Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Context en aantekeningen bij Matteüs 26:47-56

Hier vind je informatie over de context van Matteüs 26:47-56 en aantekeningen bij de tekst.

Het Evangelie volgens Matteüs

Meer over de opbouw, stijl, centrale thema’s en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Matteüs vind je in deze Inleiding bij het Evangelie volgens Matteüs. Dit evangelie is als volgt opgebouwd:

1:1-4:11

(deel 1) Opening: een inleiding voor de lezer op wie Jezus is en wat zijn taak gaat zijn

4:12-17

scharniertekst 1: Jezus wijkt uit naar Kafarnaüm in Galilea

4:18-11:1

(deel 2) Start van Jezus’ werkzaamheden in Galilea en omgeving

11:2-30 

scharniertekst 2: tussentijdse balans, is Jezus echt de messias?

12:1-16:12

(deel 3) Jezus en de zijnen trekken zich steeds meer terug uit Israël

16:13-28

scharniertekst 3: Jezus is de Zoon van God en een lijdende messias

17:1-20:34 

(deel 4) Jezus gaat vrijwillig op weg naar Jeruzalem en onderwijst onderweg zijn leerlingen

21:1-17

scharniertekst 4: aankomst in Jeruzalem en eerste confrontaties in de tempel

21:18-25:46 

(deel 5) Beslissende confrontatie in Jeruzalem

26:1-16 

scharniertekst 5: Jezus wordt gezalfd en uitgeleverd

26:17-28:20

(deel 6) Finale: Jezus’ lijden, dood en opstanding

hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Plek van deze passage in het geheel

Deze passage is deel van de finale van het Evangelie volgens Matteüs, die bestaat uit de hoofdstukken 26 tot en met 28, waarin Jezus’ lijden, dood en opstanding worden beschreven. Dit slotdeel begint met een scharniertekst (26:1-16) waarin verteld wordt hoe Jezus gezalfd wordt en hoe de leiders van het volk samen met Judas een plan bedenken om Jezus te kunnen doden.

Hierop volgt een beschrijving van de viering van het pesachmaal (26:17-35), waarbij Jezus aankondigt dat Judas Hem zal uitleveren en dat de overige leerlingen Hem in de steek zullen laten; waarna de leerlingen, met Petrus voorop, allemaal aankondigen dat zij Hem nooit in de steek zullen laten.

Hoewel Petrus en alle andere leerlingen benadrukken dat ze Jezus nooit in de steek zullen laten, blijkt uit het vervolg dat ze die belofte niet waar kunnen maken. Eerst lukt het hun niet met Jezus te waken (26:36-46) en vervolgens, zoals we lezen in onze passage, vluchten alle leerlingen weg op het moment dat Jezus gearresteerd wordt (26:47-56). Hoofdstuk 26 sluit af met Jezus’ verhoor door het Sanhedrin (26:57-68) en Petrus’ drievoudige verloochening (26:69-75), waarbij het contrast opvalt tussen Jezus’ openlijke verklaring, die Hem het leven zal kosten, en Petrus’ herhaalde ontkenning bij Jezus te horen om zijn leven te redden.

De passage 26:47-56 is opgebouwd in drie delen:

  • A 26:47-50 De arrestatie van Jezus
  • B 26:51-54 Het oorincident met een vermaning van Jezus aan de gewelddadige leerling
  • A’ 26:55-56 Jezus richt zich tot de bende die Hem heeft gearresteerd

Eigen accenten Matteüs, in vergelijking met Marcus en Lucas

Deze passage komt ook voor bij de andere synoptische evangeliën (Marc. 14:43-50; Luc. 22:47-53), waarbij in elk eigen accenten gelegd worden.

  • Matteüs beschrijft in vers 49-50 de manier waarop Judas Jezus uitlevert explicieter dan Marcus. De evangelist schrijft (net als Marcus, maar nét anders in Lucas) dat Judas Jezus begroet met een kus (een gebruikelijke manier van groeten onder volgelingen van Jezus, zie aantekening bij vers 48). Deze onopvallende en listige manier van aanwijzen van Jezus heeft alleen zin wanneer degenen die Hem komen arresteren nog verborgen zijn en dus tevoorschijn komen als Judas Jezus heeft geïdentificeerd (‘Daarop kwamen de mannen naderbij’). Maar voor zij tevoorschijn komen, geeft Jezus aan al te weten wat er te gebeuren staat (‘Vriend, ben je daarvoor gekomen?’).
  • Matteüs benoemt dat ‘één van Jezus’ metgezellen’ naar het zwaard grijpt, waar Marcus nog iets vager over ‘één van de omstanders’ spreekt, wat meer in het midden laat of dit nu iemand was uit Jezus’ nabije kring of niet. De evangelist Johannes noemt juist Petrus, één van Jezus’ meest vertrouwde leerlingen, als degene die naar zijn zwaard grijpt (Joh. 18:10).
  • De verzen 52-54 zijn eigen aan Matteüs. Jezus benadrukt hier wat Hij al in de Bergrede heeft aangegeven, namelijk geen geweld te gebruiken (zie Mat. 5:9 en 38-39) en geeft daarnaast aan dat Hij zich niet wil verzetten tegen de weg die Hij moet gaan en onderstreept daarmee hoe Hij die weg bewust en vrijwillig aangaat (na zijn eerdere worsteling hiermee in Getsemane, zie Mat. 26:36-46, vgl. Joh. 18:11).

Aantekeningen

Bij vers 47:

  • De ‘grote, met zwaarden en knuppels bewapende bende’ contrasteert scherp met Jezus’ oproep geen geweld te gebruiken (in vers 52). Deze groep werd waarschijnlijk gevormd door tempelwachters. In het Evangelie volgens Johannes worden zij vergezeld door Romeinse soldaten (Joh. 18:3). Hun aanwezigheid was echter niet noodzakelijk. Want hoewel samenwerking tussen de Joodse en Romeinse autoriteiten om Jezus te arresteren en te veroordelen waarschijnlijk was, zien we bijvoorbeeld bij de Joodse historicus Josephus dat de Joodse leiders zelfstandig mensen konden laten oppakken en bij de Romeinen afleveren.

  • bende: in vers 47 wordt ochlos (menigte, massa) vanuit de context vertaald. Het woord ‘bende’ is een geschikte toevoeging aan de beschrijving ‘met zwaarden en knuppels bewapend’. In vers 50 wordt er weer gesproken over deze gewapende groep. Omdat ze in vers 47 als ‘bende’ worden aangeduid en in vers 50 in het Grieks alleen gesproken wordt over ‘zij’, werkt de vertaling ‘mannen’ dan het beste. In vers 55 worden deze mannen opnieuw genoemd, maar wordt het meervoud ochloi (van ochlos) gebruikt. In Matteüs wordt dat vaak als algemene aanduiding voor ‘de mensen’ gebruikt. Hier dus de groep gewapende mannen. Deze ‘groep mensen’ vertalen met ‘de mannen’ kan hier dus heel goed.

Bij vers 48:

  • die Hem zou uitleveren: deze aanduiding voor Judas wordt in andere vertalingen met ‘verrader’ vertaald. Hetzelfde Griekse werkwoord wordt in onder meer Johannes 18:30 en 19:16 gebruikt voor acties van de Joden en Pilatus. Het is in plaats van ‘verraden’ daarom beter om voor de actie van Judas een vergelijkbaar woord te kiezen: Judas levert Jezus uit aan de Joodse leiders, die leveren Jezus uit aan Pilatus, en Pilatus draagt Hem over om Hem te laten kruisigen. Dit uitleveren loopt als een rode draad door het lijdensverhaal. In NBV was gekozen voor: ‘Met hen had zijn verrader een teken afgesproken.’ ‘Zijn verrader’ gold als een vaste, herkenbare aanduiding voor Judas. Maar eigenlijk past de vertaling met ‘verraden’ niet helemaal. Omdat de NBV21 hier voor een vertaling vanuit de context heeft gekozen, wordt de naam Judas in het begin van het vers herhaald.

  • De kus was een gebruikelijke vorm van groeten onder Jezus’ volgelingen (Rom. 16:16; 1 Kor. 16:20; 2 Kor. 13:12; 1 Tes. 5:26; 1 Petr. 5:14), maar kon ook een teken van verraad zijn (2 Sam. 20:9). Het is goed te bedenken dat Jezus’ tijd geen beeldcultuur was als de onze, er zogezegd geen foto’s of video’s van Jezus voorhanden waren, en het dus nodig was een manier af te spreken waarop Judas Jezus kon identificeren voor degenen die Hem gevangen kwamen nemen.

Bij vers 49:

  • Rabbi is Hebreeuws voor ‘mijn meerdere’ ofwel ‘leraar’ en ‘meester’. In het Evangelie volgens Matteüs heeft deze titel een negatieve connotatie (zie Mat. 23:7 en ter contrast Joh. 20:16). Na Matteüs 23:7 gebruikt namelijk alleen Judas deze titel.

Bij vers 50:

  • ‘Ben je daarvoor gekomen?’ Ook de volgende vertaling is mogelijk: ‘Doe waarvoor je bent gekomen!’ Dan wordt de controle van Jezus over de situatie extra benadrukt (vgl. Joh. 13:27).

  • ‘Vriend’ (Grieks: hétaire) duidt niet per se op nabijheid, het kan ook als formele aanspreektitel gebruikt worden (zie Mat. 20:13; 22:12). De NBV vertaalde dit met ‘beste man’ (20:13) of met ‘vriend’ (22:12 en 26:50). In de NBV21 is voor een meer consistente vertaling gekozen.

Bij vers 51:

  • Jezus oproep van geweld af te zien is in lijn met zijn Bergrede (Mat. 5:9 en 38-48, vgl. Rom. 12:17-21). In Lucas 22:36 roept Jezus zijn leerlingen juist op een zwaard aan te schaffen, maar limiteert Hij evengoed het gebruik ervan (Luc. 22:38 en 49-51).

Bij vers 52:

  • zal door het zwaard omkomen: zie Genesis 9:6; Jeremia 15:2 en Openbaring 13:10.

Bij vers 53:

  • Vers 53 is een samengestelde zin die niet eenvoudig te vertalen is. De complexiteit is zichtbaar in de NBG-vertaling 1951: ‘Of meent gij, dat Ik mijn Vader niet kan aanroepen en Hij zal Mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen?’ De zin begint als een vraag, en om deze reden moet de zin eindigen met een vraagteken. Maar eigenlijk is dat vreemd, gelet op het tweede deel van de zin. De NBV heeft er wel een goed lopende vraagzin van gemaakt: ‘Weet je niet dat ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen en dat hij mij dan onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking zou stellen?’ Deze formulering kon nog verbeterd worden en in de NBV21 is ervoor gekozen om deze retorische vraag als een positieve stelling neer te zetten: ‘Je weet toch dat …’

  • Eén Romeins legioen telde ongeveer 5.000-5.500 soldaten.

Bij vers 54:

  • in vervulling gaan: Jezus weigert om door zijn leerlingen te worden beschermd (v. 51), omdat (1) het geweld degene te gronde richt die zich ermee inlaat (v. 52); (2) de Vader andere middelen heeft om hem te beschermen (v. 53); en (3) omdat zijn arrestatie deel uitmaakt van Gods heilsplan (v. 54).

  • Matteüs geeft geen expliciete verwijzing naar een Schriftplaats en er is ook geen precieze verwijzing vindbaar waar expliciet benoemd wordt dat de messias gevangengenomen zal worden, zal lijden en gekruisigd zal worden. Tegelijkertijd herkenden christenen in het lijden en sterven van Jezus elementen uit primair de psalmen (bv. Ps. 22 en 69) en vervolgens ook de profeten (bv. Jes. 53). Matteüs lijkt daarom niet naar één precieze plaats te verwijzen, maar eerder naar een gedachte die opkomt uit het geheel van de Schriften en voor christenen duidde dat een lijdende messias geen mislukking maar juist Gods bedoeling is.

  • Eén van de kenmerken van het Evangelie volgens Matteüs wordt gevormd door terugkerende citaten, ingeleid met een vaste formule hina / hopôs plêrôthêi. Dit is een citaat van ‘vervulling’. Achterliggende gedachte voor Matteüs is dat wat bij de profeten staat geschreven, nu in vervulling moest gaan: het gebeuren voltrekt zich volgens het plan van God. In de NBV werden deze terugkerende formules over ‘in vervulling gaan’ op verschillende manieren vertaald. En soms bleef daarbij het aspect van Gods bedoeling onbelicht. In de NBV21 is voor al deze gevallen nu consistent gekozen voor de vertaling die uitgaat van ‘in vervulling gaan’ plus ‘moeten’.(vgl. vers 56).

Bij vers 55:

  • tegen de mannen: in de NBV werd gekozen deze groep (ochloi, zie ook aantekening bij vers 47) te vertalen met ‘de omstanders’. Dat wekt de indruk dat het om toeschouwers zou gaan. Het gaat hier echter om de gewapende mannen die Jezus komen arresteren. Net als in vers 50 is de vertaling van deze groep met ‘mannen’ goed bruikbaar.

  • Marcus 14:48 gebruikt hier in het Grieks dezelfde woorden als Matteüs. Omdat de vertaling zoals opgenomen in Marcus de voorkeur heeft en de tekst in Marcus passend is, is de tekst in Matteüs hierop in de NBV21 aangepast. Dit wordt de synoptische afstemming genoemd.

Achtergrondinformatie

Toelichting bij kernwoorden en begrippen

Verdieping bij thema’s

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons