Wie is mijn Onesimus?
De brief van Paulus aan Filemon is een beginpunt bij uitstek voor het verwerken van het slavernijverleden. In deze korte brief gebruikt Paulus verschillende retorische strategieën om zijn punt te maken. Het gaat om de bestemming van een slaaf, maar tegelijk staat ook Christus centraal.
Afbeelding: Moderne verbeelding van Tula, door Edsel Selberie, 2012. Foto: Wikimedia Commons.
Samenvatting
De Brief aan Filemon is een goede invalshoek om in gezamenlijk gesprek het slavernijverleden en de doorwerking daarvan onder ogen te zien. Dit artikel bespreekt de retorische strategieën die Paulus gebruikt om zijn punt te maken. Het evangelie blijkt toen en nu een bevrijdende boodschap te bevatten. De auteur reflecteert op vijf aspecten van de brief en geeft handvatten om ze met onze tijd te verbinden.
Webinarserie 'Geroepen om vrij te zijn'
Tussen 30 oktober en 13 november organiseert het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap een serie van drie webinars voor voorgangers en theologen. De serie gaat over slavernij, uitbuiting en de greep van het geld in Bijbels perspectief. De aanleiding is 2023 als herdenkingsjaar van 150 jaar afschaffing van de slavernij.
Paulus’ brief aan Filemon opnieuw gelezen
In dit korte schrijven wordt Jezus, of Christus, in verschillende benamingen wel zo’n acht keer genoemd (Filemon 1:1, 3, 5-6, 8-9, 20, 23, 25). We zullen aan de hand van deze brief proberen een aantal prangende vragen onder de aandacht te brengen. Voor ieder gedeelte zijn verklarende opmerkingen die de tekst in zijn oorspronkelijke context uitleggen gevolgd door een reflectie om de tekst in onze eigen context te plaatsen.
Op het eerste gezicht lijkt Paulus in zijn brieven slavernij te accepteren als deel van de maatschappelijke ordening van zijn tijd. Dat wordt vaak uitgelegd als een aanpassing aan de omstandigheden. Paulus en andere vroege christenen wilden voorkomen dat de christelijke beweging als revolutionair werd gezien en als gevaar voor de sociale status quo. Tegelijk biedt juist de Brief aan Filemon op een gecamoufleerde manier een aantal aanwijzingen dat slavernij vanuit een christelijk perspectief moet worden afgekeurd.
Dat maakt dat de Brief aan Filemon ook voor onze tijd heel belangrijk is. Meer en meer beseffen we dat het slavernijverleden doorwerkt in het heden. De Bijbel speelde daarin toen een rol, maar ook nu. Allereerst moeten we onder ogen zien hoe de Bijbel werd gebruikt en vaak ook werd misbruikt om slavernij te legitimeren en goed te praten. En voor vandaag moeten we juist een uitleg van de Bijbel stimuleren waarin de bevrijdende boodschap de ruimte krijgt.
Bijbelgenootschappen zien gelukkig in dat hun taak verdergaat dan het beschikbaar stellen van de Bijbel in vertaling: even belangrijk is het bieden van handreikingen aan de lezers om de teksten te begrijpen, de relevantie ervan te ervaren en hun levens ermee te verbinden. De vraag wat de Bijbel te zeggen heeft over de wezenlijke thema’s die ons vandaag bezighouden, staat daarom hoog op de agenda. Het lezen en bespreken van de brief aan Filemon is een prachtige kans om met elkaar in gesprek te gaan over het slavernijverleden en de doorwerkingen daarvan. We leren in deze brief hoe het evangelie een humaniserende boodschap brengt, toen en nu.
In de uitwerking hieronder gaan we in vijf stappen door de brief heen.
1. De ekklēsia: huisgemeente (Filemon 1:1-3)
1.1 Uitleg
De eerste verzen laten duidelijk een boodschap zien die niet alleen aan Filemon gegeven wordt, maar ook aan de gemeente die bij hem thuis samenkomt. Bij een huisgemeente in de tijd van Paulus moeten we denken aan pakweg 30-40 mensen die samenkomen bij iemand thuis. In dit geval dus bij Filemon. De brief begint met vijf namen en eindigt ook met vijf namen, waardoor de boodschap helemaal ingekapseld wordt door persoonlijke relaties. Ondanks de vele geadresseerden is de boodschap van de brief puur aan Filemon gericht. Las Filemon de brief in privéomstandigheden, of was het de bedoeling dat hij te midden van de groep voorgelezen werd? Wij gaan uit van het laatste. Als het inderdaad zo is dat ook de anderen de brief hoorden, samen met Filemon, kunnen we meteen zien dat het gaat om een hachelijke situatie. De meester van het huis zou gezichtsverlies kunnen lijden tegenover de gemeente, zijn vrienden en huisslaven.
1.2 Reflectie
In deze tijd, waarin we denken aan het slavernijverleden, is het van belang ook na te denken over het feit dat we als gelovigen van verschillende denominaties, moedertalen en culturen toch door God aangesproken worden als één gezin, als één familie. Als lichaam van Christus.
Paulus doet in het vervolg van zijn brief een beroep op Filemon om Onesimus te accepteren. In alles wat hij schrijft, maakt hij Onesimus zichtbaar. Meer dan om het al of niet excuses vragen of aanbieden voor ons slavernijverleden, gaat het om een dialoog waarin we de ander zichtbaar maken en elkaar zien staan. Bidden en spreken over zaken zoals discriminatie en de pijn van het verleden, heeft alleen zin als we de genade en vrede van God niet als iets abstracts zien, maar als iets dat uitwerking heeft op bestaande mensen en groepen in de maatschappij en in de kerk.
2. Liefde en trouw aan de gemeente (Filemon 1:4-7)
2.1 Uitleg
Hier zien we dat Paulus een retorische strategie gebruikt: de captatio benevolantiae, een poging om goodwill te kweken bij de hoorder of lezer.
Het was de gewoonte in de Grieks-Romeinse redekunst om degene tot wie je je richtte gunstig te stemmen door eerst zijn of haar goede eigenschappen te benoemen. Filemon was een rijke man, een man met status. Hij was zelf tot geloof gekomen en was een leerling van Paulus. Paulus heeft gehoord van zijn ‘liefde en trouw’ en dat Filemon de gemeenschap van gelovigen een warm hart toedraagt. Liefde en trouw zijn dus niet zomaar vage termen, maar specifieke kenmerken van Filemon binnen de context van ‘de gemeente (ekklēsia) die bij jou thuis samenkomt’.
2.2 Reflectie
Uit bronnen over de tijd van slavernij op de Antillen komt duidelijk naar voren dat er ook slaveneigenaars of blanke burgers waren die zich juist ontfermden over de slaven. In de slavenopstand, geleid door Tula in 1795, zien we ook dat slaven gesteund werden door vrijgemaakten en niet-slaven. Maar soms is liefde en trouw tonen niet genoeg. Filemon moet de gevluchte slaaf Onesimus als adelfos (broeder) accepteren. De mooie woorden die Paulus over Filemon zegt, zijn bewust gekozen (en vast ook waar), maar Filemon ging nog niet ver genoeg in de praktische toepassing van zijn geloof. De slavenopstandleider Tula verwoordde het heel goed. Het ging hem er niet alleen om goed behandeld te worden, maar het ging om vrijheid, zoals de Franse boeren in Europa hadden geëist, en de slaven in St. Domingue (Haïti) hadden bereikt.
Een cruciaal moment tijdens de opstand was de ontmoeting tussen Tula en de katholieke priester Jacobus Schinck. In dit gesprek refereert Tula aan de idealen van de Franse Revolutie en bovendien blijkt hij een eigen hermeneutische benadering van de Bijbel te hebben – humanistischer en meer egalitair dan de manier waarop Schinck de Bijbel leest. Waar de priester het als zijn taak zag om slaven te pacificeren om bloedvergieten te voorkomen, werd Tula gedreven door de heilige plicht om te vechten voor basale menselijke waardigheid:
'Father, do not all the persons spring from Adam and Eve? Was I wrong in liberating twenty-two of my brothers who were unjustly imprisoned? Father, French liberty [n.b.: Liberty, Equality, Fraternity] was a disaster for us. Each time one of us is punished, we are told: “Are you also looking for your freedom?” One day I was arrested, and I begged mercy for a poor slave, when I was liberated, my mouth was bleeding, I fell on my knees and I cried to God: “O divine Majesty, O Most Pure Spirit, is it Your will that we are ill- treated?”’
Lampe, 141, en Paula, 26.
Tula refereerde in zijn toespraken aan het Bijbelse scheppingsverhaal en benadrukte dat iedereen, blank en zwart, dezelfde schepper heeft en gelijkwaardig behandeld zou moeten worden. Liefhebben van de ander vergt dat we de ander zien, aanraken, aanhoren en ervaren als een mens, die net zoals wij van Gods genade mag leven.
Van Marlon Winedt is een voordracht te zien in het Papiaments, waarin hij voorlezing van de Brief aan Filemon afwisselt met (fictieve) reacties van Tula op Paulus en Onesimus.
3. Paulus bemiddelt voor Onesimus (Filemon 1:8-14)
3.1 Uitleg
Er is veel te doen over Paulus’ houding tegenover slavernij. Er zijn genoeg teksten die een passieve houding of zelfs actieve acceptatie van het instituut aangeven (Efeziërs 6:5-8; Kolossenzen 3:22-24; 1 Timoteüs 6:1-2 en Titus 2:9-10). Paulus is in dat opzicht een kind van zijn tijd. We zien in zijn brieven dan ook veel sporen van ‘culturele accommodatie’, het aanpassen aan de normen van die tijd. Dat had vooral te maken met het verlangen van de eerste christenen om geen onnodige onrust te veroorzaken in de Grieks-Romeinse wereld, maar er alles aan te doen dat het nieuwe geloof geaccepteerd zou worden als een religio licita (toegestane religie).
Toch is dat niet het hele verhaal. We zien dat Paulus bij onderwerpen zoals de status van vrouwen en slaven wel degelijk een basis legt voor een ontmanteling van een bepaald denken. Uiteindelijk is er in Christus geen man of vrouw, geen slaaf of meester, Griek of Jood (Galaten 3:28). Ook in de brief aan Filemon zien we dat elementen van verandering worden aangedragen. Hoewel gecamoufleerd, verborgen in diplomatiek taalgebruik, geeft de tekst bemoedigende hints van afkeuring van het instituut slavernij. Paulus stelt de slaaf Onesimus gelijk aan zichzelf en identificeert hem als een volwaardige broeder in het huishouden van God. Hij is ‘mijn zoon, die ik verwekte in de gevangenis’ (vers 10), ‘die mij na aan het hart ligt’ (vers 12). Het woord voor ‘hart’ (dat ook in de verzen 7 en 20 wordt gebruikt) is het Griekse splagna, dat duidt op de ‘ingewanden’. Het wordt gebruikt om erbarmen, liefde en genegenheid te uiten, en zoals hier in vers 12 ‘het binnenste’ dat kostbaar en dierbaar is. Dat allemaal is Onesimus, de slaaf, geworden voor Paulus.
Paulus zinspeelt op de betekenis van de naam Onesimus (‘profijtelijk’, vers 11) en verbindt die met het woord voor ‘nut’, ‘nuttig’ (euchrēstos in het Grieks). De vraag is hoe Paulus deze zinspeling bedoelde. Op het eerste gezicht lijkt het te gaan om een vergelijking die de tot slaaf gemaakte persoon tot een ding maakt, tot een handelsgoed, zonder zeggenschap over eigen lichaam of talenten. Paulus benoemt hier de gangbare gedachte over slaven in de oudheid, maar verbindt die vervolgens met het geestelijke, met nuttig zijn voor het evangelie. Het feit dat Paulus spreekt over Onesimus als over de zoon die hij verwekt heeft, als zijn hart/ingewanden, als een broeder zowel in het geestelijke als in het menselijke, bakent heel goed af wat hij met ‘nuttig’ bedoelt en juist niet bedoelt. Uiteindelijk weten we uit verschillende teksten dat Paulus zichzelf en de medegelovige ook ziet als een doulos tou Iēsou (of tou theou), een slaaf van Jezus of van God (zie o.a. Romeinen 1:1; Kolossenzen 4:12; 2 Timoteüs 2:24).
3.2 Reflectie
Het verzoek om de concrete liefde (agapē), dat Paulus al genoemd heeft in zijn introductie, bouwt hij nu verder uit in een retorisch meesterstuk. Het gaat om de gevluchte slaaf Onesimus! Het gaat om de mens! Dit zal zeker als een verrassing aangekomen zijn bij Filemon en zijn huisgenoten. Paulus heeft eigenlijk een verhulde protestbrief geschreven, een verzoek om een weggevluchte slaaf weer te accepteren, maar dan als meer dan een slaaf: als een adelphos (‘broer’) in de Heer. In de Romeinse tijd werden weggevluchte slaven vaak zwaar gestraft bij hun terugkomst. Men had de wettelijke plicht om ze terug te sturen, maar Paulus stuurt de slaaf niet zomaar terug.
In het Koninkrijk der Nederlanden werd slavernij officieel opgeheven in verschillende fasen. Eerst op 1 januari 1860 in bepaalde delen van Nederlands-Indië, daarna op 1 juli 1863 in Suriname en op de Nederlandse Antillen. Keti Koti (‘het breken van de ketting’) is een belangrijke gedenkdatum voor Surinamers. Voor Curaçao blijft de slavenopstand van Tula een belangrijker datum, omdat de opstand gezien wordt als het moment waarop slaven actie ondernamen om als mens gezien te worden. Ook in Suriname zijn er verschillende slavenopstanden geweest. We kennen de Marrons die naar het binnenland vluchtten. Onesimus was, zou je kunnen zeggen, zo’n Marron. Vanuit de context van de slavenopstand op Curaçao, het slavernijverleden op alle eilanden van Nederland en de geschiedenis van de Marrons (Aucanen en Saramaccanen) is Onesimus een zeer belangrijk rolmodel. Dat Paulus voor hem bemiddelt, is vanuit een Caraïbisch theologisch perspectief een ijkpunt in de heilsgeschiedenis.
De emancipatie van 1863 was geen volledige emancipatie: slaveneigenaren kregen een vergoeding en vele slaven moesten blijven werken voor een miserabel loontje. Nog lange tijd werden afstammelingen van slaven gezien als tweederangsburgers. We moeten allemaal lering trekken uit het feit dat er zoiets bestaat als systemische (institutionele en algemeen maatschappelijke) zonde. Zonde dus die we als maatschappij erven, zowel de nazaten van de slavenhandelaars als de afstammelingen van slaven. Het gaat niet om vingerwijzing en/of individuele schuldbekentenis, maar om het feit dat wij, net zoals wij de vruchten van de koloniale handel hebben kunnen plukken, ook als maatschappij samen de Onesimus erkennen en herkennen op een manier die verzoening brengt.
4. Ontvang hem (…) zoals u mij zou ontvangen (Filemon 1:15-20)
4.1 Uitleg
Velen hebben in deze verzen een emancipatorische verklaring gezien. Paulus kan niet voluit zeggen dat manumissie (bevrijding van de slaaf ) moet plaatsvinden, om de christelijke beweging niet in diskrediet te brengen bij de Grieks-Romeinse autoriteiten en de gemiddelde burger. Maar hier komt hij er heel dichtbij. Het logische gevolg van een behandeling als meer dan een slaaf, als een geliefde broer, zowel in het aardse bestaan (‘in het dagelijks leven’) als volgens het geloof (vers 16) is vrijlating. In het Romeinse keizerrijk betekende vrijlating voor de wet niet noodzakelijk dat de slaaf ook in de praktijk vrij was van zijn meester. Vandaar misschien dat Paulus niet voor een papieren vrijlating pleit, maar erom vraagt dat Onesimus ontvangen wordt zoals Paulus zelf ontvangen zou worden. Paulus vraagt om een wezenlijke, geestelijke en vooral ook sociaal-maatschappelijke vrijlating, zeker in het oikos (‘huis’) waar de gemeente samenkomt. Dat moet een veilige haven zijn voor de slaaf Onesimus, die nu ook een medegelovige is.
4.2 Reflectie
Vaak namen slaven iets van de meester mee op hun vlucht. In de strijd voor bevrijding, zowel bij het vluchten van Marrons in Suriname als bij slavenopstanden zoals die van Tula, pleegden de slaven ook gewelddadige handelingen, of vernielden ze eigendommen van hun meester. Het lijkt erop dat Onesimus ook iets van Filemon had ontvreemd. Paulus eist niet van Onesimus dat hij moet boeten door bijvoorbeeld lijfstraf of vergoeding. Paulus tekent zijn brief eigenhandig en de brief kan daardoor gezien worden als een soort kwitantie, een garantiebrief, zoals men elders ziet in andere brieven (papyri) uit de oudheid. Paulus zegt ook nergens dat Onesimus spijt heeft. Dat is opvallend, zeker als we het vergelijken met een andere brief uit de oudheid, zo’n zestig jaar later geschreven, waarin Plinius, een Romein van stand, eveneens pleit voor een gevluchte slaaf en daarbij benadrukt dat die slaaf heel veel spijt heeft.
Paulus gaat in zijn brief een heel andere kant op. Hij merkt fijntjes op dat Filemon zijn eigen geestelijke leven aan hem te danken heeft. Daarmee bedoelt hij waarschijnlijk dat de eventuele materiële schade die Onesimus Filemon heeft berokkend daarbij in het niet valt.
5. Ik heb het volste vertrouwen (Filemon 1:21-25)
5.1 Uitleg
Paulus eindigt zijn brief met een uiting van vertrouwen. Hij beschrijft zichzelf als een man op leeftijd en een gevangene omwille van het evangelie, die om een gunst vraagt. Hij benadert Filemon voorzichtig, met alle égards, en doet daarbij een beroep op de liefde en trouw die hij de medegelovigen toedraagt, en op de geschiedenis die ze met elkaar delen, hun geestelijke familierelatie.
Paulus noemt terloops dat hij Filemon komt bezoeken, zoals hij blijkbaar gewend is te doen. Zijn vertrouwen is gebaseerd op een langere relatie met Filemon, naast de geestelijke band die ze in Christus hebben. Hij noemt Filemon dan ook ‘onze geliefde medewerker’.
5.2 Reflectie
In onze moderne maatschappijen, waarin verschillende culturen naast elkaar en te midden van elkaar wonen, werken en aanbidden, kunnen gelovigen en kerken zich de luxe om het slavernijverleden niet recht in de ogen te zien niet permitteren. Gelovigen hebben een uitermate geschikte mogelijkheid om iets uit te dragen naar de wereld, zoals Paulus van Filemon vraagt ten opzichte van Onesimus.
In iedere tijd en context kan Onesimus iemand anders zijn: een andere kleur hebben, man of vrouw zijn, kind of bejaarde, of een lid van welke groep dan ook. We moeten leren om te protesteren en te bemiddelen ten gunste van hen die een achterstand hebben, de zwakkeren in onze maatschappij, ongeacht achtergrond, ras, afkomst of maatschappelijke positie.
Uiteindelijk worden we door deze korte brief van Paulus opgeroepen om op zoek te gaan naar Onesimus in onze eigen buurt en context, en om te staan voor wat goed en rechtvaardig is. Jezus als Heer centraal stellen voor ons geestelijk heil moet ook een zichtbare verandering in onze maatschappelijke omgang tot gevolg hebben. De prangende vraag is: Wie is mijn Onesimus?
Dr. M.D. Winedt is voorganger van een Pinkstergemeente in Curaçao, Bijbelwetenschapper en vertaalconsulent van de United Bible Societies. Op maandag 13 november is hij gastspreker tijdens het webinar over Paulus en Onesimus.
Materiaal voor kerk en kring
Om in de kerkelijke gemeente met het thema aan de slag te gaan, heeft het NBG het Bijbelstudieboekje Geroepen om vrij te zijn uitgegeven. Met inleidingen over Bijbel en slavernij van diverse theologen uit Europa, het Caribisch gebied en Afrika, persoonlijke verhalen en een ingekorte versie van de in dit artikel gegeven uitleg bij de brief aan Filemon, met gespreksvragen. Te bestellen voor € 1 per stuk plus verzendkosten. Zie: bijbelgenootschap.nl/slavernij.
Bronvermelding
Marlon Winedt, 'Wie is mijn Onesimus? Paulus’ brief aan Filemon opnieuw gelezen' in: Met Andere Woorden 42/2 (oktober 2023), 36-45 en debijbel.nl.
Geraadpleegde literatuur
- Armando Lampe, ‘Christianity and Slavery in the Dutch Caribbean’ in: A. Lampe (red.), Christianity in the Caribbean. Essays on Church History, Kingston 2001, 126-153.
- A. F. Paula, 1795, de slavenopstand op Curac̦ao. Een bronnenuitgave van de originele overheidsdocumenten, Curac̦ao 1974.
- Marlon Winedt, ‘Translation as Performance and Engagement. Performing Philemon from a Modern Caribbean Perspective’ in: The Bible Translator 66/1 (2015), 3-23.
- Marlon Winedt, ‘Translation and Engagement. Reclaiming Philemon for the Emancipatory Movement’ in: Journal for Biblical Text Research 36 (2015), 285-310.
Vakblad Met andere woorden
Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.