Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Egypte en de Bijbel

Als buurland van Israël komt Egypte vaak in de Bijbel voor. Zowel in de oer geschiedenis van Genesis als in de tijd van de koningen en profeten speelt Egypte een belangrijke rol. Het meest terugkerende verhaal is dat van de uittocht van het volk Israël uit Egypte. 

Graanschuur Egypte

In een aantal verhalen in het bijbelboek Genesis speelt de voedselzekerheid in Egypte een rol. Als Abram en Sarai na hun vertrek uit Charan in het land Kanaän zijn aangekomen, breekt er daar hongersnood uit. Ze besluiten dan naar Egypte door te reizen (Genesis 12:10). Dat is op zich een logische keuze, omdat daar bijna nooit een gebrek aan voedsel is.
Ook Isaak en Rebekka komen met hun gezin in de problemen als ze in Kanaän met een hongersnood te maken krijgen (Genesis 26:1). Maar God verbiedt hun om dezelfde logische keuze te maken als Abram en Sarai jaren eerder hadden gemaakt: ‘Reis niet verder naar Egypte…’ (Genesis 26:2).
Hongersnood is ook voor het gezin van Jakob een reden om naar Egypte te gaan en daar graan te kopen (Genesis 42:1-3). Trouwens, in die tijd komen ook mensen uit alle andere landen naar Egypte, omdat ze weten dat ze daar een overvloed aan voedsel zullen vinden (Genesis 41:56-57).

Farao’s in de Bijbel

Sisak is de eerste farao wiens naam in de Bijbel wordt genoemd. Hij regeerde van 945 tot 924 voor Christus. Zijn veldtocht tegen Israël wordt vermeld in 1 Koningen 11:40, 1 Koningen 14:25-28 en 2 Kronieken 12:1-12.
Wanneer koning Salmanassar van Assyrië optrekt tegen koning Hosea, vraagt de laatste Farao So om hulp (2 Koningen 17:4).
Farao Tirhaka wordt in 2 Koningen 19:9 genoemd in verband met de veldtocht van de Assyrische koning Sanherib tegen Juda in de tijd dat Hizkia koning was. Daarna veroverden de Assyrische legers Egypte. De farao’s moesten vervolgens trouw zweren aan de koning van Assyrië.
Necho II is de farao die ten strijde trok om de Babyloniërs te verslaan. Tijdens die veldtocht sneuvelde koning Josia van Juda (2 Koningen 23:29).
Zoals hierboven duidelijk wordt, was Egypte vaak een mogelijke bondgenoot voor Israël en Juda tegen de machtige rijken in het oosten (Assyrië, Babylonië of Perzië).

De uittocht

De bekendste farao uit de Bijbel is de farao uit het verhaal van de uittocht (Exodus 1-15). Deze farao wordt niet bij naam genoemd. In dit verhaal is het volk Israël in slavernij in Egypte. God stelt Mozes aan om het volk weg te leiden uit Egypte. Maar de farao weigert het volk te laten gaan. Dan straft God het Egyptische volk met tien plagen. Na die plagen kan het volk uit Egypte vertrekken. Ze gaan op weg door de woestijn, waar ze Gods wet ontvangen en waarna ze uiteindelijk het land Kanaän bereiken. Naar de slavernij in Egypte en de bevrijding door God wordt in het hele Oude Testament vaak terugverwezen. Het wordt gezien als hét moment waarop God voor zijn volk koos en hen vrijheid bracht (bijvoorbeeld 1 Samuel 6:6; Nehemia 9:9-13; Psalm 81:11; Ezechiël 20:8-12; Daniel 9:15; Hosea 11:1-4; Amos 3:1; Micha 6:4; Haggai 2:5).

Egypte bij de profeten

Bij de profeten komt Egypte er niet zo goed vanaf. In Jesaja wordt Israël gewaarschuwd tegen het sluiten van een bondgenootschap met Egypte tegen Assyrië. Israël moet in de eerste plaats op God vertrouwen (Jesaja 30:1-8; Jesaja 31:1-3). De profeet Ezechiël spreekt een hard oordeel over Egypte uit in de tijd dat de Babyloniërs de macht hadden in het Oude Nabije Oosten (Ezechiël 29-32).

Egypte in het Nieuwe Testament

In Matteüs 2 beschrijft de evangelist hoe Maria en Jozef samen met de pasgeboren Jezus naar Egypte vluchten. Dit deden ze omdat Jozef in een droom door een engel gewaarschuwd was. Volgens Matteüs was Herodes namelijk van plan om Jezus te vermoorden. Omdat de magiërs die Jezus bezochten zijn verblijfplaats niet aan Herodes doorgeven, besluit hij alle kinderen in Betlehem van twee jaar en jonger te laten doden. Nadat Herodes sterft keren Jozef, Maria en Jezus weer terug uit Egypte.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.17.10
Volg ons