Vrede in het Nieuwe Testament
Het begrip ‘vrede’ heeft in het Nieuwe Testament, onder invloed van het Oude Testament, een veelomvattende betekenis gekregen. Het heeft betrekking op allerlei aspecten van de ‘heelheid’ van een persoon of een groep mensen.
Terminologie
Het Griekse woord voor ‘vrede’ is eirènè. In het klassiek Grieks betekent dit de afwezigheid van vijandschap tussen groepen mensen. Maar in het nieuwtestamentisch Grieks heeft het woord een veel bredere betekenis gekregen. Onder invloed van de Septuaginta
Drie betekenissen van ‘vrede’ komen in het bijzonder naar voren in het Nieuwe Testament:
- vrede als het tegenovergestelde van strijd;
- vrede als het herstel van de relatie tussen God en de mens;
- geestelijke vrede.
Ook wordt het woord ‘vrede’ in het Nieuwe Testament regelmatig gebruikt als groet.
Vrede als het tegenovergestelde van strijd
Ondanks het bredere betekenisveld van ‘vrede’ in het Nieuwe Testament komt ook de klassieke, ‘seculiere’ betekenis ervan nog vaak voor: vrede als het ontbreken van oorlog
Vrede als herstel van de relatie tussen God en de mens
Een bijzondere betekenis van vrede in het Nieuwe Testament is de vrede tussen God en de mens dankzij Jezus Christus. Voordat de mens tot geloof kwam, was hij vervreemd van God (Efeziërs 4:18; Kolossenzen 1:21). Maar door Christus is hij met God verzoend. Dankzij hem is er weer vrede gekomen tussen God en de mens (Romeinen 5:1; Kolossenzen 1:20).
Geestelijke vrede
Soms betekent vrede in het Nieuwe Testament vrede en rust in iemands hart, een vrede die door God geschonken wordt (Filippenzen 4:7). Het is het tegenovergestelde van een angstig en bezorgd gemoed (Johannes 14:27). In Galaten 5:22 wordt deze vrede een vrucht van de Geest
‘Vrede’ als groet
Jezus groet zijn leerlingen met de zinnen ‘Ga in vrede’ (Marcus 5:34; Lucas 7:50) en ‘Ik wens jullie vrede!’ (Johannes 20:19-21). Deze begroetingen zijn bedoeld als meer dan een gewone groet: met het uitspreken van de vrede wordt deze vrede daadwerkelijk aan iemand geschonken.
Ook Paulus en andere nieuwtestamentische briefschrijvers nemen de vredegroet op in de openingszinnen van hun brieven. Zij wensen hun lezers de vrede van God toe (zie Galaten 1:3; Efeziërs 1:2; 1 Petrus 1:2; 2 Johannes 1:3).