Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Zoon van God in het Nieuwe Testament

In het Oude Testament worden individuen (koningen en rechtvaardigen), en ook groepen (het volk van Israël) ‘ zoon van God’ genoemd. Maar voor de christelijke gemeente is er maar één zoon van God: Jezus is Gods unieke Zoon. Er is wel overeenkomst met het oudtestamentische idee: bij het zoonschap gaat het vooral om uitverkiezing, niet zozeer om verwekking (zoals in antieke mythen). 

Paulus over de Zoon van God

De waarschijnlijk oudst bewaarde verwijzing naar Jezus als Zoon van God is te vinden in Romeinen 1:3-4. Jezus is volgens deze traditie niet vanaf het begin Zoon van God, maar vanaf het moment van zijn opstanding. Een andere traditie (Galaten 4:4-5) wijst op een voorstelling waarin Jezus al voor zijn opstanding Zoon van God was.
In het algemeen maakt Paulus niet zo vaak gebruik  van de titel ‘Zoon van God’. Hij gebruikt veel vaker ‘Christus’ of ‘Heer’.

Marcus over de Zoon van God

Marcus 9:2-8 sluit aan bij Romeinen 1:3-4. In Marcus 9 wordt vooruitgegrepen op de opstanding, en er klinkt een stem uit de hemel die Jezus aanwijst als Gods geliefde Zoon. Dit gedeelte sluit ook aan bij de doop van Jezus (Marcus 1:9-11) en de belijdenis van de centurio die Jezus Zoon van God noemt (Marcus 15:39).
In het geheel van het evangelie volgens Marcus is het niet zo dat Jezus pas Gods Zoon wordt bij zijn opstanding. Hij is vanaf het begin voluit Zoon van God, maar pas bij zijn opstanding wordt dat echt zichtbaar voor iedereen.

Johannes over de Zoon van God

In het evangelie volgens Johannes en de Johannesbrieven is het geloof dat Jezus de Zoon van God is het meest ontwikkeld. De Zoon is nog sterker verbonden met de Vader, ze zijn één. Dat betekent dat wie de Zoon kent, ook de Vader kent.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons