen dromedarissen leefden in Palestina. Het is echter volgens deze toelichting niet nodig om bij het vertalen onderscheid te maken tussen beide diersoorten, omdat dit onderscheid in de oudheid ook maar zelden werd gemaakt.

Dit al te stellige standpunt vraagt om nuancering, nu uit het onderzoek van Heide is gebleken dat het aannemelijk is dat er ook kamelen leefden in de Bijbelse regio. Als er in de Bijbel sprake kan zijn van zowel dromedarissen als kamelen, dan moet je als vertaler dit onderscheid ook zichtbaar kunnen maken in de Nederlandse tekst. Dat betekent dat je niet bij alle teksten voor hetzelfde woord kunt kiezen, maar dat je bij elke tekst moet nagaan welk van beide begrippen het meest passend is om te gebruiken.

Vertaaltraditie

Nederlandse Bijbelvertalers hebben tot nu toe vooral voor de aanduiding ‘kameel’ gekozen. Daar zijn verschillende oorzaken voor aan te wijzen. Deze vertaalkeuze hangt ten eerste samen met het aanbod van de Griekse en Hebreeuwse bronteksten en de manier waarop vertalers daarmee omgaan. Vertalers gebruikten het woord ‘dromedaris’ alleen om de minder gangbare begrippen bekèr, bikra en kirkara weer te geven. De gangbare begrippen gamal en kamêlos gaven ze steevast weer met het woord ‘kameel’. Maar het is de vraag of dit onderscheid terecht is. De woorden bekèr (Jesaja 60:6) en bikra (Jeremia 2:23) duiden niet een bepaalde diersoort aan, maar geven aan dat het om jonge dieren gaat. In deze teksten kunnen dus zowel jonge kamelen als jonge dromedarissen zijn bedoeld. De betekenis van het woord kirkara in Jesaja 66:20 is onzeker. Sommige uitleggers menen dat dit woord ‘wagen’ of ‘draagstoel’ betekent, andere denken dat het naar snelle dieren verwijst. Op grond van deze laatste uitleg wordt aangenomen dat het hier over (snelle) dromedarissen gaat. Dit ene woord biedt echter een te smalle basis om onderscheid te maken tussen kamelen en dromedarissen in een Nederlandse vertaling. Omdat de woorden gamal en kamêlos zo regelmatig voorkomen en in zoveel verschillende verbanden worden gebruikt, is het aannemelijker dat deze twee begrippen naar zowel kamelen als dromedarissen kunnen verwijzen. Dat een begrip uit de brontaal op twee manieren in de doeltaal kan worden weergegeven, is een verschijnsel dat vaker voorkomt. Goede voorbeelden daarvan zijn het Hebreeuwse woord nechosjèt en het Griekse woord chalkos, die in het Nederlands zowel ‘koper’ als ‘brons’ kunnen betekenen. Of je de woorden gamal en kamêlos het best met ‘kameel’ of ‘dromedaris’ kunt vertalen, zal afhangen van de context waarin deze begrippen worden gebruikt.

Dat Bijbelvertalers geneigd zijn om gamal en kamêlos met ‘cameel’, ‘kemel’ of ‘kameel’ te vertalen heeft daarnaast te maken met de nauwe etymologische verwantschap tussen deze woorden. Het Griekse woord kamêlos is ontleend aan het West-Semitisch, een taalgroep waar ook het Hebreeuws onder valt. De Nieuwnederlandse woorden ‘cameel’ en ‘kemel’ en ons woord ‘kameel’ zijn op hun beurt weer aan dit Griekse woord ontleend, of ze zijn rechtstreeks overgenomen uit het Hebreeuws of het Arabisch in de tijd van de kruistochten (1095-1271 n.Chr.). Dat Bijbelvertalers bij het Hebreeuwse woord gamal en het Griekse woord kamêlos al snel aan het Nederlandse ‘kameel’ denken, is dus niet verwonderlijk.

