Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 oktober 2020

De verwerking van lezersreacties in het gereviseerde Nieuwe Testament

Cor Hoogerwerf

De afgelopen jaren heb ik meegewerkt aan de revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), onder andere aan de nieuwtestamentische brieven. In ieder hoofdstuk van die brieven is wel iets veranderd, al is er in sommige brieven vaker ingegrepen dan in andere. Hoe zijn we te werk gegaan en welke rol speelden de lezersreacties daarbij?

Samenvatting
In dit artikel geeft nieuwtestamenticus Cor Hoogerwerf aan de hand van voorbeelden een indruk van de plaats die de lezersreacties hebben gehad binnen het geheel van het revisiewerk aan het Nieuwe Testament. De voorbeelden zijn afkomstig uit verschillende brieven en relateren aan de ‘speerpunten’ van de revisie.
hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

In oktober 2004, op de eerste morgen waarop de NBV te koop was, ging ik, terwijl ik onderweg was naar een college Latijnse taalkunde, langs boekhandel Kooyker in de Leidse Breestraat om een gloednieuw exemplaar van de opgetaste stapels mee te nemen. Vol verwachting en met toenemende bewondering las ik het ene stuk na het andere. Vanaf dat moment was ik ervan overtuigd dat zó vertalen het beste is. De NBV werd mijn Bijbelvertaling. Zestien jaar later is dat exemplaar zo versleten dat het een nieuwe kaft nodig heeft.

Stijl

Wat mij destijds trof in de vertaling van de brieven van Paulus was dat de apostel niet meer met steeds dezelfde plechtstatige toon en in soms onbegrijpelijke zinnen spreekt, maar in natuurlijk Nederlands zijn zaak bepleit, zijn gemeenten vriendelijk bemoedigt of juist streng vermaant. Soms is zijn betoog rustig, soms haalt hij sarcastisch uit, maar hij kan ook een innige of lyrische toon treffen. Een van de sterke punten van de NBV is dat er veel oog geweest is voor het retorische karakter van de brieven in het Nieuwe Testament.

De NBV heeft nadrukkelijk oog voor de stijlkenmerken van de verschillende Bijbelboeken en brengt een reliëf aan in de vertaling dat overeenkomt met stijlverschillen in de brontekst. De aandacht voor stijl en genre, zoals de retorische stijl van de nieuwtestamentische brieven, is een integraal onderdeel van de vertaalaanpak. Dat maakt de NBV uniek onder de Nederlandse vertalingen. In de revisie bouwen we voort op dit sterke punt.

In enkele publicaties over de stijl van de NBV is uiteengezet dat de vertaling van het Nieuwe Testament qua stijl en taalniveau een hoger register gebruikt dan de brontekst. Voor het grootste gedeelte van het Griekse Nieuwe Testament geldt dat de grammatica, de woordkeus en de zinsbouw in de brontekst niet voldoen aan de maatstaven die men in de Griekse welsprekendheid voor een literaire stijl hanteerde. Natuurlijk betekent dit niet dat de NBV dit een-op-een tot uitdrukking zou moeten brengen door bewust gebrekkig en onbeholpen Nederlands in te zetten. Geen lezer zit daarop te wachten. Het betekent wel dat de overeenkomst tussen de NBV en het taalregister van de brontekst niet absoluut, maar relatief is. De NBV kiest allereerst voor goed en natuurlijk Nederlands en zet dat vervolgens zo in dat de onderlinge stijlverschillen in de Bijbel in de vertaling weerspiegeld worden.

Consistentie bevorderen

Afstemming Oude en Nieuwe Testament

Een belangrijk onderdeel van ons revisiewerk betrof een systematische toetsing van de afstemming tussen Bijbelgedeelten. In de nieuwtestamentische brieven gaat het dan vaak over afstemming tussen het Oude en Nieuwe Testament. Hierop is bij de NBV ook al goed gelet, maar soms bleek er ruimte voor verbetering.

Een duidelijk voorbeeld is het citaat van Psalm 34:13-17a in 1 Petrus 3:10-12. In een van de publicaties die over de NBV zijn verschenen, wordt opgemerkt dat de vertaling van het citaat onnodig verschilt van de vertaling van de psalm zelf, waardoor bovendien poëtische kenmerken verloren gaan. Bij nadere bestudering blijkt inderdaad dat hier meer afstemming gewenst is. In de NBV is gekozen voor een prozaïsche bewerking van het citaat door transformaties toe te passen en parallelle zinnen samen te trekken. Bij een volledige integratie in de context, zonder aanhalingstekens, zou dit misschien verdedigbaar zijn, maar het past minder goed bij de weergave van deze verzen als citaat. Dan heeft het de voorkeur om zo dicht mogelijk bij de vertaling van Psalm 34 te blijven.

In de revisie is daarnaast gekozen voor een stichische weergave. In de context van het betogende genre van de brieven hanteren we de regel dat een citaat van een poëtische tekst dat langer is dan voor het argument nodig is, stichisch gezet mag worden. Het poëtische is dan immers niet meer ondergeschikt aan de inhoud; het citaat krijgt een eigen literaire functie binnen de citerende tekst. Het resultaat is als volgt:

1 Petrus 3:10-12, NBV

10 Immers: ‘Wie het leven liefheeft en gelukkig wil zijn, moet geen laster of leugens over zijn lippen laten komen, 11 hij moet het kwaad uit de weg gaan en het goede doen, en voortdurend vrede nastreven. 12 Want de Heer verliest de rechtvaardigen niet uit het oog en luistert naar hun gebeden, maar hij keert zich tegen wie kwaad doen.’

NBV21

10 Immers:
‘Wie het leven liefheeft en goede jaren wil genieten,
laat hij zijn tong behoeden voor het kwaad
en zijn lippen voor woorden van bedrog,
11 laat hij het kwaad mijden en doen wat goed is,
laat hij naar vrede streven en die najagen. 
12 Want het oog van de Heer rust op de rechtvaardigen
en zijn oor luistert naar hun hulpgeroep,
maar Hij keert zich tegen wie kwaad doen.’

Het citaat is nu beter afgestemd op Psalm 34:13-17, waarin overigens behalve de eerbiedskapitalen niets veranderd is. De overgebleven verschillen hebben te maken met de verschillen tussen de Hebreeuwse tekst en de Griekse vertaling en met het feit dat het citaat functioneert in een betoog.

I ♥ NBV

De vertaling van kardia (‘hart’) in de NBV heeft op nogal wat plaatsen reacties opgeroepen. Een voorbeeld is de opmerking van Karel Deurloo en Nico ter Linden in Het luistert nauw bij 2 Tessalonicenzen 3:5. Daar heeft de NBV: ‘Moge de Heer uw wil en verlangen richten op de liefde voor God en de standvastige trouw aan Christus.’ De frase ‘uw wil en verlangen’ is een vertaling van humôn tas kardias (‘jullie harten’). Bij dit vers betogen zij dat ‘hart’ onnodig uit de vertaling is gehouden. Als de NBV vaker voor ‘hart’ zou kiezen, zou dat er misschien wel toe leiden, zo grappen ze, dat een fan de tekst ‘I ♥ THE NBV’ op zijn T-shirt laat drukken. Nu komt ‘hart’ veelvuldig voor in de NBV en is er voor wie het woord ‘hart’ graag in de Bijbel tegenkomt weinig reden tot klagen. Maar als ‘hart’ zo vaak voorkomt, roept dat wel de vraag op of het echt nodig is dat in onder meer 2 Tessalonicenzen 3:5 het hart een vertaaltransformatie heeft ondergaan. En hoe staat het met het hart in de rest van de nieuwtestamentische brieven? Bij het revisiewerk is deze vraag tegen het licht gehouden.

De NBV geeft het Griekse woord kardia in de meeste gevallen zonder problemen weer met ‘hart’. Wanneer dat niet het geval is, valt dit goed te verklaren. In Romeinen 10:6 bijvoorbeeld geeft de NBV ‘zeg niet in uw hart’ adequaat weer met ‘zeg niet bij uzelf’, en in Efeziërs 6:22 ‘uw harten bemoedigen’ met ‘u moed inspreken’ (vgl. Kolossenzen 2:2, 4:8, 2 Tessalonicenzen 2:17, Jakobus 5:8). Het hart is hier onderdeel van een idiomatische uitdrukking, die volgens de NBV-methode niet woordelijk vertaald wordt als dat geen natuurlijk Nederlands oplevert. Maar in 2 Tessalonicenzen 3:5 is het de vraag of het omwille van de doeltaal nodig is om ‘hart’ te transformeren tot ‘wil en verlangen’. Het argument van Deurloo en Ter Linden dat het hart ook in modern Nederlands de zetel van de wil en het verlangen is, snijdt hout. Elders in de NBV vinden we de vertaling ‘(het) hart richten op’ (1 Kronieken 29:18, 2 Kronieken 12:14, 19:3). De uitdrukking ‘(het) hart richten op’ is dus binnen de NBV een vertaalmogelijkheid. Hoewel de keuze voor ‘uw wil en verlangen’ in 2 Thessalonicenzen 3:5 op zichzelf goed te verdedigen valt, is deze weergave binnen het geheel van de NBV opvallend. De stijl en de toon van 2 Tessalonicenzen wijken niet zo ver af van andere brieven dat ze deze unieke vertaalkeuze rechtvaardigen. Het heeft daarom de voorkeur om dit vers af te stemmen op de rest van de NBV. De nieuwe tekst luidt: ‘Moge de Heer uw hart richten op de liefde voor God en de standvastige trouw aan Christus.’

Een ander geval waar de transformatie van ‘hart’ kritiek heeft opgeroepen, is 1 Korintiërs 4:5. Daar kan ‘onthullen wat de mensen heimelijk beweegt’ (NBV) een iets te negatieve kleuring geven aan ‘de raadslagen der harten openbaar maken’ (NBG-vertaling 1951). Dat wordt in de NBV21: ‘onthullen wat er in de harten van mensen omgaat’. Dienovereenkomstig wordt in 1 Korintiërs 14:25 ‘alles wat hem heimelijk beweegt’ (NBV) ‘alles wat in zijn hart verborgen ligt’ (NBV21). Deze laatste formulering sluit aan bij ‘wat in het duister verborgen is’ uit 1 Korintiërs 4:5 (NBV), waar in het Grieks hetzelfde woord (ta krupta) gebruikt wordt. Dit voorbeeld laat ook zien dat een wijziging op de ene plaats vaak gevolgen heeft voor een andere passage. Daarom is het van groot belang altijd vanuit het overzicht van de tekst te werken.

Het hart is in de Bijbel vaak een metafoor voor het innerlijk van de mens, en soms meer specifiek voor de plaats waar God, via zijn gaven en via de Geest, al dan niet in de mens aanwezig is. Ook in deze gevallen functioneert deze metafoor goed in de NBV, net als in de meeste andere vertalingen (bijvoorbeeld Romeinen 5:5, 2 Korintiërs 3:15, 4:6, Hebreeën 3:12, 10:22). Maar er zijn gevallen in deze categorie waar de metafoor van het hart door lezers wordt gemist. Bijvoorbeeld in 2 Korintiërs 1:22, Galaten 4:6 en Hebreeën 13:9 is ‘(in) onze harten’ vertaald met ‘ons’. Op zich is deze keuze verdedigbaar, maar in de NBV21 geven we omwille van de consistentie er de voorkeur aan om de metafoor van het hart in deze gevallen te behouden – mits dat goed Nederlands oplevert. Dat is niet altijd het geval. In Hebreeën 13:9 (‘we doen er goed aan ons te laten sterken door genade, niet door spijzen …’) is de transformatie naar ‘ons’ de betere keuze omdat het hart anders een te fysieke betekenis krijgt.

