1De HEER heb ik lief, Hij hoort
mijn stem, mijn smeken,
2Hij luistert naar mij,
ik roep Hem aan, mijn leven lang.
3Banden van de dood omknelden mij,
angsten van het dodenrijk grepen mij aan,
ik voelde angst en pijn.
4Toen riep ik de naam van de HEER:
‘HEER, red toch mijn leven!’
5De HEER is genadig en rechtvaardig,
onze God is een God van ontferming,
6de HEER beschermt de eenvoudigen,
machteloos was ik en Hij heeft mij bevrijd.
7Kom weer tot rust, mijn ziel,
de HEER heeft naar je omgezien.
8Ja, U hebt mijn leven ontrukt aan de dood,
mijn ogen gedroogd van tranen,
mijn voeten voor struikelen behoed.
9Ik mag wandelen in het land van de levenden
onder het oog van de HEER.