Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Reizen in de Bijbel

In het oude Israël waren er verschillende redenen om op reis te gaan. Men reisde over het algemeen te voet, maar ook wel op ezels of andere dieren. Ook werden er wagens gebruikt om mee te reizen, of om goederen mee te vervoeren.

Reizigers

In de Bijbel wordt meerdere malen verteld over mensen die op reis zijn. Zo reist Simson naar Timna om een meisje te trouwen (Rechters 14:8), gaat Jozef met het lichaam van zijn vader Jakob van Egypte naar Kanaän om hem daar te begraven (Genesis 50:7), en reizen Jozef en Maria van Nazaret naar Betlehem omdat keizer Augustus een volkstelling wilde houden (Lucas 2:1-5).
Ook lezen we over mensen die reizen vanwege hun beroep, zoals handelaars en kooplieden, afgezanten van de koning of ambtenaren die belasting moeten innen.
Een belangrijke groep reizigers zijn de soldaten die regelmatig op weg zijn naar een veldslag of belegering, of terugkeren van het slagveld.

Vervoersmiddelen

De meeste reizigers in de oudheid verplaatsten zich te voet. Gemiddeld kon men zo’n dertig kilometer per dag afleggen.
Ook werd er veel gereisd op ezels, en, vanaf de koningentijd, op muildieren of paarden. Kamelen werden vooral veel gebruikt door rondtrekkende kooplieden uit naburige landen, zoals de Ismaëlieten in Genesis 37:25.
In Hooglied 3:7-9 wordt de draagstoel of draagkoets genoemd als vervoermiddel voor koning Salomo.
Er werden in Israël ook wagens gebruikt. Dat waren zowel wagens met vier wielen, vooral voor het transport van goederen, als wagens op twee wielen. Om het reizen met wagens mogelijk te maken, waren goede wegen nodig, die breed genoeg waren en niet te veel obstakels hadden.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons