Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
6 april 2023

De zeven kruiswoorden van Jezus

Welke woorden sprak Jezus voordat Hij aan het kruis stierf? Het antwoord op die vraag verschilt per evangelie. In veel kerken worden de zogenaamde ‘kruiswoorden van Jezus’ in de vieringen vóór Pasen achter elkaar gelezen, op zo’n manier dat er een logische volgorde ontstaat.

Maar het kan ook heel krachtig zijn om juist te kijken naar wat elke evangelist wilde benadrukken met de woorden die hij heeft overgeleverd. Welk verhaal vertellen zij over Jezus, en over de betekenis van zijn lijden en dood?

Maar het kan ook heel krachtig zijn om juist te kijken naar wat elke evangelist wilde benadrukken met de woorden die hij heeft overgeleverd. Welk verhaal vertellen zij over Jezus, en over de betekenis van zijn lijden en dood?

Matteüs en Marcus: Door God verlaten

Volgens Matteüs en Marcus spreekt Jezus maar één zin vanaf het kruis – een citaat uit Psalm 22:2:

Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. Aan het einde daarvan, in het negende uur, riep Jezus met luide stem: ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ Dat betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’

Matteüs 27:45-46

Op het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. Aan het einde daarvan, in het negende uur, riep Jezus met luide stem: ‘Eloï, Eloï, lema sabachtani?’, wat in onze taal betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’

Marcus 15:33-34

De hele pekzwarte duisternis van het gebeuren daar op Golgota komt in deze zin tot uitdrukking. Eerder in het verhaal zijn andere delen van Psalm 22 al in vervulling gegaan: de soldaten hebben om Jezus’ kleren gedobbeld Marcus 15:24; Psalm 22:19) en Hij is bespot (Marcus 15:29-32; Psalm 22:7-9) terwijl Hij onmenselijk lijden ondergaat (Marcus 15:23; Psalm 22:15-18). Onmenselijk? Nee: Matteüs en Marcus laten juist een Jezus zien die tot het naadje gaat om te delen in de menselijke ervaring van lijden en godverlatenheid.

Lucas: Vergeving en vertrouwen

In Matteüs en Lucas zagen we een Jezus die in zijn lijden helemaal in zichzelf gekeerd was. Elke gedachte aan verlossing, zoals die in het tweede deel van Psalm 22 wordt beschreven, is op dit moment nog ver weg. Lucas laat, naast het lijden, ook iets anders zien:

Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, kruisigden ze Hem, samen met de twee misdadigers, de een rechts van Hem, de ander links. Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen.

Lucas 23:33-34

Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen Hem: ‘Jij bent toch de messias? Red jezelf dan en ons erbij!’ 40Maar de ander wees hem terecht met de woorden: ‘Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? 41Wij worden terecht gestraft: het is ons verdiende loon. Maar die man heeft niets verkeerds gedaan.’ 42En hij zei: ‘Jezus, denk aan mij wanneer U in uw koninkrijk komt.’ 43Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn.’

Lucas 23:39-43

Rond het middaguur werd het donker in het hele land doordat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest.’ Toen Hij dat gezegd had, blies Hij de laatste adem uit.

Lucas 23:44-45

Volgens Lucas kijkt Jezus als het ware verder dan het kruis, naar de verlossing die zijn lijden zal brengen. Zijn laatste woorden tonen zijn ongebroken vertrouwen in God de Vader. Vanuit dat vertrouwen kan Hij om vergeving vragen voor zijn moordenaarsen aan een berouwvolle misdadiger beloven dat zijn toekomst veilig is.

Johannes: Heer en Meester, zelfs aan het kruis

Johannes laat door zijn hele evangelie heen steeds weer zien dat Jezus de touwtjes in handen heeft, ook al denken aardse machthebbers daar misschien anders over. Dat geldt ook – en misschien wel juist – voor het moment waarop Jezus een vernederende dood sterft aan het kruis:

Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en haar zus, en Maria, de vrouw van Klopas, en Maria van Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie Hij veel hield, zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, dat is uw zoon,’ en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder.’ Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.

Johannes 19:25-27

Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei Hij: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat water met azijn; ze doopten er een spons in en brachten die, gestoken op een majoraantak, naar zijn mond. Nadat Jezus ervan gedronken had zei Hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.

Johannes 19:28-30

Zelfs vanaf het kruis geeft Jezus nog instructies aan zijn volgelingen om er zeker van te zijn dat zij zich om elkaar zullen bekommeren. Hij heeft door dat één aspect van Psalm 22 nog niet in vervulling is gegaan – ‘mijn tong kleeft aan mijn gehemelte’ (vers 16) – en zegt daarom dat Hij dorst heeft. En het lijkt er zelfs op dat Hij zelf het moment van zijn dood kiest, in het volle bewustzijn dat zijn missie op aarde is afgerond.

Vier evangelisten, drie verschillende vensters op de laatste uren van Jezus. In alle drie klinkt Psalm 22 door, een psalm over lijden en een schreeuw om Gods hulp. En ook al komt dat op dat moment nog niet bij elke evangelist tot uitdrukking: uiteindelijk gaat het verhaal richting de verlossing die ook in Psalm 22 wordt beschreven:

De vernederden zullen eten en worden verzadigd.
Zij die Hem zoeken, brengen lof aan de HEER.
Voor altijd mogen jullie leven!

Psalm 22:27

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons