Levend geloof en dood geloof – over pistis bij Jakobus en Paulus
Jakobus staat bekend om zijn uitgesproken visie op geloof: geloof moet zich bewijzen in de praktijk, in daden. Zonder die daden is geloof nutteloos. Uitleggers hebben zich afgevraagd: reageert Jakobus daarmee op Paulus? Zo ja, hoe moeten we dat dan zien: als twee visies die elkaar uitsluiten of elkaar aanvullen?
In deze bijdrage ga ik eerst kort in op de term pistis, ‘geloof’, bij Jakobus. Daarna bespreek ik de kern van het betoog van Jakobus 2:14-26. Het derde gedeelte laat zien dat Jakobus 2:14-26 een reactie op Paulus biedt. In het vierde en laatste deel bespreek ik de visie dat Jakobus een bepaalde uitleg van Paulus weerlegt.
1 De term pistis in de Brief van Jakobus
De term pistis betekent geloof, trouw of vertrouwen. Deze term speelt bij Jakobus een belangrijke rol. Het is het eerste en belangrijkste dat de christenen kenmerkt en waaraan ze in alle omstandigheden moeten vasthouden (1:3). Uit 1:6 en 5:15 blijkt verder dat pistis hun relatie met God en Jezus bepaalt: ze moeten hun vragen en gebeden vol vertrouwen aan God voorleggen. Uit 2:1 en 2:5 blijkt dat pistis ook bepalend is voor hoe christenen met elkaar moeten omgaan. De rijkdom die voorvloeit uit geloof/trouw aan God brengt met zich mee dat de gelovigen onderling geen verschil in status meer moeten hebben. Daarmee is pistis een centraal begrip: het kenmerkt de gezamenlijke identiteit van de christenen en het bepaalt hun relatie met God en hun onderlinge relatie.
In Jakobus 2:14-26 speelt pistis een hoofdrol. Het komt in deze tekst maar liefst elf maal voor en het werkwoord pisteuō daarnaast ook nog drie keer. Het zit Jakobus hoog: het geloof, dat voor christenen zo bepalend is, bewijst zich in daden – anders is het niets.
Voor de betekenis van pistis, zie Suzan Sierksma-Agteres, ‘Betekenis en vertaling van pistis in de brieven van Paulus’
2 De kern van het betoog in Jakobus 2:14-26
In 2:14-26 wil Jakobus een bepaalde, volgens hem onjuiste, opvatting te weerleggen. De visie die hij bestrijdt is dat geloof geen daden nodig heeft, dus dat geloven en ‘ernaar leven’ losstaan van elkaar. Dáár gaat hij uit alle macht tegenin.
Hij begint met zijn hoofdstelling in vers 14. Daarna geeft hij twee negatieve voorbeelden: de zogenaamde christen die zijn arme medechristen het beste wenst maar zonder naastenliefde te betrachten (vers 15-17) en het lege geloof van de demonen (vers 18-19). Daarna volgen twee positieve voorbeelden: Abraham (vers 20-24) en Rachab (vers 25), gevolgd door de conclusie (vers 26).
Het gaat mis als we dit betoog lezen als een dogmatische definitie bij de vraag hoe mensen gered kunnen worden. Dan krijg je dit: Volgens Jakobus is geloof alleen niet genoeg om gered te worden, er zijn daarnaast ook goede daden nodig. Dan hebben we een groot theologisch probleem. Paulus zegt immers: ‘alleen geloof, geen daden’, en Jakobus zegt het omgekeerde: ‘nee, alleen geloof is niet genoeg, óók daden’. Geen wonder dat Luther de Brief van Jakobus het liefst uit de Bijbel wilde scheuren en dat veel andere theologen zich in bochten hebben gewrongen, want hoe kan de Geest zichzelf nou tegenspreken?
Een populaire oplossing is om te zeggen: Paulus spreekt over onze rechtvaardiging, ‘enkel uit geloof’, Jakobus spreekt over onze heiliging, ‘geloof dat zich bewijst in daden’. De rechtvaardiging verwijst naar onze onverdiende redding (zonder daden, zonder verdienste); de heiliging wijst op het leven van de gelovigen in dankbaarheid (met daden). Het is de vraag of deze oplossing overtuigend is. Het getouwtrek om Abraham laat zien dat er echt twee botsende visies waren: beschouwde God Abraham als rechtvaardig omdat hij geloofde of omdat hij handelde als een gelovige? En Jakobus schrijft zelf in 2:14 dat geloof dat niet gepaard gaat met daden een mens niet kan redden.
