Egypte als angstland?
Over een benauwende etymologie en een universele vertolking
Robin ten Hoopen
Het Hebreeuwse woord voor Egypte, mitsrajim, betekent ‘benauwdheid’, en het land Egypte functioneert in de Bijbel als angstland, zo las ik afgelopen voorjaar in de NRC. Het was niet de eerste keer dat ik deze duiding tegenkwam, en het zal ook niet de laatste zijn. Maar klopt het ook?
Ad van Nieuwpoort & Joost Röselaers, ‘Paasverhaal toont juist nu visioen van betere wereld’, NRC 9 april 2020. We lezen er o.a. ‘Egypte is de weergave van het Hebreeuwse Mitsraïm, dat zoiets als “benauwdheid” betekent. Het functioneert in dit verhaal als een angstland …’ O.a. Dick Boer en Wilken Veen vertalen mitsrajim als ‘angstland’. Zie hieronder.
Ad van Nieuwpoort & Joost Röselaers, ‘Paasverhaal toont juist nu visioen van betere wereld’, NRC 9 april 2020.
Samenvatting |
Dat deze duiding van dit Hebreeuwse woord invloedrijk is, blijkt wel wanneer men een zoekmachine op het internet raadpleegt. Een batterij aan voorbeelden duikt op, de meesten even stellig: Egypte betekent of staat voor ‘angstland’ in de Hebreeuwse Bijbel. Ook wie een Bijbelse theologie als die van Dick Boer openslaat, komt het tegen: in mitsrajim ‘valt de stam tsarar (benauwd zijn / benauwen) te beluisteren’. In een jaar waarin het boek Exodus centraal stond op het leesrooster van de Raad voor Kerken (2019-2020), heeft deze duiding ongetwijfeld in menige kerk geklonken.
De zoekopdracht ‘Egypte angstland’ geeft 6110 hits (22-5-2020).
Dick Boer, Verlossing uit de slavernij. Bijbelse theologie in dienst van bevrijding, Vught 2009, 75-76.
De weergave van mitsrajimals ‘angstland’ is echter een interpretatie zonder etymologische en exegetische grond. Het idee dat mitsrajim ‘benauwdheid’ of ‘angstland’ betekent is zelfs ongegrond. In dit artikel daarom een exegetisch protest en een stuk verdieping. In de eerste plaats laat ik zien dat de vertaling van mitsrajim met ‘benauwdheid’ gebaseerd is op een etymologie die de test van de moderne taalkunde niet kan doorstaan. In de tweede plaats ga ik na waar deze gedachte vandaan komt. Is er een Bijbelpassage die mitsrajim met angst of benauwenis verbindt? Niet echt. In plaats daarvan komen we uit bij een woordassociatie van Willem Barnard die zijn wortels heeft in een rijke joodse interpretatiegeschiedenis. In de derde plaats betoog ik dat de duiding van mitsrajimals angstland een prachtige interpretatieve vondst is, maar geen exegetische grond heeft in het boek Exodus, en dat deze duiding in andere contexten de lezer zelfs bedrogen kan doen uitkomen. Dat leidt tot een pleidooi voor precisie bij de vertaler en de vertolker.
Wat betekent mitsrajim?
Egypte wordt in de Bijbel meestal aangeduid met de naam mitsrajim. Een enkele keer vinden we mātsor (2 Koningen 19:24, Jesaja 19:6
Dit is dan mātsor III (HALOT) en niet mātsor II: ‘vesting’ of ‘versterkte stad’.
Een term die verwant is aan mitsrajim lijkt te ontbreken in het oud-Egyptisch. Men neemt daarom meestal aan dat een dergelijke benamingdoor Egyptes buurvolken is bedacht. De oudste getuige is het Akkadisch. De achtergrond en etymologie voor het Akkadische mutsur (Egypte) is wel gevonden in het Akkadische woord mitsru dat ‘grens, land, territorium, regio’ betekent. Deze etymologie is ook te vinden in woordenboeken voor het Bijbels Hebreeuws, terwijl andere woordenboeken benadrukken dat de etymologie onbekend of onzeker is. Eigen aan het Hebreeuwse mitsrajim ten opzichte van het Akkadisch is de uitgang ajim (Aramees ajin). Deze wordt wel gezien als een dualis (een meervoudsvorm voor zaken die in paren voorkomen) of als restant van een oude locatiefuitgang die dan ook al in het Ugaritisch voorkwam. Degenen die opteren voor het eerste en uitgaan van de connectie met het Akkadische mutsur hebben voorgesteld mitsrajim te interpreteren als ‘de beide landen’, een verwijzing naar Boven- en Beneden-Egypte. De driemaal voorkomende Hebreeuwse vorm mātsor zou dan gezien kunnen worden als een vorm die directer teruggaat op het Akkadisch, maar die verdrongen is door de vorm met dualisuitgang. Beide verklaringen blijven echter onzeker.
Hebraisches und aramaisches Lexikon zum Alten Testament (HALAT) en Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament (HALOT).
Brown-Driver-Briggs Hebrew and English Lexicon (BDB), Theologisches Worterbuch zum Alten Testament (ThWAT), Reallexikon der Assyriologie (RIA).
Zie voor het laatste Edward Lipinski, Semitic Languages. Outline of a Comparative Grammar, Second edition, OLA 80, Leuven 2001, 234.
Een alternatief is aan te nemen dat het Hebreeuwse mātsor directer teruggaat op het Akkadisch terwijl mitsrajim vooral teruggaat op het Kanaänitisch, vergelijk het Ugaritische mtsrm.
Relevant voor onze studie is dat er geen modern woordenboek is dat mitsrajim terugvoert op de wortel tsarar (‘vastbinden, benauwen’) noch de term vertaalt met ‘angstland’. Er is daarmee geen enkele etymologische grond om mitsrajim met ‘benauwenis’ of ‘angstland’ te vertalen. De keuze van de Naardense Bijbel om in Jesaja 23:5 en 27:13 in de vertaling te spreken van ‘angstland Egypte’, gaat dus niet terug op etymologie. Dat geldt ook voor de vertaling die de Naardense Bijbel geeft van de term tsāra‘at in Leviticus 13-14: ‘de Egyptische ziekte’.
Wel meende Strong dat mitsrajim een dualis is van matsor II (niet het eerdergenoemde mātsor III = Egypte) dat volgens hem wel een afgeleide is van tsarar of tsur. Strong vertaalde die term echter niet met ‘benauwen’, maar als ‘belegerde plaats’ gerelateerd aan een ‘limiet’ (CD). De connectie tussen deze term en mitsrajim wordt tegenwoordig door geen enkel woordenboek gesteund. Bovendien wordt matsor II door HALOT niet meer teruggevoerd op tsarar.
Samenvattend: het Hebreeuwse woord voor Egypte is meestal mitsrajim. De Bijbelschrijvers hebben dit woord overgenomen uit de omringende culturen. Hiervoor pleit ook de driemaal voorkomende Hebreeuwse term mātsor,die nog nadrukkelijker dan mitsrajim verwantschap vertoont met het Akkadisch. Misschien gaan deze termen terug op een woord voor ‘grens’ of ‘land’, maar dat blijft onzeker. Hoe dan ook is het onwaarschijnlijk dat deze etymologie bekend was bij de gemiddelde inwoner van Jeruzalem, Ugarit of Hatti. Op al deze plaatsen zal men mitsrajim (of equivalenten) primair gezien hebben als aanduiding van een regio, land of staat. Wel is het mogelijk dat de Israëlieten een eigen, Hebreeuwse, etymologie voor mitsrajim hadden, teruggaand op een woordspel of klankovereenkomst. Een dergelijke etymologie wordt vaak aangeduid met de (problematische) term ‘volksetymologie’. Zo’n etymologie is vanuit modern oogpunt zelden technisch correct, maar was naar de maatstaven van die tijd accuraat en kan tevens wijdverbreid zijn geweest. Is er grond voor zo’n etymologie in de Schriften? Naar deze optie kijken we in de volgende paragrafen.
Etymologie had in de oudheid een meer exegetische en hermeneutische functie dan in de moderne taalkunde. Zie o.a. P.B. Hartog, Pesher and Hypomnema. A Comparison of Two Commentary Traditions from the Hellenistic-Roman Period, STDJ 121, Leiden 2017, 193-197.
(Volks)-etymologie en betekenis van plaatsnamen en landen
Plaats- en persoonsnamen zijn in de Bijbel vaak niet zomaar namen, maar bevatten een boodschap die past binnen en bijdraagt aan het verhaal. Deze namen worden daarbij regelmatig van een etymologie voorzien. Te denken valt aan Babel (Genesis 11:9
Opvallend genoeg komt een expliciete etymologie van mitsrajim (zoals bij Babel) nergens in de Bijbel voor. Bovendien is er ook geen concrete context waarin een etymologische betekenis verondersteld kan worden (zoals bij Abel). We kunnen daarom concluderen dat er geen expliciete grond is om mitsrajim op basis van een etymologie te vertalen. Zoals geen enkele Bijbelvertaling Assur vertaalt met behulp van een mogelijke etymologie, is ook een vertaling van mitsrajim zonder expliciete grond. Is die grond er impliciet misschien wel?
Heeft men in mitsrajim ‘angstland’ gehoord?
In de Nederlandse traditie is de duiding van Egypte als angstland vooral verbonden aan de zogenaamde Amsterdamse School en de uitleg van het boek Exodus. Het lijkt met name Willem Barnard te zijn die belangrijke invloed heeft gehad op de bekendheid van deze interpretatie. Zo schrijft hij in zijn Winter met Leviticus:
Hoewel Pieter Oussoren meende de term van Karel Deurloo te hebben, gaven Joep Dubbink en Marco Visser mij te kennen dat zij deze term niet hebben aangetroffen in het werk van Deurloo op plaatsen waar dit valt te verwachten. Rinse Reeling Brouwer en Joep Dubbink wezen mij erop dat zij het niet vonden in het werk van Frans Breukelman die zowel over Exodus als over tsarar schreef.
Ja, het bestaat nog, dat ‘Egypte’ van de Bijbelverhalen, maar dan als wat het ook in die Bijbelverhalen reeds is: als Faraonië, als dwingelandstaat, als het Hebreeuwse ‘Mitsrajim’, waar het profetenoor het woord tsarar in hoorde verluiden: een land, een staat, een machtsgebied, waarin de haves de talloze have-nots vertrapten. (…) Ook voor mij geldt dat ik in ‘Egypte’, d.w.z. in een ‘angstland’ leef, in een dwangmaatschappij, niet onder de voet gelopen (nog), getolereerd en tot op zekere hoogte gewaardeerd zelfs, wie weet te vergelijken met de opzieners en profiteurs uit dat oer-faraonië, maar in de schaduw van de piramiden.
W. Barnard, Een winter met Leviticus, Zoetermeer 2006, 11-12.
In deze prachtige frasen stelt Barnard een intertekstuele associatie voor die velen heeft geïnspireerd. Barnard ontleent deze aan de rabbijnen, maar plaatst deze vervolgens in de Schrift. Het profetenoor heeft in mitsrajim de benauwenis gehoord. Zijn er teksten in de Hebreeuwse Bijbel die Barnards these kunnen bevestigen?
Zie W. Barnard, Stille Omgang. Notities bij de lezing van de Schriften volgens een vroeg-middeleeuwse traditie, Brasschaat 1992, 679.
In de eerste plaats bevatten de hierboven genoemde passages waarin de Naardense Bijbel mitsrajim met ‘angstland Egypte’ vertaalt, deze associaties niet. In Jesaja 23:5
Ten tweede zou men die associatie dan vooral verwachten in het boek Exodus. De vormen van tsarar en van het nomen tsar (‘vijand’) zijn daar echter op één hand te tellen. Nooit komt tsarar voor in de betekenis van ‘benauwen’ of in verbinding met Egypte of de Egyptenaren. Exodus spreekt over Egypte als het slavenhuis (bet avadim, Exodus 20:2), nooit als angstland.
Tsarar komt voor in Exodus (12:34), waar het niet ‘benauwen’ maar ‘inpakken’ betekent, tsar in Exodus 23:22 en de wortel tsur in Exodus 32:4. Ten slotte vinden we het woord tsor voor de steen die gebruikt wordt voor de besnijdenis in Exodus 4:25.
In de derde plaats zijn er enkele passages die voor de moderne lezer misschien een associatie tussen mitsrajim en afgeleiden van het werkwoord tsarar kunnen oproepen. Deze passages leggen echter nooit zelf een direct verband tussen mitsrajim en ‘angstland’. Zo vinden we in Klaagliederen 1:
Er zijn wel verzen die Egypte als tsar (‘vijand’) aanduiden. Zo identificeert Psalm 78:42-43
Bovendien gaat tsar, ‘vijand’, terug op een andere stam dan tsar, ‘nauw, benauwdheid’, volgens HALOT.
Tot slot zijn er twee passages waarin we de term tsarah (‘benauwdheid’) vinden in relatie tot Egypte. Jesaja 30:6
Concluderend: de Bijbel biedt geen etymologie die mitsrajim verbindt met vormen van tsarar of afgeleiden daarvan. Er is ook geen enkele passage waarin Egypte associatief als angstland geïdentificeerd kan worden of waar de onderdrukkende macht van Egypte gecombineerd wordt met een van de genoemde termen. Er is daarmee geen enkel bewijs te vinden voor Barnards stelling dat het profetenoor in het woord mitsrajim de term tsarar heeft gehoord.
Dat betekent natuurlijk niet dat een Israëliet uit Bijbelse tijden het woord mitsrajim nooit verbonden kan hebben met vormen van tsarar. Het is best mogelijk dat een Israëliet bij mitsrajim weleens gedacht kan hebben aan benauwdheid (tsarah) of vijandschap (tsar). Er zijn ook passages die zo’n woordassociatie bewust of onbewust (kunnen) oproepen. Psalm 136:24
Staat mitsrajim voor ‘angstland’?
Tot slot gaan we in op het idee dat Egypte in de Hebreeuwse Bijbel of in elk geval in het boek Exodus een angstland symboliseert. Aanhangers van deze overtuiging veronderstellen dat mitsrajim niet primair een locatie aanduidt, maar een symbolische macht. Zijn er exegetische aspecten die hierop wijzen? Mijns inziens niet.
Exemplarisch is Dick Boer: ‘Het Hebreeuwse woord dat wordt vertaald met “Egypte” is Mitsrajiem. Deze vertaling is niet onproblematisch omdat zo de betekenis van dat land dreigt te worden gereduceerd tot aardrijkskunde – en de lezer voor hij het weet op de gedachte komt dat het (ook) zou gaan om het huidige Egypte (en in verband daarmee de huidige staat Israël). Dat is echter een grandioos misverstand met uiterst bedenkelijke politieke consequenties. In het Hebreeuwse woord valt de stam tsarar (benauwd zijn/benauwen) te beluisteren. Dat duidt de aard van dat land aan: niet waar het ligt maar hoe het in elkaar steekt. Dat het zich concreet ergens bevond en wel waar nu Egypte te vinden is, is relevant in zoverre het land van benauwdheid concreet ergens plaats heeft …” Boer, 75-76.
In de eerste plaats wordt Egypte in de Hebreeuwse Bijbel niet op één wijze geschetst. Een consequente universele Bijbelse theologie van Egypte als angstland is daarmee onhoudbaar. Zeker, Egypte is in Exodus een onderdrukkende macht en veel meer dan een geografische of culturele aanduiding. In Genesis 12:10-20
Ook wordt de Egyptische farao in Genesis 12 en 37-50 positief gekarakteriseerd, in tegenstelling tot die in het boek Exodus (vgl. ook Exodus 1:8). Zo’n positieve schets is ook terug te vinden in 2 Kronieken 35:20-27, in tegenstelling tot 2 Koningen 23:28-30.
Zie voor de diverse beelden van Egypte: T. Römer, ‘The Role of Egypt in the Formation of the Hebrew Bible’ in: JAEI 18 (2018), 63-70.
Pieter Oussoren, ‘Genesis 12,10-13,1. Bijbeltekst van de week’ op: naardenseBijbel.nl.
Ten tweede biedt het boek Exodus etymologisch en taalkundig geen enkel aanknopingspunt voor het idee dat Egypte als angstland functioneert. Vanzelfsprekend zijn de farao en zijn Egypte in het boek Exodus de onderdrukker, maar dat maakt Egypte nog niet tot angstland. Egypte is het slavenhuis, de plek waaruit het volk moet worden bevrijd. Er is talig meer reden om het Babylonië van Klaagliederen of de Negev van Jesaja als angstland te benoemen dan het Egypte uit Exodus.
Ten derde pretendeert de visie dat Egypte symbool staat voor angstland dat er een werkelijkheid of een idee achter de tekst bestaat of in de tekst verborgen zit, waarin een universele betekenis is te vinden. Zo spreekt Barnard over ‘de achtergrondbetekenis’. Natuurlijk kan Egypte voor een leesgemeenschap of prediker iets representeren. Dat gebeurt nadrukkelijk in de moderne joodse traditie waarin men mitsrajim interpreteert als ‘nauwe plaats’ en de uittocht uit Egypte verbindt met onze eigen persoonlijke uittochten uit nauwe plaatsen. Een verwante interpretatie is trouwens al te vinden bij Philo van Alexandrië. Philo verbindt mitsrajim met mtsarim (‘benauwenis’) en interpreteert Egypte als het lichaam met al zijn passies, angsten en emoties en de Exodus als de bevrijding uit deze benauwende lichamelijke aspecten.
Barnard, Winter, 11.
Deze duiding is te vinden in veel moderne Hagada op Pesach. Zij komt al voor in de middeleeuwse Zohar en het werk van de zestiende-eeuwse rabbi en mysticus Isaac Luria (HaARI), die wel als de vader van de Kabbala wordt gezien. Ik hoop op een later moment meer over deze traditie te schrijven.
Zie Philo, Quaestiones in Genesim 4.177. Philo ziet de Bijbelse reisverhalen als een spirituele gids voor de gelovige. Hij stelt dat Egypte vertaald dient te worden als ‘benauwend’ en lijkt daarbij uit te gaan van een etymologisch verband tussen metsarim en mitsrajim. Volgens moderne standaarden is zo’n etymologie incorrect. Anderzijds had in de oudheid een etymologie meer exegetische en hermeneutische functie dan in de moderne taalkunde.
Wie echter stelt dat mitsrajim (primair) voor angstland staat, creëert een universeel beeld dat losstaat van de context van een specifieke tekst en losstaat van de rol van de interpreet. Dat doet trouwens niets af aan het idee dat in de Bijbelse verhalen geografie ook vaak theologie is en dat Egypte vaak meer is dan een geografische term. Het gevaar is echter dat men de context niet serieus neemt en een uit Exodus geconstrueerde visie (teruggaand op een onjuiste en een door de Bijbel níet gemaakte etymologie) tot universele visie verheft. Het kan dan de taak van de exegeet zijn om te protesteren. Niet om de vertolking ongedaan te maken, die is actueel en waardevol, ook niet om de dichter ongelijk te geven, die schept iets nieuws, maar wel om vertalen en vertolken te scheiden en de lezer en hoorder dat onderscheid te laten zien.
Contra Boer in noot 15. Wie wil betogen dat er geen of weinig culturele tradities achter het idee van een uittocht uit Egypte liggen en dat een hellenistische schrijver deze verhalen grotendeels heeft terug geprojecteerd op een concreet land, kan dit betoog niet staven met deze onjuiste etymologie. Mijns inziens is zo’n positie ook anderszins problematisch op basis van pre-exilische tradities uit Hosea en de Psalmen en het denken over cultural memory.
Met name Karel Deurloo heeft hier terecht op gewezen. In een eerder artikel in Met Andere Woorden liet ik zien dat profeten niet zomaar naar Betel trekken en dat ook werkwoorden als ‘afdalen’ (jarad) of ‘omhooggaan’ (alah) meer dan geografie bevatten. In dit geval is het echter de context die hier aanleiding toe geeft. Zie Robin ten Hoopen ‘Tweeënveertig “kinderen” en twee berinnen: de brute dood van de “kleine kwajongens” uit 2 Koningen 2: 23-25’ in: Met Andere Woorden 37/2 (mei 2018), 26-37.
Kortom: Egypte betekent niet ‘angstland’, staat niet primair voor angstland, en functioneert niet als universeel angstland. De interpretatie van mitsrajim als angstland gaat terug op een intertekstueel woordspel en een symbolische lezing van de geografische aanduiding Egypte. In de Nederlandse context is zij schatplichtig aan Willem Barnard die haar vond in de joodse traditie.
Zoals gezien heet Egypte nog steeds mitsr/matsr. Een vertaling van Egypte als angstland kan daarmee juist problematisch worden voor bijvoorbeeld een koptische christen die in het huidige Egypte leeft. Is het huidige Egypte voor Hebreeuwse oren nog altijd een angstland? Dat zal niemand beweren, maar de associatie kan wel gewekt worden.
Robin B. ten Hoopen MA is promovendus (AIO) aan de Protestantse Theologische Universiteit. Hij werkt aan een dissertatie over concepten van onsterfelijkheid in Genesis 2-3 en het Oude Nabije Oosten.
Bronvermelding
Robin ten Hoopen, ‘Egypte als angstland? Over een benauwende etymologie en een universele vertolking’ in: Met Andere Woorden 39/2 (oktober 2020), 56-67.
Beeld: Piramiden van Egypte, Philips Galle, naar Maarten van Heemskerck, 1572. Rijksstudio
Geraadpleegde literatuur
- W. Barnard, Stille Omgang. Notities bij de lezing van de Schriften volgens een vroeg-middeleeuwse traditie, Brasschaat 1992.
- W. Barnard, Een winter met Leviticus, Zoetermeer 2006.
- Brown-Driver-Briggs Hebrew and English Lexicon (BDB).
- P.B. Hartog, Pesher and Hypomnema. A Comparison of Two Commentary Traditions from the Hellenistic-Roman Period, STDJ 121, Leiden 2017.
- Hebraisches und aramaisches Lexikon zum Alten Testament (HALAT).
- Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament (HALOT).
- Robin ten Hoopen ‘Tweeënveertig “kinderen” en twee berinnen: de brute dood van de “kleine kwajongens” uit 2 Koningen 2: 23-25’ in: Met Andere Woorden 37/2 (mei 2018), 26-37.
- Edward Lipinski, Semitic Languages. Outline of a Comparative Grammar, Second edition, OLA 80, Leuven 2001.
- Ad van Nieuwpoort & Joost Röselaers, ‘Paasverhaal toont juist nu visioen van betere wereld’, NRC 9 april 2020.
- Reallexikon der Assyriologie (RIA).
- T. Römer, ‘The Role of Egypt in the Formation of the Hebrew Bible’ in: JAEI 18 (2018), 63-70.
- Theologisches Worterbuch zum Alten Testament (ThWAT).
Vakblad Met andere woorden
Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.