Een eigenschap van God die nogal eens in de Bijbel genoemd wordt, is dat Hij de harten van de mensen doorgrondt. In de nieuwtestamentische brieven is in deze uitdrukking het hart getransformeerd tot ‘ons’ of ‘de mensen’ (Romeinen 8:27 en 1 Tessalonicenzen 2:4). Zoals wordt opgemerkt in het dossier van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, is in de laatstgenoemde tekst ‘God, die de mensen doorgrondt’ sowieso te algemeen voor ‘God, die onze harten doorgrondt’. Want in dit gedeelte van de brief staat de betrouwbaarheid van Paulus en zijn medewerkers zelf op het spel:

Onze oproep berust niet op een dwaling, op oneerlijkheid of bedrog. Wij spreken alleen omdat God ons daartoe waardig heeft gekeurd en ons het evangelie heeft toevertrouwd – niet om mensen te behagen, maar God, die de mensen doorgrondt.

(1 Tessalonicenzen 2:3-4 NBV)

Maar het zou niet goed werken om hier net als in Romeinen 8:27 te kiezen voor ‘ons’, omdat dit dan als tegenstelling gaat werken tegenover ‘de mensen’ eerder in deze zin. Een uitweg uit dit dilemma dient zich aan als we ‘het hart’ niet transformeren en kiezen voor de weergave: ‘God, die ons hart doorgrondt’. Elders in de NBV is ‘het hart’ in deze uitdrukking niet als taalkenmerk beschouwt. In Openbaring 2:23 heeft de NBV: ‘Laat elke gemeente beseffen dat ik het ben die hart en ziel van de mens doorgrondt.’ Ook in diverse andere teksten komt de uitdrukking ‘het hart doorgronden’ voor (Psalm 7:10, Spreuken 24:12, Jeremia 11:20, Judit 8:27, en vgl. 1 Samuel 16:7). Het is uiteindelijk beter om hier een consistente weergave te bieden: ‘het hart doorgronden’. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de genoemde teksten uit de brieven, maar ook voor Handelingen 1:24 en 15:8.

Tijdens het revisieproces is naar aanleiding van reacties op de NBV in diverse boeken, dossiers en brieven de vertaling van kardia (‘hart’) getoetst. Het blijkt dat er in de brieven van het Nieuwe Testament en in Handelingen negen gevallen zijn waar de vertaalkeuze van de NBV om het beeld van het hart te transformeren op zichzelf wel verdedigbaar is, maar in het licht van het gehele corpus toch heroverweging verdient. In een aantal gevallen is de transformatie expliciterend of te gekleurd. In het licht van het hele corpus van de NBV blijkt een transformatie bovendien niet altijd nodig te zijn. Door waar het in het Nederlands goed kan in de nieuwtestamentische brieven en Handelingen te kiezen voor een vertaling waarin het beeld van het hart voorkomt, wint de NBV21 aan consistentie. Het gaat misschien wat ver om naar aanleiding hiervan een t-shirt met ‘I ♥ NBV’ aan te schaffen. Een mok is ook goed.

(De tekst gaat verder onder de afbeelding)

Motiefwerking

Het bevorderen van motiefwerking is het tweede principe van de revisie van de NBV. Functionele herhalingen in de brontekst worden indien mogelijk op een effectieve manier zichtbaar gemaakt. De reacties op de NBV helpen om te bepalen of een bepaalde herhaling in de brontekst een tekstkenmerk is dat in de vertaling behouden moet blijven.

Een duidelijk voorbeeld is te vinden in 1 Korintiërs 14. Paulus gebruikt in dit gedeelte zeven keer de stam oikodom- (‘opbouw-’). Dit motief is in de NBV gevarieerd weergegeven met woorden afgeleid van ‘opbouw’ en ‘baat’. Een predikant merkte hierover op dat ‘opbouwen’ hét motiefwoord is van dit gedeelte. In zo’n geval zou aan de herhaling waar de auteur bewust voor kiest, meer gewicht moeten worden toegekend dan aan de behoefte aan variatie in het Nederlandse taalgebruik. Naar het oordeel van de revisors is het hier goed mogelijk en wenselijk om het motiefwoord herkenbaar te maken in de vertaling. Dat kan hier zonder dat het hinderlijk wordt. Het essentiële punt, dat de gaven opbouwend moeten zijn, blijft zo beter bij de lezers en de hoorders hangen. Soms is er dan wel een kleine herformulering nodig. Je kunt niet zeggen dat iemand opbouwend is, wel dat wat iemand zegt of zijn woorden opbouwend zijn.

