Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Het koloniale model van Bijbelvertalen in het Oosten

In de koloniale geschiedenis zien we dat waar Europese kolonisten ook heen voeren, hun geloof met hen meeging. Men meende dat het christendom een positieve verandering zou brengen in de inheemse gemeenschappen. Daartoe werden zendingsprogramma’s opgezet. De vertaling van de Bijbel in de volkstaal was daarvan een vast onderdeel.

In Zuidoost-Azië waren de Nederlanders de pioniers van de protestantse Bijbelvertaling. De eerste pogingen werden gedaan in de Formosaanse taal in Formosa (het huidige Taiwan) en in het Tamil voor de inheemse bevolking van Noord-Ceylon. Hoewel de Nederlanders aan de basis stonden van deze Bijbelvertalingen werden hun pogingen om een complete Tamil-Bijbel in Ceylon en Zuid-India te vervaardigen al snel overgenomen door de Deense missie. De Denen zonden in het begin van de achttiende eeuw Bartholomeus Ziegenbalg uit als vertaler. Hij stierf echter op jonge leeftijd en werd vervangen door Benjamin Schultze, die de vertaling van het Nieuwe Testament in het Tamil voortzette. In 1726 trad Schultze als vertaler in Engelse dienst om in Britse gebieden te gaan werken. Dit werd een keerpunt in de geschiedenis van het Bijbelvertalen in het Indiase subcontinent. Engelse missieorganisaties werden de belangrijkste spelers in het veld.

Urdu/Hindi ‘Statenvertaling’

Urdu, Hindi en Hindoestaans zijn verschillende namen voor dezelfde taal, geschreven in twee verschillende schriften. Deze taal wordt momenteel door meer dan 230 miljoen mensen gesproken. Opnieuw waren het de Nederlandse kolonisators die het christelijk geloof in het Urdu introduceerden. Het oudste christelijke fragment in het Urdu is het Onzevader, gevolgd door de Tien Geboden en de Apostolische Geloofsbelijdenis, vertaald door Joan Josua Ketelaar (1659-1718) van de Verenigde Oost-Indische Compagnie.

In het begin van de achttiende eeuw begon Benjamin Schultze, in navolging van Joan Josua Ketelaar, aan een vertaling van het Nieuwe Testament in het Urdu, het Dakhini Urdu om precies te zijn, hoewel Schultze het ook Hindoestaans noemde. Toen Schultze (vanaf 1726) in Engelse dienst trad ging dit project met hem mee. Naast het Nieuwe Testament werkte hij ook aan enkele andere Bijbelboeken, waaronder Genesis. Zijn vertaling van het Nieuwe Testament werd herzien door zijn opvolger, William Hunter. Deze William Hunter bracht in 1805 ook een Urdu vertaling van het Nieuwe Testament uit in het Devanagari schrift. De volgende in rij was Henry Martyn (1781-1812), die een complete Bijbelvertaling in het Urdu maakte. In 1814 gaf de BFBS (British and Foreign Bible Society, opgericht in 1804) zijn vertaling uit. Dit werd de standaardvertaling. Met enkele revisies is dit de vertaling die nog steeds gebruikt wordt in Pakistan en de Urdu kerk in de diaspora. Je zou Henry Martyn de man achter de Urdu ‘Statenvertaling’ kunnen noemen, die tot op de dag van vandaag in gebruik is. Zijn vertaling werd ook de basis voor latere vertalingen in het Hindi, die door de kerken in India worden gebruikt.

Dit overzicht laat zien dat de Engelse organisaties een dominante rol kregen in het vertalen van de Bijbel in dit deel van de wereld. Hun Bijbel was de King James Version (KJV). Het zal daarom niet verbazen dat de KJV als model werd gebruikt waarop de nieuwe vertalingen werden geënt. De stijl, de aanpak en het ‘format’ van de KJV waren leidend. Of je nu kijkt naar Pakistan, India, Bangladesh, Iran, Afghanistan of Sri Lanka, overal in Zuid Azië volgden de vertalingen dit model. De Engelse dominantie werd versterkt door de grote rol die de BFBS speelde in het drukken en beschikbaar stellen van Bijbels.

Het Europese kolonialisme bracht de overtuiging mee dat de inheemse bevolking bekeerd en beschaafd moest worden. De Bijbel speelde daarin een belangrijke rol. Het beschikbaar stellen van de Bijbel in de inheemse talen werd gezien als een “primary civilizing tool to save and improve the native”. De missionarissen brachten echter een ‘Europese’ Bijbel mee, veelal de KJV. Die vormde voor hen het vanzelfsprekende model. Ze hadden daarbij weinig oog voor het religieuze landschap van het Indiase subcontinent: “protestant missionaries were ill-prepared for the number and variety of scriptures they had to face in United India, namely, Quran, Vedas, Puran, etc.”

Koloniaal model van vertaling

De eerste christelijke gemeenschappen gebruikten de hierboven beschreven Urdu vertaling van de Bijbel. Deze vertaling werkte voor hen omdat ze missionarispriesters hadden om het hen uit te leggen. Langzaam groeide deze vertaling uit tot ‘hun’ Bijbel. De christenen vormden echter maar een heel klein deel van de samenleving. De overgrote meerderheid van de bevolking van het subcontinent begreep weinig van dit nieuwe heilige boek. In plaats van waardering overheerste er een gevoel van vervreemding en afstand. De koloniale kenmerken van de Urdu Bijbel waren de reden voor deze vervreemding. Deze kenmerken waren onverenigbaar met de inheemse heilige geschriften van het Indiase subcontinent of met vertalingen van buitenlandse heilige geschriften die door inheemse vertalers waren gemaakt. Het grote probleem was dat het heilige boek van de christenen, de Bijbel, niet voldeed aan de uiterlijke kenmerken van de heilige schrift zoals men dat gewend was. Dat laat ik hieronder stap voor stap zien.  

1. Waar is de brontekst?

Het christendom kent een lange traditie van de Bijbel in de vorm van een vertaling die de plaats inneemt van de brontekst. Het is de vertaling zelf die de brontekst representeert en die geldt als heilige tekst. Dit sloot en sluit echter niet aan bij de verwachting in veel oosterse landen. Daar leeft de verwachting dat de brontekst in beeld blijft en de vertaling daaraan dienstbaar is. Daarachter ligt de overtuiging dat God een heilige taal spreekt en niet de taal van de gewone man of vrouw. De vertaling is niet zelf de heilige tekst. Daarom wordt de vertaling altijd naast de oorspronkelijke tekst gepresenteerd. Rabbi Saädja Gaon (882-942), een vooraanstaand Joodse geleerde die leefde in Bagdad, het huidige Irak, was een pionier in het vertalen van Hebreeuwse geschriften naar het Arabisch. In zijn vertaling van de Hebreeuwse heilige boeken in het Joods-Arabisch biedt hij zowel de vertaling als de oorspronkelijke tekst. Sindsdien werd het een gewoonte in het Oosten om vertalingen van de heilige schrift te publiceren met de brontekst erbij. Dit is nu een standaard geworden.  

Genesis 2 door Saädja Gaon. Met dank aan het Project Saadiah Gaon.
Genesis 2 door Saädja Gaon. Met dank aan het Project Saadiah Gaon.

Toen de Koran in het Indiase subcontinent werd vertaald, werd deze gewoonte gevolgd. De eerste vertaling van de Koran in Zuidelijk Azië was de Perzische vertaling door Shah Waliullah (1703-1762). Zijn zoon Abdul Qadir (1750-1818) maakte de eerste Urdu vertaling van de Koran, en beide werden gedrukt naast de brontekst.

Eerste Perzische vertaling van de Koran door Shah Waliullah 1738.

Eerste Urdu Vertaling van de Koran door Shah Abdul Qadir in 1814.
Eerste Urdu Vertaling van de Koran door Shah Abdul Qadir in 1814.

De vertalers van de Koran wisten hoe belangrijk het is om de brontekst bij de vertaling te plaatsen. Dat gold ook voor de vertalers van de hindoegeschriften. Deze heilige teksten waren geopenbaard in het Sanskriet. Het grootste deel van de bevolking kon de teksten niet lezen, maar ze konden het wel volgen als de priesters ze zongen. Wanneer deze teksten vertaald werden, namen de vertalers ook de brontekst op in hun vertaling. Het behoud van de brontekst was ook voor hindoegeschriften een essentieel element.

De Bhagavad Gita met Engelse vertaling.

Ganesh Gita met Hindi vertaling.

De twee meerderheidsreligies van Verenigd India (98% van de totale bevolking), de islam en het hindoeïsme, hebben dus als standaard dat een vertaling van de heilige schrift altijd wordt voorafgegaan door de brontekst zelf. Een vertaling zonder brontekst is een kenmerk van ‘gewone’ literatuur, niet van een heilig boek.

Waarom namen de koloniale vertalers de brontekst niet op? Daar waren twee redenen voor. Ten eerste bestond in het (westerse) christendom al eeuwenlang de gewoonte om te vertaling zelf als de heilige tekst te beschouwen. Bovendien was men volledig gewend aan de Bijbel zoals die er uitzag in zijn gedrukte vorm: een Europese Bijbel. Ten tweede brachten de Europeanen een eigen idee over ‘heilige Schrift’ met zich mee: de Bijbel is bedoeld om te begrijpen. Het draait daarom om een vertaling in de eigen taal. Dit doel, het begrijpen van de heilige tekst (in vertaling), staat tot op zekere hoogte tegenover het gebruik om de heilige tekst te reciteren (in de oorspronkelijke taal). De mantra’s van de hindoegeschriften en de Arabische gezangen van de Koran werden en worden gereciteerd in de heilige taal. Daarbij staat niet het begrijpen, maar het ervaren voorop. De Europeanen zagen hun omgang met de heilige schrift, langs de weg van het begrijpen als superieur.

Balochi Nieuwe Testament met Griekse brontekst.

De Bijbel werd dus, net als elders, ook in Zuidelijk Azië gepresenteerd in de vorm van een vertaling in de volkstaal, zonder de brontekst. Dit had grote gevolgen. Bij moslims en hindoes wekte dit de indruk dat de God van de christenen geen heilige taal spreekt. Het heilige boek van de christenen riep bij hen vooral vervreemding op, en dwong weinig respect af. Dit duurt door tot op de dag van vandaag. Maar er is wel een uitzondering te noemen. Een zeer interessante recente ontwikkeling is de publicatie van het Balochi Nieuwe Testament mét de brontekst uitgegeven door het Pakistaanse Bijbelgenootschap. Misschien zal dit de eerste stap blijken te zijn in de richting van een nieuw, postkoloniaal model van Bijbelvertalen.

2. Cover

Hoe de Bijbel overkomt, hangt niet alleen af van de inhoud. Ook de uitstraling van het boek is van belang. Daarbij speelt de cover een grote rol. De omslagen van de heilige geschriften in Azië zijn voornamelijk groen met mooie kalligrafie en kunstwerken zoals bloemen, bogen en koepels. De Europese standaard voor de Bijbel in de negentiende eeuw was echter een zwarte cover. De BFBS drukte Bijbels voor het Indiase subcontinent met een zwarte kaft. Zwart wordt echter in de meeste oosterse culturen beschouwd als een kleur van rouw of ongeluk. Hier zijn ter vergelijking de covers van twee Urdu Bijbels en twee Urdu Korans.

3. Titelpagina

De uitgaven van heilige teksten in Zuidelijk Azië hebben doorgaans een titelpagina met daarop de namen van de vertalers. Dit vitale element ontbreekt echter in de Urdu Bijbels. Je zou kunnen denken: wellicht is dat omwille van de veiligheid van de vertalers, zeker in gevoelige regio’s. Maar er speelt ook iets anders mee: de Europese standaard van de negentiende eeuw om de namen van de vertalers buiten beeld te laten. In de Oosterse context zijn de namen van geleerden verantwoordelijk voor een vertaling juist belangrijk: het is door het gezag of de reputatie van deze geleerden dat een vertaling respect en acceptatie krijgt bij het publiek.

4. Marges

In Azië is het gebruikelijk dat vertalingen van heilige geschriften worden afgedrukt met prachtige randen aan de bovenkant, onderkant en zijkanten van de pagina. Deze randen zijn gevuld met bogen en koepels, bloemen en kalligrafie. De Bijbels (en andere christelijke geschriften) in het subcontinent missen dit esthetische element, omdat – opnieuw – het Europese voorbeeld wordt gevolgd en niet het inheemse. Hier zijn een paar voorbeelden.

Gevoed door uitgaven van de Koran en de hindoegeschriften is de verwachting bij het publiek dat een heilig boek veel esthetische elementen bevat en er mooi uitziet: het behoort immers toe aan God! Helaas missen de Bijbels deze elementen. Ter vergelijking is hier een voorbeeld van de Urdu Bijbel.

5. Tekstopmaak

Het laatste punt betreft de tekstopmaak. In de meeste Europese Bijbels is de tekst in twee kolommen gedrukt. Dit is in het Oosten geen gebruikelijke lay-out voor religieuze boeken. De standaard opmaak bestaat uit horizontale regels en paragrafen. Interessant genoeg was het plaatsen van Bijbeltekst in twee verticale kolommen niet vanaf het begin de standaard: de eerste Urdu vertaling van Benjamin Schultze plaatste de tekst bijvoorbeeld op horizontale regels. Hier is Genesis 1.

Urdu vertaling van Genesis 1 door Benjamin Schultze.

In 1883 zien we voor het eerst dat de tekst in twee verticale kolommen is geplaatst.

Urdu vertaling 1883 in twee kolommen.

De indeling met twee kolommen werd in de twintigste eeuw voortgezet en wordt nog steeds gebruikt. Maar er zijn uitzonderingen. Het Nieuwe Testament dat in 1997 door de Bible Society of India in Bangalore werd uitgegeven volgt weer horizontale regels. Verrassend genoeg is de cover blauw, niet zwart.

Conclusie

Los van alle kritiek op het kolonialisme, ben ik als christen dankbaar voor de zendingsexpedities. Die hebben mij en mijn volk het Woord van God gebracht. Dat in de beginfase van het Bijbelvertalen in het Indiase subcontinent het westerse model – voornamelijk de KJV – werd gevolgd, is begrijpelijk. De pioniers (genoemd hierboven in de inleiding) gaven het beste dat ze konden bieden. Maar we zien nu ook steeds beter wat de keerzijde is van een Bijbeluitgave die niet voldoet aan de culturele standaard. Voor respect en waardering van de overwegend moslim en hindoe bevolking op het subcontinent is het essentieel dat de Bijbel zich als heilig boek presenteert volgens de gangbare standaard: als een esthetisch en rijk versierd boek, in de juiste kleuren, met gezaghebbende namen van vertalers, met de tekst op horizontale regels, en bovenal met de brontekst links van de vertaling. We zijn geen kolonie meer, we hoeven niet langer vast te houden aan de Europese Bijbel als ons model. Het is daarom hoog tijd dat het vertalen en uitgeven van de Bijbel zich ontworstelt aan de koloniale normen. Het heeft bevrijding nodig zodat God tot de harten van de mensen kan spreken. Lof en eer aan God.

Van april-juli 2023 deed Waseem Raza MA een onderzoeksstage bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap. In deze stage, onderdeel van zijn masterstudie aan de Vrije Universiteit, werkte hij zijn ideeën over het koloniale model van het Bijbelvertalen uit. Een eerdere bijdrage van zijn hand over dit onderwerp is te lezen op de PThU Bijbelblog.

Dit artikel is vertaald uit het Engels door Benjamin Bogerd en Matthijs de Jong.

Bronvermelding

Waseem Raza, 'Het koloniale model van Bijbelvertalen in het Oosten' in: Met Andere Woorden 42/online (8 november 2023), debijbel.nl.

Geraadpleegde literatuur

  • William Brown, The History of Propagation of Christianity Among the Heathen, deel 1, Edinburgh 1823.
  • Hephzibah Israel, Religious Transactions in Colonial South India. Language, Translation, and the Making of Protestant Identity Basingstoke, Hampshire 2011.
  • Nationaal Archief Den Haag, Inv. no. 1.13.19.02, Coll. Sypestein, Supplement no. 2 (150 p.: iv (introductie)+125+21 (index).
  • J. Ph. Vogel, 'Joan Josua Ketelaar of Elbing, Author of the First Hindūstānī Grammar' in: Bulletin of the School of Oriental and African Studies 8/2-3 (january 1936), 817-822, doi.org/10.1017/S0041977X00141473.
  • Herbert Undy Weitbrecht, The Urdu New Testament. A History of Its Language and Its Versions Londen 1900.

Vakblad Met andere woorden

Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.

Lees meer

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons