De hemelvaart van Christus
De beschrijving van de hemelvaart van Jezus in Handelingen 1 gaat uit van een overzichtelijke werkelijkheid, met een hemelkoepel boven de aarde en een dodenrijk onder de aarde. De blauwe hemel die wij zien als we omhoogkijken, is dan de onderkant van de woonplaats van God: onbereikbaar ver weg voor ons, maar toch ons omvattend en omarmend.
In het Oude Testament veronderstelt de beschrijving van de hemelvaart van Elia (2 Kon. 2:11) eenzelfde wereldbeeld. Paulus beschrijft iemand – hij bedoelt zichzelf – die is weggevoerd ‘tot in de derde hemel’ (2 Kor. 12:2), dat is: boven de wolkenhemel en de sterrenhemel, de plaats waar God tot hem sprak (vers 4). Er zijn daarna hele theorieën ontwikkeld over de opbouw van het heelal, van wel zeven, tien of zelfs nog meer hemelen.
Tegenwoordig weten we dat de aarde rond is en om de zon draait, dat de zon één middelgrote ster is in een enorm sterrenstelsel, de Melkweg, en dat er buiten dit stelsel nog talloze andere sterrenstelsels bestaan, ver verwijderd van het onze. Onze planeet is een nietig stofje in het heelal en wij mensen zijn nietige stipjes op die planeet. Het duizelt ons. Kunnen wij in een uitdijend heelal van miljoenen lichtjaren ergens de hemel lokaliseren? Het naïeve spraakgebruik dat het over ‘boven’ heeft als het over God en de hemel gaat, kunnen we ons nog wel eigen maken, maar tegelijk weten we dat het niet klopt. De Bijbelse boodschap lijkt stuk te lopen op het hedendaagse wereldbeeld.
Een oplossing kan zijn dat we de hemel niet als een plaats beschouwen, maar als een toestand. Voor God maakt het niet uit of er voor Hem een ruimtelijke plaats is; God is niet ruimtelijk begrensd. Overal waar Hij wil, is Hij nabij. Voor Christus ligt dat anders. Hij is als Gods Zoon vanuit de hemel mens geworden op aarde en na zijn lichamelijke opstanding uit de dood weer naar de hemel teruggekeerd. Christenen verwachten Hem daarvandaan op de ‘jongste dag’, wanneer Hij verschijnt op de wolken. Die woorden suggereren dat Christus heen en weer beweegt in de ruimte tussen hemel en aarde. Laten we aannemen dat dit een beeldspraak is, maar dan nog gáát het ergens over. Tenslotte neemt zijn opstandingslichaam ruimte in; het is geen geestverschijning.
Een belangrijk gezichtspunt is geboden door Edwin A. Abbott in zijn fameuze verhaal Flatland: A Romance of Many Dimensions (1884)
Zo kunnen we ons voorstellen dat wij op eigen kracht weliswaar geen toegang hebben tot de hemel, maar dat God vanuit zijn meer-dan-driedimensionale ruimte die onze ruimte omringt, Christus en de zijnen opneemt in zijn hemelse ruimte. De vraag ‘Waar is de hemel?’ kan dan beantwoord worden met: de hemel bestaat in één of meer hogere dimensies om ons heen, onbereikbaar van ons uit maar toch heel dichtbij. Dáár is Christus.
Hoe belangrijk is zo’n hersenkraker voor het geloof en voor de geloofwaardigheid van het Bijbelse verhaal? Niet iedereen hoeft zich hierin te verdiepen. Waar het om gaat is dat zo in onze werkelijkheid een hemel denkbaar is, ook al weten we niet waar we deze moeten plaatsen. Natuurlijk realiseren we ons dat de Bijbelverhalen over de hemelvaart van Elia en Jezus ingebed zijn in een wereldbeeld dat het onze niet meer is. Dat bepaalt hun aard en kleur. Toch helpt onze eigentijdse overweging van een hogere dimensionaliteit ons om ze niet als achterhaald te beschouwen. Het verhaal over Jezus’ hemelvaart kan aansluiten bij onze leefwereld.
Verantwoording
Dit topic