1 Korintiërs 14, NBV

3 … wat hij zegt is opbouwend, troostend en bemoedigend. 4 Iemand die in klanktaal spreekt is daar alleen zelf bij gebaat; iemand die profeteert doet dat ten bate van de gemeente. 5 (…) zodat de gemeente er baat bij heeft. (…) 12 (…) moet u ernaar streven uit te blinken in de opbouw van de gemeente. (…) 17 (…) maar op die manier is een ander er niet bij gebaat. (…) 26 (…) Laat alles tot opbouw van de gemeente zijn.

NBV21

3 … wat hij zegt is opbouwend, troostend en bemoedigend. 4 Wat iemand in klanktaal zegt, is alleen opbouwend voor hemzelf; de woorden van iemand die profeteert, zijn opbouwend voor de gemeente. 5 (…) zodat het opbouwend is voor de gemeente. (…) 12 (…) streef er dan naar uit te blinken in gaven die de gemeente opbouwen. (…) 17 (…) maar op die manier is het niet opbouwend voor de ander. (…) 26 (…) Laat alles tot opbouw van de gemeente zijn.

Er zijn ook revisievoorbeelden in deze categorie aan te wijzen waarbij we geen lezersopmerkingen in de database vinden. Hier bewijst zich het nut van de revisieprincipes, die geabstraheerd zijn uit de reacties op de NBV. Het is een wens van veel lezers dat motiefwerking herkenbaarder moet worden, maar als je slechts op de daadwerkelijk opgetekende wensen af zou gaan, zou dat leiden tot een onevenwichtige revisie. Ik noem twee voorbeelden die niet uit lezersreacties, maar uit een consequente controle voortkomen.

In 2 Korintiërs 1:23-2:11 speelt Paulus met de motieven verdriet en blijdschap. In de brontekst komen woorden met de stam lup- acht keer voor, in de NBV zes keer weergegeven met ‘verdriet(ig)’ en een keer met ‘pijn doen’. In de NBV is de motiefwerking goed herkenbaar. Maar 2 Korintiërs 2:7 valt er ten onrechte buiten; het motiefwoord lupê is hier niet herkenbaar. In werkvertaling luidt vers 7b: ‘… om te voorkomen dat deze man door het zware verdriet wordt verzwolgen’. De NBV geeft dit nogal vrij weer: ‘… anders verliest hij nog alle hoop’. In de NBV21 kiezen we voor de volgende formulering: ‘… anders gaat hij nog aan verdriet ten onder’. Zo blijft ook in dit vers het motiefwoord behouden.

In het gedeelte 2 Korintiërs 2:14-7:4 gaat het om de status en de reputatie van Paulus’ apostelschap. Destijds waren persoonlijke aanbevelingen van groot belang, anders kwam je nergens binnen. Het motief van aanbevelingen voor Paulus komt terug in 2 Korintiërs 3:1-3, 4:2, 5:12 en 6:4. In het laatste vers is het woord voor ‘zich aanbevelen’ echter vertaald als ‘willen laten zien’: ‘We willen juist laten zien dat we dienaren van God zijn, door altijd te volharden.’ In de NBV21 kiezen we ervoor dit motief herkenbaar in de vertaling te verwerken: ‘Als dienaren van God bevelen wij onszelf juist aan door altijd in alles te volharden.’ Er is, zoals uit de gereviseerde tekst blijkt, in dit vers nog meer aan de hand, maar het voert te ver dat hier te bespreken.

Uit deze voorbeelden blijkt dat we naar concordantie hebben gestreefd als dat bijdraagt aan de motiefwerking. Er is dus geen sprake van concordantie omwille van zichzelf, maar van functionele concordantie die in dienst staat van thematische verbanden in de tekst.

