Het lichaam en zijn schaduw in Kolossenzen 2:17
Kolossenzen 2:17
Samenvatting |
De vertaling van Kolossenzen 2:16-17
16 Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwemaan en sabbat. 17 Dit alles is slechts een schaduw van wat komt – de werkelijkheid is Christus.
Zoals zo vaak in deze brief is de overkoepelende gedachte wel duidelijk, maar is het niet eenvoudig om aan alle elementen van deze passage een heldere duiding te geven. De brief aan de Kolossenzen is een moeilijke tekst. De zinnen rijgen zich aaneen en soms stapelt de auteur de ene wonderlijke beeldspraak op de andere. In Kolossenzen 2:11-15
De brief zet zich af tegen bepaalde tegenstanders. Dat is ook te zien in Kolossenzen 2:16-17
Vermeld door Alexander Polyhistor, Philosophôn diadochai, in Diogenes Laertius, Vitae philosophorum 8.24-33. Vergelijk Eduard Schweizer, Der Brief an die Kolosser, EKKNT [2], Zürich 1976, 100-104, en Michael Wolter, Der Brief an die Kolosser, Der Brief an Philemon, ÖTK 12, Gütersloh 1993, 37-43.
Voor het maken van een verantwoorde vertaling hoeft deze vraag niet definitief beantwoord te worden. Het is duidelijk dat volgens de auteur van Kolossenzen de redding niet meer bewerkstelligd hoeft te worden door allerlei rituelen en voorschriften. De beslissing is in Christus al gevallen, de gemeente is al ‘boven’. Dus het gaat niet om een ascetisch leven dat de toekomstige redding veilig moet stellen, maar om een ‘hemels’ leven in overeenstemming met de genade die al ontvangen is.
‘Lichaam’ in de brief aan de Kolossenzen
Kolossenzen 2:17
1. Het lichaam waarvan Christus het hoofd is, de kerk (Kolossenzen 1:18
Volgens veel uitleggers is ‘de kerk’ in Kolossenzen 1:18 een toevoeging van de auteur aan een bestaande hymne. Zonder deze toevoeging staat er dat Christus het hoofd is van het lichaam van de kosmos.
2. Het sterfelijke lichaam van Jezus Christus die door zijn dood verzoening heeft gebracht (Kolossenzen 1:22
3. De tweede betekenis kan ook bedoeld zijn in Kolossenzen 2:12
4. In Kolossenzen 2:9
Wolter, 126.
Voordat de lezer bij het ‘lichaam’ in Kolossenzen 2:17
L.Th. Witkamp, Kolossenzen. Een praktische Bijbelverklaring, Tekst en Toelichting, Kampen 1994, 81.
Walter Bauer, Kurt Aland & Barbara Aland (Hrsg.), Griechisch-deutsches Wörterbuch zu den Schriften des Neuen Testaments und der frühchristlichen Literatur, Berlijn/New York 1988 (zesde herziene druk), 1595: ‘der Sache selbst’.
De syntaxis van Kolossenzen 2:16-17
Voordat we deze discussie aangaan, kijken we naar de syntaxis van de zin. De frase to de sôma tou Christou, ‘maar het lichaam van Christus’, is een elliptisch zinnetje. Er moet iets worden aangevuld. Maar wat precies, en hoe verhoudt deze frase zich tot de rest van de zin?
Ik noem eerst een drietal voorstellen die naar mijn idee niet juist zijn. Het eerste komt van Troy Martin, die heeft voorgesteld de ellips van Kolossenzen 2:17b niet alleen met ‘is’ uit Kolossenzen 2:17a aan te vullen, maar met de hele voorgaande zin (Kolossenzen 2:16-17a). Dan zou Kolossenzen 2:17b als volgt weergegeven kunnen worden: ‘Laat niemand u beoordelen op het gebied van […], maar laat iedereen het lichaam van Christus op de [in Kolossenzen 2:16] genoemde gebieden onderscheiden.’ Er zijn vele problemen met deze hypothese. Martin moet bijvoorbeeld veronderstellen dat het werkwoord krinein (‘oordelen’) als je het in 2:17b aanvult, iets anders betekent dan in Kolossenzen 2:16. Verder zou je bij de betekenis ‘(het lichaam) onderscheiden’ het werkwoord diakrinein verwachten (zoals in 1 Korintiërs 11:29). Ook past het niet in de stijl van de brief dat er zo veel aangevuld moet worden. En dan laat ik nog buiten beschouwing dat het erg onwaarschijnlijk is dat ‘uw eten en uw drinken’ over de maaltijd van de Heer zou gaan, zoals Martin wil.
Troy Martin, ‘But Let Everyone Discern the Body of Christ (Colossians 2:17)’ in: Journal of Biblical Literature 114 (1995), 249-255.
Een ander voorstel is gedaan door Geurt Henk van Kooten. Hij geeft Kolossenzen 2:17
Al deze dingen […] zijn een reflectie die bestaat uit de dingen die op aarde gebeuren en zullen gebeuren omdat zij gedetermineerd worden – gedetermineerd door de loop van de sterren en planeten, terwijl men toch zou moeten weten dat het gehele kosmische lichaam, inclusief alle sterren en planeten, van Christus is.
Geurt Henk van Kooten, Paulus en de kosmos. Het vroege christendom te midden van de andere Grieks-Romeinse filosofieën, Zoetermeer 2002, 173.
Dit is een vergaande invulling van de tekst op basis van een bepaalde hypothese over de historische situatie van de brief. Het grootste probleem is de interpretatie van ta mellonta (‘de toekomst’) als ‘gedetermineerde dingen’, waarvoor de woordenboeken geen steun bieden.
A Greek-English Lexicon, ‘μέλλω’.
Uit George H. van Kooten, Cosmic Christology in Paul and the Pauline School, WUNT 2.171, Tübingen 2003, 15, blijkt een incorrecte lezing van het betreffende lemma in het Greek-English Lexicon van Liddell , Scott en Jones.
Eduard Schweizer, tot slot, zoekt een oplossing via tekstkritiek. Hij meent dat de varianten tou Christou en Christou voortgekomen zijn uit de oorspronkelijke lezing Christos. Dan zou er staan: ‘[…] is schaduw van wat komt, maar het lichaam (dat wil zeggen: de zaak zelf) Christus.’ Maar het is niet verstandig nieuwe varianten te verzinnen als de bestaande tekst in voldoende mate te begrijpen is.
Schweizer, 121. Overigens staat Schweizer niet heel negatief tegenover de gangbare tekst, alleen noteert hij dat de schrijver zich dan ‘freilich sehr knapp ausgedrückt’ heeft.
De gebruikelijkste oplossing is mijns inziens ook de juiste: het koppelwerkwoord ‘zijn’ aanvullen uit Kolossenzen 2:17a
Deze manier van lezen is bij de NBV en andere vertalingen die ‘het lichaam/de werkelijkheid is Christus’ hebben, gecombineerd met de uitleg van tou Christou als een explicatieve genitief. Maar dit sluit elkaar uit. Een explicatieve genitief vraagt namelijk om een andere constructie van de zin: ‘maar het lichaam, namelijk Christus, [is er al]’. Het is eenvoudiger alleen ‘is’ in de functie van koppelwerkwoord aan te vullen.
De schaduw en het lichaam
De auteur van de brief gebruikt een hellenistische zegswijze over de schaduw en het lichaam. We komen die ook tegen bij andere auteurs. Philo van Alexandrië bijvoorbeeld pleit in zijn verhandeling over de Babylonische spraakverwarring onder meer voor een figuurlijke uitleg en vergelijkt dan de woorden van de tekst met ‘schaduwen van lichamen/objecten’, terwijl het in werkelijkheid gaat om de betekenis die in de tekst ligt. Philo gebruikt hier het beeld van letterlijke lichamen of objecten, in welke vorm dan ook, die schaduwen werpen. Dat betekent echter niet dat het woord ‘lichaam’ hier ‘de zaak zelf’ of ‘de werkelijkheid’ betekent.
Philo, On the Confusion of Tongues.
Philo, De confusione linguarum 190. Vergelijkbare gevallen zijn De migratione Abrahami 12, Quis rerum diuinarum heres sit 72, De decalogo 82.
Een tweede parallel komt uit De Joodse oorlog van Flavius Josephus. In een redevoering plaatst Antipater de titel van koning tegenover de feitelijke uitoefening van macht. Deze verhouden zich tot elkaar als een lichaam en zijn schaduw. In deze vergelijking staat het lichaam voor de werkelijke macht en de schaduw voor de titel die daar slechts naar verwijst.
Flavius Josephus, De bello Judaico libri vii.
Flavius Josephus, Bellum Iudaicum 2.28. De schaduw geeft niet het illusoire aan, zoals Jerry L. Sumney, Colossians. A Commentary, NTL, Louisville 2008, 152, beweert, maar de uiterlijkheid of de formaliteit die de zaak zelf vergezelt.
Een derde parallel is te vinden bij Lucianus in de dialoog Hermotimus. Een van de personages vergelijkt het zich bezighouden met zinloze dingen met jagen op de schaduw of een achtergelaten slangenhuid in plaats van op het lichaam of de slang zelf. Ook hier is een letterlijk lichaam of object gebruikt als beeld voor waar het werkelijk om gaat. In al deze gevallen is ‘de zaak zelf’, ‘de werkelijkheid’, het punt van vergelijking; sôma staat hier voor de werkelijkheid, wat niet wil zeggen dat sôma dat ook betekent.
Lucianus, Hermotimus.
Lucianus, Hermotimus 79.
De bewering dat het Griekse woord sôma ‘werkelijkheid’ kan betekenen is dus iets te kort door de bocht. In de gevallen waar sôma die betekenis zou hebben, gaat het bij nader inzien om een concreet lichaam of object dat als deel van een vergelijking staat voor de werkelijkheid, de zaak zelf.