We komen een stap verder als we inzien dat de waarheid van de Bijbel soms met retorische of zelfs polemische middelen naar voren wordt gebracht. De tegenstelling die Jakobus opvoert is niet die tussen geloof of daden, maar tussen twee vormen van geloof: de één zonder, de ander met daden. En bedenk: Jakobus schrijft geen theologisch handboek over verschillende vormen van geloof, maar voert een felle discussie. Die eerste vorm van geloof, dat kun je volgens Jakobus in feite geen geloof noemen. Zulk geloof is zinloos, het is dood, het is de naam geloof niet waard. Het enige goede geloof is een levend geloof dat zich uit in daden.
Dit is een belangrijk onderscheid. In vers 14-17 schetst Jakobus het beeld van een gelovige die zijn geloof niet in praktijk brengt en het houdt bij mooie woorden. Jakobus’ punt is dat mooie woorden zonder daden hypocriet zijn. Je kunt jezelf wel gelovige noemen, maar als je er niet naar leeft, wat voor gelovige ben je dan? Jakobus is niet de enige die dit naar voren brengt. Denk bijvoorbeeld aan Mateüs 7:21, waar Jezus zegt: ‘Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen Mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader.’
Je overtuiging, je spreken en je handelen moeten met elkaar in overeenstemming zijn, anders gaat er iets mis. Het één staat niet los van het ander. Zoals Jezus zegt: ‘aan de vruchten kent men de boom’ (Matteüs 12:33). Stel dat iemand zegt ‘dit is mijn overtuiging, hier sta ik voor’, maar zijn gedrag is daarmee totaal niet in overeenstemming. Dan is zo iemand ongeloofwaardig. Zo is het ook met iemand die zegt te geloven maar er niet naar leeft: die valt door de mand.
Kortom: Jakobus voert geen theologische discussie, zo van ‘met enkel het juiste geloof word je helaas niet gered, je moet er ook nog een aantal goede daden naast kunnen leggen’. Hij voert een heel andere discussie: wie zichzelf christen noemt, maar er niet naar leeft, die is ongeloofwaardig, zijn geloof is leeg en dood. Want het kenmerk van pistis, ‘geloofstrouw’ noem ik het nu maar even, is dat het je leven verandert. Het is een werkzame kracht, die – dat kán niet anders – naar buiten treedt in je daden.
Jakobus staat hierin niet alleen. Nieuwe studies over pistis in het Nieuwe Testament laten zien, dat pistis niet alleen ‘van binnen’ zit. Het heeft ook een zichtbare kant. Het is niet alleen iets individueels, maar ook iets gezamenlijks. Bovenal duidt pistis de relatie aan tussen de gelovigen en God of Jezus Christus. Dit zijn belangrijke inzichten. Als je pistis opvat puur als innerlijk geloof, breng je Paulus en Jakobus onnodig hard in botsing met elkaar. Dan zegt Paulus ‘je wordt gerechtvaardigd door dat innerlijke geloof’ en Jakobus zegt ‘nee, je hebt daarnaast ook uiterlijke daden nodig’. Maar, zoals we zagen, voor Jakobus is een puur innerlijk geloof een onmogelijkheid: geloof breekt naar buiten of anders is het in wezen geen geloof. Het voorbeeld van de demonen is verhelderend. Zij hebben de juiste kennis over God, ze zijn zich bewust van zijn bestaan, in die zin ‘geloven’ ze. Maar dit geloof is de naam niet waard, want het brengt ze geen stap dichter bij God.
Jakobus benadrukt dat je overtuiging, je spreken en je handelen met elkaar in overeenstemming moeten zijn: wees een gelovige-uit-één-stuk. Dit helpt niet alleen om 2:14-26 goed begrijpen, maar het is bovendien een leeswijzer voor de brief als geheel. De eenheid van geloof-spreken-handelen komt op allerlei manieren in deze brief terug.
Voor dit onderdeel maak ik gebruik van Allison, James, 443-444 en 453-508, en Morgan, Roman Faith and Christian Faith, 341-343 en 468-472.
Zie Allison, James, 430, die Augustinus noemt als belangrijkste aanhanger van deze visie.
Belangrijk punt: je moet het laatste zinnetje van 2:14 vertalen zoals de NBV21 doet ‘Zou dat geloof hem soms kunnen redden?’ Met ‘dat geloof’ bedoelt Jakobus het ‘werkloze geloof’ waarover hij daarvoor spreekt. Technisch gesproken moet je hē pistis in 2:14b dus anaforisch opvattent ten opzichte van 2:14a: het verwijst terug.