Wetenschappelijk draagvlak

Vertalen is kiezen. Er zijn talloze plaatsen in de Bijbel waar meerdere verdedigbare interpretatiemogelijkheden zijn. Het is dan vrijwel altijd zo dat een vertaalkeuze bepaalde interpretaties uitsluit. In de reacties op de NBV wijst men soms op een alternatieve interpretatie. Het derde methodische principe, wetenschappelijk draagvlak als leidraad, biedt hier houvast. Meestal wijst de wetenschappelijke literatuur duidelijk een bepaalde kant op. Als de NBV dat spoor heeft gevolgd, blijft de vertaling gehandhaafd, ook al zou iemand graag een andere uitleg in de vertaling weerspiegeld zien. Soms is er echter wel reden tot ingrijpen.

In 1 Korintiërs 9:10 is er sprake van een interpretatieprobleem. Is vers 10b een eigen tekst van Paulus of citeert hij een tekst van onbekende herkomst? In de revisie hebben we dit anders beoordeeld dan in de NBV:

1 Korintiërs 9, NBV

8 Dit is niet alleen een algemene waarheid, het staat ook in de wet, 9 want in de wet van Mozes staat: ‘U mag een dorsend rund niet muilbanden.’ Maar bekommert God zich dan om runderen? 10 Of zegt hij dit om ons? Om ons natuurlijk, want het is ook om ons dat er staat: ‘Een ploeger en een dorser werken beiden in de hoop op een aandeel in de oogst.’

NBV21

8 Dit is niet alleen een algemene waarheid, het staat ook in de wet, 9 want in de wet van Mozes staat: ‘U mag een dorsend rund niet muilbanden.’ Maar bekommert God zich dan om runderen? 10 Of zegt Hij dit om ons? Natuurlijk is het om ons opgeschreven! Want men moet een ploeger en een dorser laten werken in de hoop op een aandeel in de oogst.

In zijn commentaar op 1 Korintiërs merkt R. Dean Anderson bij de NBV-weergave op dat de keuze voor de weergave van vers 10b als citaat minder goed is en minder steun krijgt in de recente uitleg. Inderdaad is er in de recente wetenschappelijke literatuur veel steun om vers 10b niet als een citaat van een onbekende tekst op te vatten, maar als een parafrase waarmee Paulus het gebod een ruimere toepassing geeft. Dit wordt onder meer verdedigd in publicaties van Harm Hollander en Joop Smit en in een aantal recente commentaren. Ook de Bijbel in Gewone Taal heeft dit gevolgd. Inhoudelijk zijn er goede argumenten om de interpretatie te kiezen die in de NBV21 tot uitdrukking komt. In het geval van 1 Korintiërs 9:10 leidt voortschrijdend inzicht in de wetenschappelijke literatuur van de laatste drie decennia dus tot een andere vertaling.

Een minder gecompliceerd voorbeeld is Filippenzen 1:6, waar staat: ‘Ik ben ervan overtuigd dat hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voltooien op de dag van Christus Jezus.’ Een briefschrijver merkte op dat de vertaling met ‘op’ eenzijdig de nadruk op het einddoel legt. Het Griekse voorzetsel achri, meestal vertaalbaar met ‘tot(dat)’, zorgt juist voor een focus op het proces. De voltooiing is een proces dat op de dag van Christus Jezus wordt afgerond. Een blik in de commentaren en in diverse vertalingen leert dat de NBV met de keuze voor ‘op’ alleen staat. De bedoeling van het noemen van het begin en de voltooiing van Gods werk is om zijn blijvende werkzaamheid voor het voetlicht te brengen. Het heeft daarom de voorkeur dit betekenisaspect duidelijk in de vertaling tot uitdrukking te brengen. In de NBV21 komt te staan: ‘Ik ben ervan overtuigd dat Hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voortzetten tot het voltooid is op de dag van Christus Jezus.’

Expliciteringen

In de revisie toetsen we of expliciteringen wel noodzakelijk of wenselijk zijn. Tussen de reacties in de vertaaldatabase zitten er nogal wat die op (vermeende) expliciteringen wijzen.

Een voorbeeld vinden we in 1 Korintiërs 15:10 (‘alleen dankzij zijn genade ben ik wat ik ben’) en in Handelingen 15:11 (‘we geloven dat we alleen door de genade van de Heer Jezus gered kunnen worden’). In beide gevallen is ‘alleen’ een explicitering: een woord dat door de strekking van de zin in de brontekst wordt aangereikt en dat de vertaling duidelijkheid geeft. Sommige rooms-katholieke lezers struikelden hier over het woord ‘alleen’. Iemand schreef aan het NBG dat het erop lijkt dat de NBV hier in protestantse richting uitgegleden is. Deze kritiek is denk ik niet terecht. De vertalers bedreven hier geen theologie, maar hebben gepoogd de strekking van de tekst duidelijk naar voren te brengen. Toch is de kwestie daarmee niet afgedaan. Jan Lambrecht heeft bij deze verzen scherp opgemerkt dat de toevoeging ‘alleen’ hier te veel aandacht opeist en afleidt van het eigenlijke punt. Met andere woorden, dat er geen andere weg is dan door genade is inderdaad iets dat impliciet meeklinkt, maar daarop ligt in deze verzen niet de nadruk. De toevoeging ‘alleen’ verlegt de focus van de tekst. Daarom is in de NBV21 voor deze verzen een formulering gekozen zonder ‘alleen’. We zijn ons als revisors bewust van theologische gevoeligheden, maar we voeren de discussie op basis van exegese en talige inzichten. Het artikel van Matthijs de Jong in dit nummer gaat verder in op de verhouding tussen vertalen en theologie.

Een minder beladen voorbeeld is 1 Tessalonicenzen 2:1: ‘Broeders en zusters, over de komst van onze Heer Jezus Christus en het tijdstip waarop we met hem worden verenigd, zeggen we u: (…)’. Naar aanleiding van een opmerking in de vertaaldatabase is dit gewijzigd in: ‘Broeders en zusters, over de komst van onze Heer Jezus Christus, waarbij we met Hem worden verenigd, zeggen we u: (…)’. Omdat er een goede alternatieve formulering is gevonden, is de explicitering ‘het tijdstip waarop’ niet meer nodig. Bij die explicitering is het bovendien mogelijk de vraag te stellen of het wenselijk is dat deze de focus van de vereniging zelf naar het tijdstip ervan verlegt.

Maar er zijn ook gevallen waarin een explicitering of implicitering gehandhaafd blijft, ook al werd er een kritische opmerking over gemaakt. Een voorbeeld hiervan is 2 Korintiërs 7:7:

En niet alleen daardoor*, ook door [diens bericht over] de manier waarop u hem bemoedigd hebt. Hij heeft ons verteld hoe graag u [ons weer] wilt zien, hoezeer u [om dat voorval] treurt en met hoeveel overtuiging u zich aan mijn kant hebt geschaard.

Ik heb in de weergave van de NBV een aantal bijzonderheden gemarkeerd: de asterisk duidt op een implicitering (van ‘door zijn komst’) en de haken op een explicitering. In de vertaling zijn bovendien een reeks Griekse zelfstandige naamwoorden geverbaliseerd (‘uw verlangen, uw treuren, uw inzet ten gunste van mij’). Wie scherp let op formele correspondentie tussen de brontekst en de vertaling kan hier heel wat opmerkingen maken. Maar naar het oordeel van de revisors biedt de NBV een soepele en inhoudelijk correcte weergave. Het schrappen van de expliciteringen zou de tekst onnodig moeilijk maken. Sterker nog: het zou afbreuk doen aan de gekozen vertaalmethode, die erop gericht is om Paulus’ betoog in het Nederlands even krachtig te laten zijn als in de brontekst. Aan die methode houden we graag vast.

Conclusie

In dit artikel heb ik de plaats van lezersreacties in de revisie van de brieven in het Nieuwe Testament belicht vanuit de vier revisieprincipes: het bevorderen van consistentie en van motiefwerking, wetenschappelijk draagvlak als leidraad en het toetsen van expliciteringen. Omdat deze speerpunten zijn geformuleerd aan de hand van de globale indruk van de lezersreacties hoeft het niet te verbazen dat veel reacties (mede) hebben geleid tot een gewijzigde tekst in de NBV21. We hebben evenwicht in de revisie nagestreefd door de NBV consequent aan de hand van de genoemde principes te controleren. Waar het nodig was, hebben we uitgebalanceerde en onderling afgestemde aanpassingen aangebracht binnen de marges van de vertaalmethode van de NBV. Op deze manier hebben we recht proberen te doen aan de lezersreacties. Tegelijk hebben we zo het karakter van de NBV behouden en de kwaliteit ervan versterkt.

Cor Hoogerwerf MA is nieuwtestamenticus bij het NBG en werkt mee aan de revisie van de NBV.

Bronvermelding

Cor Hoogerwerf, ‘De verwerking van lezersreacties in het gereviseerde Nieuwe Testament’ in: Met Andere Woorden 39/2 (oktober 2020), 68-81.

Foto: Stefan van Dijk.

Geraadpleegde literatuur

  • R. Dean Anderson, 1 Korintiërs. Orde op zaken in een jonge stadskerk, Commentaar op het Nieuwe Testament, Kampen 2008.
  • Karel Deurloo & Nico ter Linden, Het luistert nauw. De Nieuwe Bijbelvertaling nader bekeken, Amsterdam 2008.
  • Joseph A. Fitzmyer, First Corinthians. A New Translation with Introduction and Commentary, The Anchor Yale Bible, New Haven/London 2008.
  • [Gereformeerde Kerken vrijgemaakt], De Bijbel als nieuw. De NBV lezen en waarderen, Franeker 2005.
  • H.W. Hollander, ‘The Meaning of the Term “Law” (νόμος) in 1 Corinthians’ in: Novum Testamentum 40/2 (1998), 117-135, opnieuw gepubliceerd in Harm W. Hollander (ed.), Tradition and Rhetoric in Paul’s Correspondence with the Corinthians, z.p. 2020, 117-143.
  • H.W. Hollander, 1 Korintiërs II. Een praktische Bijbelverklaring, Tekst en toelichting, Kampen 2002.
  • Pieter W. van der Horst, ‘De weergave van taal- en stijlregisters in het Nieuwe Testament’ in: Klaas Spronk e.a. (red.), De Bijbel vertaald. De kunst van het kiezen bij het vertalen van de Bijbelse geschriften, Zoetermeer/Kapellen 2007, 349-356.
  • Henk Jan de Jonge, ‘De Nieuwe Bijbelvertaling en de stijl van de geschriften van het Nieuwe Testament’ in: Rieuwerd Buitenwerf, Jan Willem van Henten & Nelleke de Jong-van den Berg (red.), Ambacht en Wetenschap. Elf wetenschappers over De Nieuwe Bijbelvertaling, Heerenveen 2006, 153-166.
  • Jan Lambrecht, ‘Recht op de waarheid af’. Bijdragen over Paulus, de evangeliën en De Nieuwe Bijbelvertaling, Leuven 2005.
  • Wolfgang Schrage, Der 1. Brief an die Korinther 6,12-11,16, Evangelisch-katholischer Kommentar zum Neuen Testament 7/2, Zürich/Neukirchener-Vluyn 1995.
  • Joop F.M. Smit,‘About the Idol Offerings’. Rhetoric, Social Context, and Theology of Paul’s Discourse in First Corinthians 8:1-11:1, Contributions to Biblical Exegesis and Theology 27, Leuven 2000.
  • Lourens de Vries, ‘Het eigene van De Nieuwe Bijbelvertaling. Uitgangspunten, methode, doelen’ in: Klaas Spronk e.a. (red.), De Bijbel vertaald. De kunst van het kiezen bij het vertalen van de Bijbelse geschriften, Zoetermeer/Kapellen 2007, 11-30.
  • Kees van der Ziel, Tegendraads gelezen. Ontmaskering in het voetspoor van Jezus en Paulus, Heerenveen 2017.
  • Dieter Zeller, Der erste Brief an die Korinther, Kritisch-exegetischer Kommentar über das Neue Testament 5, Göttingen 2010.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.8
Volg ons