Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Textus Receptus

De start: Erasmus

Van de vijfde tot de zestiende eeuw was het Nieuwe Testament in West-Europa bekend in het Latijn. Tot die tijd had niemand in het Westen zich bekommerd om de Griekse tekst van het Nieuwe Testament. Desiderius Erasmus was een pionier toen hij in 1516 een Griekse editie van het Nieuwe Testament publiceerde. Hij had acht Griekse handschriften (uit de tiende tot de vijftiende eeuw) tot zijn beschikking om de Griekse tekst van het Nieuwe Testament samen te stellen. Maar geen van die handschriften bevatte het complete Nieuwe Testament. Slechts één handschrift bevatte de tekst van het boek Openbaring, maar het slot van het boek ontbrak daarin.
Erasmus vergeleek de acht handschriften met elkaar en probeerde de juiste Griekse tekst vast te stellen. De handschriften vertoonden vaak variatie. Die variatie was het gevolg van overschrijffouten, van taalkundige of inhoudelijke verbeteringen in de tekst, en van weglatingen of toevoegingen.
Erasmus moest zelf uitvinden hoe hij op basis van zijn acht handschriften de beste Griekse tekst kon vaststellen. Een wetenschappelijke methode om variante lezingen af te wegen, bestond nog niet. Soms kwam Erasmus er met de Griekse handschriften niet uit, omdat er bijvoorbeeld passages misten of omdat er duidelijk iets mis was met de tekst. In die gevallen gebruikte Erasmus de Vulgaat (Latijnse vertaling), die hij dan naar het Grieks terugvertaalde.

De uiteindelijke Textus Receptus

Erasmus was de eerste die het Griekse Nieuw Testament had uitgegeven. In een aantal edities verbeterde hij zijn Griekse tekstuitgave. Vervolgens begonnen ook anderen, gebaseerd op de uitgave van Erasmus, aan verbeterde edities te werken. Er kwamen langzaamaan steeds meer Griekse handschriften beschikbaar. Die hadden vaak weer andere, nieuwe variante lezingen. Zo kon de uitgave van Erasmus telkens iets verbeterd worden. Een belangrijke rol speelde Theodorus Beza, die tussen 1565 en 1604 een aantal edities van het Griekse Nieuwe Testament liet uitgeven. Inmiddels waren er zo’n dertig Griekse handschriften beschikbaar.
Beza’s editie van 1565 werd de basis van een uitgave van het Griekse Nieuwe Testament door de Leidse uitgever Elzevier in 1624. In de tweede, verbeterde druk van 1633, deed de uitgever iets slims. Hij liet een voorwoord toevoegen waarin stond: ‘dit is de tekst (textus) die door iedereen wordt aanvaard (receptus)’. Zo probeerde de uitgever deze editie de reputatie te geven van de definitieve Griekse tekst waarin geen fouten stonden en waaraan niets veranderd mocht worden. Deze uitgave vormde het begin van de Textus Receptus, die inderdaad gedurende enkele eeuwen een onaantastbare status kreeg.

Karakter van de beschikbare manuscripten

Sinds 1633 is er veel veranderd. In plaats van dertig Griekse handschriften zijn er nu zo’n 5700 handschriften beschikbaar. De oudste ervan zijn eeuwen en eeuwen ouder dan de oudste handschriften waarop de Textus Receptus is gebaseerd. En inmiddels is er veel meer bekend over het karakter van de verschillende Griekse handschriften.
Wat Erasmus en Beza nog niet konden weten, weten wij nu inmiddels wel: vrijwel alle manuscripten van de Textus Receptus komen uit dezelfde hoek. Ze horen bij een bepaalde ‘stroming’ binnen de tekstoverlevering. Het gaat om een late stroming in de overlevering van de Griekse tekst. Een opvallend kenmerk van dit type handschriften is dat allerlei moeilijkheden en oneffenheden in de oudere Griekse tekst zijn vereenvoudigd en gladgestreken. Het gaat om een groep handschriften waarin allerlei aanpassingen zijn verwerkt ten opzichte van de oudste Griekse tekst van het Nieuwe Testament.
Van dit type handschriften blijken er ongelooflijk veel bewaard te zijn. Het worden Byzantijnse handschriften genoemd, omdat ze uit de Byzantijnse tijd stammen; ze dateren uit de tiende eeuw en later. Ze lijken onderling vrij sterk op elkaar. En ze weerspiegelen een Griekse tekst van het Nieuwe Testament die in de loop van de eeuwen allerlei aanpassingen heeft gekregen.
Achteraf kunnen we vaststellen dat de edities van Erasmus, Beza en de Textus Receptus gebaseerd waren op een bescheiden hoeveelheid handschriften van een type dat relatief ver afstaat van de oudste tekst van het Nieuwe Testament.

Waarom gebruikt de (Herziene) Statenvertaling de Textus Receptus?

De Statenvertalers maakten gebruik van de Textus Receptus. Dat was op dat moment de beste Griekse tekst die ze tot hun beschikking hadden. De situatie van vandaag is anders. Op dit moment is de moderne teksteditie van Nestle-Aland breed geaccepteerd en de beste tekst van het Griekse Nieuwe Testament om te gebruiken. Deze Griekse tekst is gebaseerd op alle beschikbare handschriften (zo’n 5700) en op een wetenschappelijke weging van de tekstvarianten. Wereldwijd wordt deze tekst gebruikt voor vertalingen van het Nieuwe Testament. Ook de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) is op deze Griekse tekst gebaseerd, evenals de andere vertalingen van het Nederlands Bijbelgenootschap.
Voor de Herziene Statenvertaling (HSV) heeft men echter gekozen voor de Textus Receptus. Daarmee volgde men de traditie van de Statenvertaling (SV), die ook de Textus Receptus als basis heeft. Daardoor zie je in het Nieuwe Testament allerlei verschillen tussen de HSV en de NBV. Het voordeel van de keuze voor de Textus Receptus is, dat de HSV daardoor goed aansluit bij de SV. Het nadeel is echter, dat er in de HSV allerlei teksten en woorden staan waarvan we inmiddels weten dat ze niet in de vroegste Griekse tekst van het Nieuwe Testament stonden.

Haal het meeste uit debijbel.nl

Word BIJBEL+ gebruiker en ontvang een Bijbel naar keuze en direct toegang tot:

  • Meer dan 20 Bijbelvertalingen (waaronder bronteksten)
  • Extra achtergrondinformatie
  • Studieaantekeningen

Als BIJBEL+ gebruiker steun je het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap om wereldwijd mensen te bereiken met de Bijbel.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.10
Volg ons