Jezus’ zeven kruiswoorden
Op Goede Vrijdag staan christenen wereldwijd stil bij de marteldood van de man in wie zij geloven: Jezus. Van Hem zijn zeven uitspraken opgetekend, terwijl Hij aan het kruis hing. Wat zei de stervende Jezus, en wat hebben die ‘zeven kruiswoorden’ ons te zeggen?
De zeven kruiswoorden zijn niet onopgemerkt gebleven. In 1787 componeerde Joseph Haydn zijn Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze, geïnspireerd op die zeven ‘laatste woorden’. In 1859 deed de Franse César Franck hetzelfde in zijn Les sept paroles de Christ sur la Croix. En Paul Carr deed weer hetzelfde in 2013 met zijn Seven last words from the cross. In Nederland kennen we een van de ‘woorden’ – ‘het is volbracht’ – vooral in de politieke context van het euthanasiedebat. Op 14 april 2001, Stille Zaterdag dat jaar, gebruikte de toenmalige minister van volksgezondheid Els Borst in een interview met het NRC deze woorden aangaande de door de Tweede Kamer aangenomen euthanasiewet. De minister bood overigens haar verontschuldigingen aan na een (niet aangenomen) motie van afkeuring vanuit de christelijke partijen.
Zeven laatste woorden
De ‘zeven kruiswoorden’ zijn de verzamelde zeven laatste woorden die Jezus voor zijn dood uitsprak. Het gaat steeds om een directe rede: Jezus spreekt direct een of meerdere personen toe, wat door de dramatiek van de mise-en-scène duizendvoudig wordt versterkt. Als verzameling is het een soort spiritueel testament van Jezus, niet geordend en gesorteerd zoals bijvoorbeeld de Bergrede (Matteüs 5-7
Driemaal: op de ander
De zeven zijn op te delen in drie gericht op anderen: woorden van troost, vergeving en zorg, en vier gericht op Jezus zelf: woorden van angst, hoop en vertrouwen. Driemaal roept Jezus direct zijn Vader aan, waarvan éénmaal impliciet.
We beginnen met de eerste categorie. Daar lijkt Jezus zijn eigen pijn en verdriet te vergeten om zich om anderen te bekommeren. Die ander kan een geliefde zijn, maar ook een tegenstander, of zelfs een moordenaar.
In Lucas 23:34
Enkele verzen verder, in Lucas 23:43
In Johannes 19:26-27
Viermaal: op zichzelf
Als Jezus over zichzelf spreekt of zijn lot beklaagt, citeert Hij in drie van de vier gevallen het boek van de Psalmen, de vanzelfsprekende bron voor elke gelovige Jood in het uur van zijn dood. In Lucas 23:46
Psalm 69
Tussen hoop en wanhoop
Later, in Johannes 19:30
De vraag naar de betekenis van dit citaat van Jezus uit – wederom – de Psalmen (22:2)
En wij?
Wat deze zeven kruiswoorden vooral laten zien aan ons gelovigen van het begin van de 21e eeuw is dat Jezus niets menselijks en niets goddelijks vreemd is. We zien de Godmens naakt, in zijn ware gestalte, zonder enige bescherming. We zien Jezus mensen vergeven, mensen troosten, vooral bezorgd om het welzijn van de anderen. Maar we zien Jezus ook pijn hebben, lijden, zich verlaten voelen. In de zeven kruiswoorden zien we Jezus zo menselijk dat het ons pijn doet: de allerrechtvaardigste ondergaat de alleronrechtvaardigste straf. Maar tegelijkertijd zien we Jezus zo goddelijk dat het ons pijn doet, alleen net op een andere plek. De menselijke Jezus raakt ons in ons hart, de goddelijke Jezus in ons verstand. Hoe te bedenken dat God zelf lijden kan in de Man van Smarten. Hoofd en hart vechten met zichzelf en met elkaar, tot het een ontlading vindt in het mysterie van de Paasmorgen.
Frank Bosman
Cultuurtheoloog en verbonden aan het Tilburg Cobbenhagen Center.