Op basis van de genoemde parallellen valt Kolossenzen 2:16-17
Er is echter nog één complicatie. De auteur gebruikt niet simpelweg een contrast tussen ‘de schaduw’ (= het onechte) en ‘het lichaam’ (= de werkelijkheid), maar spreekt van ‘de schaduw van de toekomende dingen’. Is de schaduw dan wel de schaduw van het lichaam? Het hangt af van wat er met ‘de toekomende dingen’ wordt bedoeld.
Soms legt men ‘de toekomst’ in Kolossenzen 2:17
Wolter, 144. Ten opzichte van de toekomst die de tegenstanders verwachten, zijn de rituelen wél een ‘(voor)afschaduwing’ van de hemelse werkelijkheid in een lagere werkelijkheid. Vergelijk voor dit gebruik van ‘schaduw’ Philo, Legum allegoriae 3.95-103.
Nu wordt het duidelijk waarom de auteur zich hier zo gecompliceerd uitdrukt: hij wil eigenlijk twee punten tegelijk naar voren brengen. Enerzijds stelt hij dat het heil niet iets is dat ergens in de toekomst nog wel een keer zal komen, maar dat het al gekomen is in Christus (‘wat komt’ versus ‘het lichaam van [de gekomen] Christus’). Tegelijk stelt hij dat de werkelijkheid van heil te vinden is in de eenheid met Christus en dat daarmee vergeleken de rituelen van de tegenstanders een schijnwerkelijkheid betreffen (‘een schaduw’ versus ‘het lichaam van Christus’). Door gebruik te maken van de hellenistische zegswijze over de schaduw versus het lichaam opent de auteur bovendien de mogelijkheid om het spreekwoordelijke ‘lichaam’, dat Christus toebehoort (de werkelijkheid ‘in Christus’), in tweede instantie te verbinden aan ‘het lichaam van Christus’, de kerk: ‘Het heil is de door Christus gerealiseerde werkelijkheid (sôma) die binnen de gemeente als het lichaam (sôma) van Christus al een ervaarbare werkelijkheid is.’
Wolter, 145. Vergelijk James D.G. Dunn, The Epistle to the Colossians and to Philemon. A Commentary on the Greek Text, NIGTC, Grand Rapids, Michigan, 1996, 177.
Vertaling
Hoe staat het nu met de vertaling die de NBV biedt: ‘Dit alles is slechts een schaduw van wat komt – de werkelijkheid is Christus’? We hebben gezien dat het iets te kort door de bocht gaat om te zeggen dat sôma hier ‘werkelijkheid’ betekent. Toch is het aan te raden om het op die manier te vertalen. De zegswijze over de schaduw en het lichaam is bij ons immers onbekend. Wanneer er dan met ‘lichaam’ wordt vertaald, komt de betekenis niet over en verliest de tekst zijn zeggingskracht. Bovendien wordt de zegswijze hier ingezet in een gecompliceerde zin. Dan is het beter niet het beeld te vertalen, maar dat waarvoor het staat: de werkelijkheid.
Aan de andere kant is het minder goed om het ‘lichaam’ (de werkelijkheid) en Christus volledig met elkaar te identificeren. Het onderscheid tussen Christus en de werkelijkheid is in deze brief weliswaar niet haarscherp te trekken omdat alles ‘in Christus’ is, maar toch is het beter om onderscheid te blijven maken tussen het lichaam en het hoofd. Dus niet: de werkelijkheid is Christus, maar: de werkelijkheid is van Christus. Deze weergave strookt bovendien met het feit dat tou Christou hier het beste als een possessieve genitief kan worden opgevat.
Dit alles pleit ervoor om Kolossenzen 2:16-17
16 Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwemaan en sabbat. 17 Dit alles is slechts een schaduw van wat komt – de werkelijkheid is van Christus.
Cor Hoogerwerf MA werkt bij het NBG als nieuwtestamenticus aan de revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling.
Geraadpleegde literatuur
- Walter Bauer, Kurt Aland & Barbara Aland (Hrsg.), Griechisch-deutsches Wörterbuch zu den Schriften des Neuen Testaments und der frühchristlichen Literatur, Berlijn/New York 1988 (zesde herziene druk).
- James D.G. Dunn, The Epistle to the Colossians and to Philemon. A Commentary on the Greek Text, NIGTC, Grand Rapids, Michigan, 1996.
- Geurt Henk van Kooten, Paulus en de kosmos. Het vroege christendom te midden van de andere Grieks-Romeinse filosofieën, Zoetermeer 2002.
- George H. van Kooten, Cosmic Christology in Paul and the Pauline School, WUNT 2.171, Tübingen 2003.
- Troy Martin, ‘But Let Everyone Discern the Body of Christ (Colossians 2:17)’ in: Journal of Biblical Literature 114 (1995), 249-255.
- Eduard Schweizer, Der Brief an die Kolosser, EKKNT [2], Zürich 1976.
- Jerry L. Sumney, Colossians. A Commentary, NTL, Louisville 2008.
- L.Th. Witkamp, Kolossenzen. Een praktische Bijbelverklaring, Tekst en Toelichting, Kampen 1994.
- Michael Wolter, Der Brief an die Kolosser, Der Brief an Philemon, ÖTK 12, Gütersloh 1993.
Vakblad Met andere woorden
Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.