7 Opmerkelijke Bijbelteksten over dieren

Op 4 oktober is het dierendag. Een dag om je huisdier – als je dat hebt – extra te verwennen, maar ook om stil te staan bij hoe we ons verhouden tot dieren als medebewoners van Gods schepping. Wat zegt de Bijbel hierover?

Het begint in Genesis, waar God de dieren maakt nog voordat Hij aan de mens begint, en daar duidelijk plezier in schept (pardon the pun):

God maakte alle soorten in het wild levende dieren, alle soorten vee en alle soorten dieren die op de aardbodem rondkruipen. En God zag dat het goed was.

Genesis 1:25

Na de zondvloed sluit God een verbond met Noach, en belooft Hij dat Hij nooit meer de hele aarde met water zal bedekken. Dat verbond geldt niet alleen voor Noach en zijn nakomelingen:

Ook zei God tegen Noach en zijn zonen: ‘Hierbij sluit Ik een verbond met jullie en met je nakomelingen, en met alle levende wezens die bij jullie zijn: vogels, vee en wilde dieren, met alles wat uit de ark is gekomen, alle dieren op aarde.’

Genesis 9:8-10

Ook als het om de invulling van de sabbat gaat, horen de dieren er helemaal bij:

Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, maar de zevende dag is de sabbat, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw runderen, uw ezels en al uw andere dieren, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen; want uw slaaf en slavin moeten evengoed rusten als u.

Deuteronomium 5:13-14

De schrijver van Psalm 36 is ervan overtuigd dat Gods redding niet alleen voor de mensen is:

HEER, hoog als de hemel is uw liefde,
tot in de wolken reikt uw trouw,
uw gerechtigheid is als de machtige bergen,
uw rechtvaardigheid als de wijde oceaan:
U, HEER, bent de redder van mens en dier.

Psalm 36:6-7

In het boek Spreuken komen regelmatig dieren langs met opvallende eigenschappen. Vaak word je als lezer gevraagd om een voorbeeld te nemen aan deze dieren. Zo ook in Spreuken 30, waar dieren vier verschillende soorten wijsheid laten zien:

Vier dieren zijn de kleinste op aarde,
maar ze zijn buitengewoon wijs:
de mieren – sterk zijn ze niet,
maar al in de zomer leggen ze een voorraad aan;
de klipdassen – machtig zijn ze niet,
maar ze maken holen in de rotsen;
de sprinkhanen – een koning hebben ze niet,
maar ze rukken in slagorde op;
de hagedissen – je kunt ze met je handen vangen,
maar ze dringen door tot in het paleis van de koning.

Spreuken 30:24-28

Weet je nog de profeet Jona, die ging mokken omdat God zijn schaduwrijke wonderboom liet verdorren? God zet Jona’s woede even in een ander perspectief:

… zou Ik dan geen verdriet hebben om Nineve, die grote stad, waar meer dan honderdtwintigduizend mensen wonen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen, en dan nog al die dieren?’

Jona 4:11

En ter afsluiting een vers dat op twee manieren actueel is – we kunnen het dierenrijk dan wel onder controle hebben gebracht, tot en met de bio-industrie aan toe, maar tegelijkertijd grijpt de polarisatie om zich heen. Misschien wordt het tijd om iets minder dieren te temmen, en iets meer onszelf?

De mens heeft alle mogelijke soorten dieren weten te temmen, wilde dieren, vogels, kruipende dieren en zeedieren, maar er is geen mens die de tong kan temmen, dat onberekenbare kwaad, vol dodelijk venijn.

Jakobus 3:7-8

Dit bericht is geplaatst op maandag 3 oktober 2022