Is God fair? Gelukkig niet!
In Lucas 16:1-8 wordt God voorgesteld als een rijke man. Hij heeft een sjoemelende rentmeester die hij de wacht aanzegt. De rentmeester denkt bij zichzelf: ‘Wat nu? Straks sta ik op straat. Werken op het land kan ik niet en om nou te gaan bedelen … Weet je wat, ik zal de debiteuren van mijn baas een plezier doen. Dan vinden ze mij aardig en bieden ze me straks misschien een baan aan. De ene hand wast de andere.’
Dus roept hij een voor een de schuldenaars bij zich. ‘Hoeveel bent u mijn baas schuldig? Honderd vaten olijfolie? Kijk, hier is het schuldbewijs, ga zitten en maak er vijftig van. En u, wat bent u schuldig? Honderd balen graan? Vooruit, laten we daar tachtig van maken.’
Boef als voorbeeld
Zulk creatief boekhouden kan natuurlijk niet onopgemerkt blijven. Wat doet die rijke man? Ontslaat hij zijn rentmeester op staande voet? Geeft hij hem aan bij de tempelpolitie omdat hij het zevende gebod (gij zult niet stelen) heeft overtreden? Nee, hij prijst hem omdat hij ‘slim had gehandeld’. Jezus nodigt ons uit om aan deze boef een voorbeeld te nemen.
Dat is maf. Het evangelie zet onze normen en waarden op zijn kop. Wij vinden het niet fair als we bestolen worden, maar God wil, net als die rijke man, niets liever dan dat we Hem plunderen – om vervolgens de buit weg te geven, al was het maar om bij anderen in het gevlei te komen. God calculeert niet. Hij houdt van boeken maar heeft niets met boekhouden. Hij snapt niets van ons commerciële denken en gaat bijzonder slordig met zijn bezit om.
Waarom? Waarschijnlijk omdat alles hoe dan ook van Hem is. De vaten dure olijfolie die de rentmeester verpatst zijn en blijven van God, of die nu bij de rentmeester of bij de schuldenaar in de kelder staan. Ja, zelfs de rentmeester en de schuldenaar zijn van Hem. ‘De aarde is van de Heer, en zijn volheid,’ zingt de psalmdichter.
Schandalige goedheid
God is niet fair. In een ander verhaal van Jezus krijgen arbeiders die de hele dag hebben gezwoegd, evenveel handje contantje als hun collega’s die pas het laatste uurtje kwamen opdraven. Die eerste werkers zijn diep verontwaardigd. Want het goede kan zich wel het kwade voorstellen, zegt de dichter W.H. Auden, maar het kwade niet het goede. Dat is namelijk een wonder. Het kwaad heeft geen besef van de schandalige goedheid van God die geen verschil maakt tussen wat wij eerlijk en oneerlijk noemen.
Elke dag laat hij zijn zon eerst opgaan over de slechte mensen en dan pas de goede, zegt Jezus in de Bergrede (Matteüs 5:45). Dat gaat tegen ons gevoel van rechtvaardigheid in. Misschien was dat het waarom de vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling de volgorde hebben omgedraaid: de zon gaat heel fair eerst over de goeden op en als er dan nog een flikkertje zonlicht overblijft, mogen de slechten dat krijgen. Maar de grondtekst laat er geen twijfel over bestaan: de slechte mensen mogen zich het eerst in de zon koesteren. Pas als het gaat regenen, vervolgt Jezus, mogen de rechtvaardigen als eersten een nat pak krijgen, waarbij de onrechtvaardigen dan natuurlijk allang een schuilplaats hebben gezocht.
God is niet fair. Hij steekt een spaak in het almaar tollende wiel van ons voor-wat-hoort-wat denken. Hij is onuitputtelijk en wil niets liever dan dat we Hem beroven en zijn goedheid uitdelen. Dat is wat die frauderende rentmeester ons leert.
Jean-Jacques Suurmond is emeritus-predikant van de Protestantse Kerk in Nederland en coach