De voorkeur van Nederlandse Bijbelvertalers voor het woord ‘kameel’ houdt ten slotte verband met het gebruik van de woorden ‘cameel’ en ‘kemel’ in de oudste Bijbelvertalingen. In de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw gebruikten Bijbelvertalers de Nieuwnederlandse woorden ‘cameel’ en ‘kemel’ om de begrippen gamal en kamêlos weer te geven. In die tijd maakte men echter nauwelijks onderscheid tussen de twee diersoorten. Het kon gebeuren dat iemand het woord ‘cameel’ of ‘kemel’ gebruikte voor een eenbultige kameel, of het woord ‘dromedaris’ voor een kameel met twee bulten. Pas aan het eind van de achttiende eeuw ontstond het formele onderscheid dat wij nu kennen. In navolging van Philipp Andreas Nemnich besloot men de term ‘dromedaris’ te reserveren voor de eenbultige kameel en het woord ‘kameel’ voor de tweebultige. Dat de woorden ‘cameel’ en ‘kemel’ in de oudste Bijbelvertalingen niet uitsluitend bedoeld waren als aanduiding voor de Bactrische kameel, maar een meer generieke betekenis hadden, laat ook de afbeelding 4 uit De kleine print-bybel zien. In de aangehaalde tekst uit Marcus 10:25 staat het woord ‘kemel’, terwijl er op de houtsnede bij deze tekst duidelijk een dromedaris staat afgebeeld.

De manier waarop de woorden ‘cameel’ en ‘kemel’ in de oudste Bijbelvertalingen functioneren, is van belang om te begrijpen hoe het woord ‘kameel’ in moderne Bijbelvertalingen wordt gebruikt. Het lijkt erop dat in veel moderne Bijbelvertalingen het woord ‘kameel’ niet bedoeld is om uitsluitend naar de Bactrische kameel te verwijzen, maar dat dit woord gebruikt wordt als generieke aanduiding voor beide diersoorten. Dat verklaart ook waarom moderne Bijbelvertalers nog steeds de voorkeur geven aan het woord ‘kameel’ boven het woord ‘dromedaris’. Hun belangrijkste drijfveer is niet dat zij in het spoor van de traditie willen blijven, maar zij doen dit omdat ‘kameel’ in het hedendaags Nederlands nog steeds in deze meer generieke betekenis kan worden gebruikt.

Kameel als generieke aanduiding

Het woord ‘kameel’ wordt in het Nederlands niet alleen gebruikt om een kameel met twee bulten aan te duiden, maar functioneert in bepaalde gevallen ook als generieke aanduiding voor beide diersoorten van het geslacht Camelus, zoals de onderstaande punten duidelijk maken:

1. Bij samengestelde woorden wordt in het Nederlands meestal ‘kameel’ of ‘kamelen’ gebruikt, ook als het over dromedarissen gaat. In de Woordenlijst van de Nederlandse taal (het ‘Groene Boekje’) staan wel samenstellingen als ‘kameelhaar’ en ‘kamelendrijver’, maar geen equivalenten met het woord ‘dromedaris’ of ‘dromedarissen’.

Ook in het algemeen spraakgebruik komen we dit verschijnsel tegen. Een kamelenexporteur handelt niet alleen in kamelen, en aan een kamelenrace doen in de praktijk alleen dromedarissen mee. Bij samengestelde woorden zal een combinatie met ‘kameel’ of ‘kamelen’ snel de voorkeur krijgen boven een combinatie met ‘dromedaris’ of ‘dromedarissen’.

2. Tussen de begrippen ‘kameel’ en ‘dromedaris’ bestaat een zekere ongelijkheid in het Nederlands. Het is wel mogelijk om een dromedaris aan te duiden als een specifiek soort kameel (‘renkameel’, ‘racekameel’, ‘eenbultige kameel’), maar niet om van een kameel te zeggen dat het een bepaald type dromedaris is (‘tweebultige dromedaris’). Als je het woord ‘dromedaris’ gebruikt, sluit je dus uit dat het om een kameel gaat, terwijl dat andersom niet het geval is. De meer generieke betekenis van het woord ‘kameel’ zorgt er bovendien voor dat dit woord zich beter leent voor algemene uitspraken en voor beeldspraak dan het specifiekere ‘dromedaris’.

3. Ook uitgebreide woordenboeken als de Grote van Dale geven aan dat ‘kameel’ in het Nederlands niet alleen functioneert als aanduiding van de Bactrische kameel, maar met name in het meervoud ook gebruikt kan worden als aanduiding voor beide diersoorten. Van Dale omschrijft het woord als volgt:

evenhoevig herkauwend zoogdier met gebulte rug en hoge poten, dat vooral in Azië gevonden wordt, m.n. de tweebultige soort (Camelus bactrianus) (…) in ’t mv. geslacht waartoe de kameel en de dromedaris behoren (Camelus).

Het meervoud ‘kamelen’ laat de mogelijkheid open dat het zowel over kamelen als dromedarissen gaat. Wanneer er dus sprake is van een ongespecificeerde groep dieren van het geslacht Camelus, kan het beste de generieke aanduiding ‘kamelen’ worden gebruikt.

Kameel of dromedaris?

Het is goed denkbaar om in bepaalde teksten de algemene term ‘kameel’ in te wisselen voor de specifiekere term ‘dromedaris’. De vraag is alleen of het altijd lukt om te bepalen om welke van beide diersoorten het precies gaat. Bovenstaande overwegingen maken duidelijk dat de keuze voor de vertaling ‘kameel’ of ‘dromedaris’ afhangt van verschillende factoren. Op grond hiervan kunnen we de teksten waarin het over deze dieren gaat, indelen in drie categorieën.

1. Teksten waarin het beste voor ‘dromedaris’ gekozen kan worden

De term ‘dromedaris’ is het meest geschikt om te gebruiken in teksten waarin er sprake is van Arabische volken die deze dieren inzetten voor oorlogsvoering. Deze volken staan in de Bijbel bekend als Amalekieten, Ismaëlieten en Midjanieten. In het boek Rechters lezen we hoe zij met hun dieren het land van Israël binnenvallen en alles verwoesten. De beschrijving van deze legers doen denken aan de dromedarisstrijders die we in buitenBijbelse bronnen tegenkomen (zie afbeelding 3). Ook de herkomst van deze volken wijst erop dat er in deze teksten geen kamelen maar dromedarissen bedoeld zijn. Ten slotte spelen de biologische eigenschappen van de twee diersoorten een belangrijke rol in dit verband. Omdat dromedarissen van nature sneller en wendbaarder zijn dan kamelen, is het aannemelijk dat strijders bij het oorlog voeren gebruikmaakten van dromedarissen.

Als we in deze teksten voor het woord ‘dromedaris’ in plaats van voor ‘kameel’ zouden kiezen, zouden bijvoorbeeld Rechters 6:5 en 1 Samuel 30:17 er in de gereviseerde NBV als volgt uit komen te zien:

Rechters 6:5
Als een zwerm sprinkhanen kwamen ze aanzetten met hun vee en hun tenten: een onafzienbare massa mensen en dromedarissen die het land binnenviel en alles verwoestte.

1 Samuel 30:17
Niemand ontkwam, op vierhonderd jongemannen na, die op hun dromedarissen wegvluchtten.

Daarnaast valt het op grond van de Hebreeuwse woordenboeken goed te verdedigen om de term ‘dromedaris’ te gebruiken in Jesaja 66:20 als vertaling van het Hebreeuwse woord kirkara.

2. Teksten waarin het woord ‘dromedaris’ beter vermeden kan worden

Onder deze categorie vallen alle verwijzingen in de verhalen over de aartsvaders in het boek Genesis. Volgens Heide is het goed mogelijk dat het in deze teksten om Bactrische kamelen gaat. Hij merkt op dat vooral Abraham en Jakob in verband worden gebracht met Mesopotamië en dat juist zij over dit soort dieren beschikten. Daarnaast wijst hij erop dat de bezitters van deze dieren ze niet gebruikten om er zelf op te rijden, maar om er vrouwen en kinderen (Genesis 24:61; 31:17) en goederen (37:25) mee te vervoeren. Anderen wijzen er echter op dat deze verhalen pas vele eeuwen later zijn opgetekend en dat het in deze teksten vermoedelijk wel om dromedarissen gaat. Hoe oud de verhalen over de aartsvaders precies zijn, en wanneer ze zijn opgeschreven, kunnen we niet met zekerheid zeggen. Als je echter in je vertaling de term ‘dromedaris’ gebruikt, dan wek je de indruk dat je daar wel een duidelijk beeld van hebt. Om die indruk te vermijden is het beter om in deze verhalen niet het woord ‘dromedaris’ te gebruiken. Een tweede bezwaar tegen het gebruik van het woord ‘dromedaris’ is dat deze dieren in de tijd van de aartsvaders helemaal niet voorkwamen in de Bijbelse regio. Het huidige onderzoek laat zien dat de dromedaris in die tijd nog niet was gedomesticeerd. Als je in deze verhalen dus het woord ‘dromedaris’ gebruikt, dan levert dat een opvallend anachronisme op in je vertaling. Om te voorkomen dat je een begrip gebruikt dat niet past in de tijd waarin deze verhalen spelen, is het beter om in deze teksten het woord ‘dromedaris’ te vermijden.

3. Teksten waarin het best het woord ‘kameel’ als generieke aanduiding voor beide diersoorten gebruikt kan worden

Dat geldt ten eerste voor de teksten waarin de samengestelde woorden ‘kameelzadel’ (Genesis 31:34), ‘kamelenbult’ (Jesaja 30:6) en ‘kameelhaar’ (Matteüs 3:4, Marcus 1:6) voorkomen. Bij dit soort samenstellingen is het natuurlijker om in het Nederlands het woord ‘kameel’ of ‘kamelen’ te gebruiken dan het woord ‘dromedaris’ of ‘dromedarissen’.

Daarnaast is de generieke aanduiding ‘kameel’ het meest geschikt om te gebruiken bij opsommingen van verschillende soorten vee. Hoewel het aannemelijk is dat er naast geiten, schapen, runderen en ezels vooral dromedarissen werden gehouden in het oude Nabije Oosten, kan niet worden uitgesloten dat er ook kamelen deel uitmaakten van deze veestapels. Omdat niet duidelijk is of het in deze teksten om kamelen of om dromedarissen of om beide diersoorten gaat, verdient het de voorkeur de generieke aanduiding ‘kameel’ te gebruiken. Dit argument is ook van toepassing op teksten waarin sprake is van dieren die gebruikt worden om goederen of mensen te vervoeren. Omdat bekend is dat zowel dromedarissen als kamelen hiervoor werden ingezet en uit de context niet kan worden afgeleid om welk van beide diersoorten het gaat, is het raadzaam om ook in deze teksten de generieke aanduiding ‘kamelen’ te gebruiken.

Het woord ‘kameel’ als aanduiding van beide diersoorten past ook het best in teksten over reine en onreine dieren. Als je in deze teksten het woord ‘dromedarissen’ zou gebruiken, dan krijgt een lezer de indruk dat alleen dromedarissen onrein waren en dat kamelen wel gegeten mochten worden. Om te benadrukken dat beide diersoorten onrein waren, zou je hier ook voor de dubbelvertaling ‘kamelen en dromedarissen’ kunnen kiezen.

De generieke aanduiding ‘kameel’ kan ook het best gebruikt worden in teksten waarin deze dieren niet letterlijk maar figuurlijk ter sprake komen. Het woord ‘dromedaris’ leent zich minder goed voor dit soort beeldspraak, omdat het in de meeste gevallen te specifiek is en afleidt van de betekenis van de tekst. Bij de uitspraak ‘het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan’ gaat het er niet om precies aan te geven welk dier hier bedoeld is, maar om het contrast uit te drukken tussen het grote dier en het kleine gaatje waar het doorheen moet. Daarvoor kun je beter de bekende term ‘kameel’ blijven gebruiken.

De bovenstaande categorieën helpen om te bepalen in welke teksten het woord ‘kameel’ in de NBV beter vervangen kan worden door ‘dromedaris’, en in welke teksten ‘kameel’ beter kan blijven staan. Er zijn echter een paar teksten die lastig zijn om in te delen, omdat daarbij verschillende argumenten een rol spelen.

Dat betreft ten eerste 1 Koningen 10:2 (en de parallelle tekst, 2 Kronieken 9:2), waarin staat dat de koningin van Seba met een grote karavaan ‘kamelen’ beladen met reukwerk, goud en edelstenen naar Jeruzalem reist. Aangezien zowel kamelen als dromedarissen werden gebruikt voor het vervoer van goederen, zou deze tekst het best ingedeeld kunnen worden in categorie 3 en zou de generieke aanduiding ‘kameel’ de voorkeur verdienen. Maar op grond van het gegeven dat deze karavaan afkomstig is uit Seba, dat vermoedelijk aan de zuidkant van het Arabisch schiereiland lag, moet het hier wel over dromedarissen gaan en kun je op basis van de context deze tekst beter indelen in categorie 1.

Een andere tekst waarbij verschillende afwegingen een rol spelen, is Jesaja 60:6. Deze poëtische tekst schetst een beeld van een stoet ‘kamelen’ en ‘jonge kamelen’ die Jeruzalem met rijkdom overspoelt. Beladen met wierook en goud trekt deze lange stoet vanuit Midjan, Efa en Seba naar Jeruzalem. Vanwege het beeldend taalgebruik zouden we deze tekst het best in categorie 3 in kunnen delen en zouden we de woorden gamal en bekèr het best met ‘kameel’ en ‘jonge kameel’ kunnen weergeven. Daar staat echter tegenover dat het aannemelijk is dat hier dromedarissen en jonge dromedarissen bedoeld zijn, aangezien deze tekst expliciet verwijst naar Midjan en Seba. Als we deze tekst echter in categorie 1 indelen, zal gekeken moeten worden of een herhaling van het woord ‘dromedaris’ in deze poëtische tekst wenselijk is en of het woord ‘dromedaris’ in het ritme van de tekst past.

Conclusie

Het woord ‘kameel’ in moderne Bijbelvertalingen verwijst niet uitsluitend naar Bactrische kamelen, maar heeft een meer generieke betekenis en kan ook betrekking hebben op eenbultige kamelen. Dit heeft als voordeel dat je in de vertaling in het midden kunt laten of er in de brontekst sprake is van een kameel of een dromedaris. Het nadeel is echter dat je in je vertaling geen onderscheid kunt maken tussen beide diersoorten, terwijl daar op grond van buitenBijbelse gegevens soms wel aanleiding toe is. Op basis van verschillende exegetische en neerlandistieke afwegingen kunnen de verschillende teksten waarin sprake is van ‘kamelen’ ingedeeld worden in drie categorieën. Voor de teksten in de eerste categorie geldt dat het woord ‘kameel’ beter vervangen kan worden door ‘dromedaris’. Voor de teksten in de andere twee categorieën geldt juist dat het woord ‘kameel’ beter kan worden gehandhaafd.

Dr. Reinoud Oosting werkt als oudtestamenticus bij het NBG.

Bronvermelding

Reinoud Oosting, ‘Kameel of dromedaris?’ in: Met Andere Woorden 39/1 (juni 2020), 6-22.

Geraadpleegde literatuur

  • Jan J. Boersema, Thora en Stoa over mens en natuur. Een bijdrage aan het milieudebat over duurzaamheid en kwaliteit, Baarn 1997.
  • David Clines, The Dictionary of Classical Hebrew. Volume IV, Sheffield 1998.
  • Van Dale = T. den Boon & R. Hendrickx (met N. van der Sijs), Groot woordenboek van de Nederlandse taal (15e herziene editie), Utrecht 2015.
  • Albert Kirk Grayson, Assyrian Rulers of the Early First Millennium BC II (858-745 BC) (RIMA 3, Toronto 2002).
  • E. Frahm, Einleitung in die Sanherib-Inschriften (AfO Beiheft 26, Wenen 1997).
  • Wilhelm Gesenius, Hebraïsches und Aramäisches Handwörterbuch über das Alte Testament, 3. Lieferung, Berlijn 200518.
  • Martin Heide, ‘The Domestication of the Camel’ in: Ugarit-Forschungen 42 (Internationales Jahrbuch für die Altertumskunde Syrien-Palästinas, Münster 2011), 331-384.
  • Ilse Köhler-Rollefson, ‘Camels and Camel Pastoralism in Arabia’ in: Biblical Archaeologist 56/4 (1993), 181-182.
  • Paul Lawrence, ‘“Nee hè, hij heeft zijn horloge nog om!” Het vermijden van anachronismen bij het vertalen van het Oude Testament’ in: Met Andere Woorden 29/3 (september 2010), 31-38.
  • Jona Lendering, ‘MOM | Vertalen is moeilijk’ in: Mainzer Beobachter, 12 augustus 2019  (geconsulteerd 13-03-2020).
  • S. van der Lingen & M.-J. Wijntjes, ‘Bronzen zuilen en koperen schalen’ in: Met Andere Woorden 20/3 (juni 2001), 30-34.
  • Philipp Andreas Nemnich, Allgemeines Polyglotten-Lexicon der Naturgeschichte, Hamburg 1793-1795.
  • Barclay M. Newman & Philip C. Stine, A Handbook on Jeremiah, New York 2003.
  • John Noble Wilford & Maarten Keulemans, ‘Dromedarissen in de Bijbel: ongeloofwaardig’ in: De Volkskrant Wetenschap, 15 februari 2014, (geconsulteerd 13-03-2020).
  • H.G.L. Peels, ‘כַר – elaborate ladies’ saddle’, op http://www.otw-site.eu/database/ (geconsulteerd 13-03-2020).
  • J.B. Pritchard (ed.) Ancient Near Eastern Texts Relating to the Old Testament (Princeton 19693).
  • Jurjen Reumer, ‘De dromedaris: Optimaal aangepast aan dorre streken’ in: Trouw/De Verdieping, 2 januari 2016  (geconsulteerd 13-03-2020).
  • Nicoline van der Sijs (samensteller), Etymologiebank (2010).

Verantwoording afbeeldingen

  1. 1.© Trustees of the British Museum. (Foto: British Museum.)
  2. 2.© The Walters Art Museum, Baltimore. (Foto: The Walters Art Museum.)
  3. 3.© Trustees of the British Museum. (Foto: British Museum).
  4. 4.Foto: NBG/Reinoud Oosting.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.12
Volg ons