Psalm 151
Psalm 151
© Nederlands Bijbelgenootschap, 2012.
Een loflied van David, de zoon van Isaï.
Ik was de kleinste onder mijn broers,
de jongste van mijn vaders zonen.
Hij maakte mij herder van zijn schapen
en heerser over zijn geiten.
Mijn handen sneden een fluit,
mijn vingers maakten een lier,
en ik prees de HEER.
Ik dacht bij mezelf:
De bergen kunnen niet over hem spreken,
en de heuvels niet van hem getuigen;
de bomen vertellen niet over zijn woorden,
de schapen niet over zijn daden.
Wie zal dan getuigen, wie zal dan vertellen,
wie zal de daden van de Heer bekendmaken?
God zag alles,
hij hoorde alles, en hij luisterde.
Hij stuurde zijn profeet Samuel
om mij te zalven en groot aanzien te geven.
Eerst verschenen mijn broers voor hem,
in al hun schoonheid en kracht.
Hoewel ze rijzig van gestalte waren,
en prachtig haar hadden,
koos God, de HEER, hen niet uit.
Hij liet mij weghalen bij de schapen,
en zalfde mij met heilige olie.
Hij maakte mij leider van zijn volk,
en heerser over de kinderen van zijn verbond.