Het zinnetje ‘daar doet u goed aan’ in vers 19 is waarschijnlijk sarcastisch bedoeld: ‘nou, supergoed van je, dat geloven de demonen ook!’
3 Jakobus’ betoog als reactie op Paulus
Al eeuwenlang voeren uitleggers discussie over de vraag of Jakobus bewust reageert op Paulus of niet. Wat zijn de belangrijkste argumenten?
Ten eerste: het identieke woordgebruik bij Paulus en Jakobus is zéér opvallend. De frase ‘rechtvaardig verklaard’ (Grieks: dikaioō passief) plus het voorzetsel ek, ‘door’, dat aangeeft waardoor, of op grond waarvan, iemand rechtvaardig wordt verklaard, vinden we driemaal in Jakobus 2:21-25. Dit taalgebruik is typerend voor Paulus (Romeinen 3:20, 4:2, 5:1; Galaten 2:16, 3:24), je komt het bij vrijwel geen andere Griekse schrijver tegen. Bovendien wordt het woordje ek weer gevolgd door enerzijds ‘geloof’ (ek pisteōs) en anderzijds ‘daden’ (ek ergōn): bij Paulus en bij Jakobus, maar verder nergens.
Zet Galaten 2:16 en Jakobus 2:24 maar eens naast elkaar:
Galaten 2:16 | Jakobus 2:24 |
‘iemand wordt niet rechtvaardig verklaard door het doen van de wet, maar door geloof’ | ‘iemand wordt rechtvaardig verklaard door wat hij doet, en niet alleen door zijn geloof’ |
Bovendien betrekken beide auteurs Abraham in hun betoog:
Romeinen 4:1-2 | Jakobus 2:21 |
‘onze voorvader Abraham (…) Indien hij rechtvaardig verklaard zou zijn op grond van zijn daden, (…) | ‘Werd onze voorvader Abraham niet rechtvaardig verklaard op grond van zijn daden’ |
Paulus schrijft in Romeinen 4 dat Abraham niet op grond van zijn daden rechtvaardig werd verklaard, maar op grond van zijn pistis. Maar Jakobus lijkt dit expliciet te weerleggen: het waren Abrahams daden!
Dit is geen toeval. Jakobus 2:14-26 gaat duidelijk ergens tegenin – er wordt een bestaande visie weersproken en die is te herleiden tot Paulus. Een spannende vraag is of Jakobus ingaat tegen Paulus zélf of tegen een latere uitleg van Paulus.
Zie voor een bespreking daarvan Allison, James, 426-441.
Zie Allison, James, 445-450. Mijn bespreking van dit onderdeel is gebaseerd op Allisons gedetailleerde analyse.
Ik heb de NBV21-versie van deze twee teksten en de twee teksten iets verderop een beetje aangepast om maximaal te laten zien hoe de verzen in het Grieks op elkaar lijken.
Hierover uitvoerig Allison, James, 448-453.
4 Tegenstelling of aanvulling?
Allereerst iets over Paulus. Ook voor hem is ‘geloof’ niet een puur innerlijke zaak. Paulus zegt wel ‘alleen door geloof word je gered’, maar hij zegt nergens ‘en dat geloof zit alleen van binnen’. Het is zinvol om te bekijken wat Paulus nu precies tegenover elkaar zet.
In Romeinen en Galaten betoogt Paulus dat niet-Joden die tot geloof in Jezus zijn gekomen, niet gebonden zijn aan de Joodse wet. Paulus maakt duidelijk dat iedere christen, Joods of niet, door God als rechtvaardig wordt gezien op grond van geloof, de vertrouwensrelatie met Christus. De pistis-relatie met Christus is allesbepalend. Het leven volgens de Joodse wet (denk aan koosjer eten, het houden van de sabbat en voor mannen de besnijdenis) komt daar niet aan te pas. Geloof is voor Paulus daarmee niet per se iets puur innerlijks, iets dat je niet van buiten kunt zien. Dat is helemaal niet het punt. Paulus zou het met het meeste van wat Jakbus schrijft over geloof waarschijnlijk eens zijn geweest.
Zie Cor Hoogerwerf, ‘Nieuwe perspectieven op Paulus’
Behalve misschien met de manier waarop Jakobus Abraham zijn eigen kant op trekt.
Maar je kunt je voorstellen dat Paulus’ woorden door sommige christenen iets anders werden opgevat. Zo van: voor christenen geldt er geen wet meer, christenen zijn bevrijd, ze leven als geestelijke mensen die boven aardse wetten en regels verheven zijn. Het enige dat telt is geloof, de vertrouwensband met Christus, die je ‘anders’ maakt dan alle anderen. Met Paulus in de hand laat je je dan nergens meer op aanspreken: pistis is het enige dat telt.
Zie Allison, James, 448-453, ook voor de verwijzing naar Romeinen 3:8.
Paulus werd al geconfronteerd met die doorgeschoten visie. Zie Romeinen 3:8:
Voor christenen die hun geloof niet in praktijk brengen, is in Paulus’ denken even weinig ruimte als bij Jakobus. In dit opzicht stemmen Paulus en Jakobus (en trouwens ook Jezus in zijn lessen in de evangeliën) volledig overeen: mensen die zich uitgeven voor christen, die prat gaan op hun pistis, maar er niet naar leven, die maken de pistis-relatie met Christus te schande.
Ook bij Paulus is pistis niet puur een persoonlijke, innerlijke overtuiging, maar heeft het evengoed een uiterlijke kant. Zie Galaten 5:6 waar Paulus schrijft: het enige dat telt is geloof, dat zich uit in liefde. Geloof dat doorwerkt in liefde is wat Paulus en Jakobus verbindt.
Het contrast tussen Paulus en Jakobus is dus veel minder groot dan je op het eerste gezicht zou kunnen denken. Toch zijn er ook wezenlijke verschillen. Voor Jakobus is de wet het ethische richtsnoer, de toetssteen voor al ons spreken en handelen. Hij denkt daarbij aan de samenvatting van die wet in de grote geboden: God dienen en je naaste liefhebben als jezelf. Wie zichzelf een gelovige noemt, brengt dit in praktijk.
Zo vormen geloof en leven volgens de wet een onlosmakelijk geheel bij Jakobus. Voor Paulus heeft het ‘naleven van de wet’ echter een heel andere betekenis: bij hem is dit het volgen van een Joodse levenswijze. En Paulus koppelt ‘geloof’ en het ‘naleven van de wet’ expliciet los van elkaar. De standpunten van Jakobus en Paulus laten zich dus niet helemaal met elkaar verzoenen.
Maar je moet bedenken dat Jakobus en Paulus elk een heel andere discussie voeren en dat de gemeentes aan wie ze schreven sterk van elkaar verschilden. Beide maken gebruik van retorische middelen. Dat betekent dat zaken soms worden uitvergroot of op de spits gedreven om een bepaald punt te maken. Daar moeten we in de uitleg rekening mee houden. Het maakt de teksten voor vandaag zeker niet minder belangrijk. Jakobus’ ontmaskering van de ‘mooiweergelovige’ heeft na al die eeuwen nog niets aan relevantie ingeboet.
Prof. dr. M.J. de Jong is Hoofd Vertalen en Bijbelwetenschap bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap en bijzonder hoogleraar Bijbelvertalen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Bronvermelding
Matthijs de Jong, 'Levend geloof en dood geloof - over pistis bij Jakobus en Paulus' in: Met Andere Woorden 43/online (17 juni 2024), debijbel.nl.
Geraadpleegde literatuur
- Dale C. Allison Jr., James: A Critical and Exegetical Commentary, International Critical Commentary, New York 2013.
- L. Floor, Jakobus. Brief van een broeder, Commentaar op het Nieuwe Testament, Kampen 1992.
- Patrick J. Hartin, James, Sacra Pagina Series, Collegeville 2003.
- Cor Hoogerwerf, ‘Nieuwe perspectieven op Paulus’ in: Met Andere Woorden 43/1 (2024), 40-49.
- Matthijs de Jong, ‘De roerige reis van pistis naar geloof’ in: Met Andere Woorden 43/1 (2024), 26-39.
- Scot McKnight, The Letter of James, The New International Commentary on the New Testament, Grand Rapids 2011.
- Teresa Morgan, Roman Faith and Christian Faith. Pistis and Fides in the Early Roman Empire and Early Churches, Oxford 2015.
- Suzan Sierskma-Agteres, ‘Of je ’t gelooft of niet... Betekenis en vertaling van pistis in de brieven van Paulus’ in: Met Andere Woorden 43/1 (2024), 4-23.
Vakblad Met andere woorden
Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.