Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 9 | Keizer Augustus en Jezus

Bijbeltekst(en)

Lucas 2

De geboorte van Jezus

1In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. 2Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. 3Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. 4-5Ook Jozef ging op weg om zich te laten inschrijven. Samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was, reisde hij van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde. 6Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, 7en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het gastenverblijf.

8Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. 9Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door de stralende luister van de Heer, zodat ze hevig schrokken. 10De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk: 11vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. 12Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in doeken gewikkeld in een voederbak ligt.’ 13En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden:

14‘Eer aan God in de hoogste hemel

en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.’

15Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ 16Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. 17Toen ze het zagen, vertelden ze wat hun over het kind was gezegd. 18Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, 19maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. 20De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.

21Toen er acht dagen verstreken waren en Hij besneden zou worden, kreeg Hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat Hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen.

Lucas 2:1-21NBV21Open in de Bijbel

Na de naamgeving van Johannes keert Lucas nu terug bij Jozef en Maria. Op last van de Romeinse autoriteiten moeten ze op pad gaan naar Betlehem, de plaats waar Jozef vandaan komt, én zijn verre voorouders David. Vanaf het begin combineert Lucas hier de Romeinse heerschappij met opmerkingen over het huis van David, de Joodse (en Messiaanse) koning bij uitstek. Deze spanning speelt een centrale rol in het vervolg van het eigenlijke geboorteverhaal. De geboorte van Jezus is onderdeel van – en staat op gespannen voet met – de grote lijnen van de wereldgeschiedenis zoals het Romeinse Rijk die schreef.

Hoewel Lucas Jezus’ geboorte ‘groot’ maakt, zijn de omstandigheden waarin Jezus geboren wordt buitengewoon bescheiden. Midden in de wereldgeschiedenis plaatst Lucas de geboorte van Jezus, op zich een gebeurtenis van niets, behalve wanneer Jezus op juiste waarde geschat wordt. Dit gebeurt in eerste instantie door de herders, ook een groep die letterlijk aan de rand van de samenleving leeft – namelijk buiten, op het veld; zijn zij de eerste ‘armen’ die Gods heil ervaren zoals Maria’s lofzang het aanduidde?

Eerst verschijnt hun één engel, in zijn letterlijke functie als angelos, een boodschapper die God vertegenwoordigt. Hij doet mededeling van Jezus’ geboorte. De woorden van de engel zijn opvallend: het is de taal van formele, politieke nieuwsberichten uit het Romeinse Rijk. Woorden als ‘goed nieuws’ (‘evangelie’), ‘redder’ en ‘heer’ (vers 10-11) zijn in Romeinse berichtgeving over de keizer en zijn successen heel gebruikelijk.

Het ‘leger’ hemelbewoners dat vervolgens aan het woord komt, vervult de functie van een slotkoor en prijst God. Ook zij gebruiken woorden die ook een politieke betekenis hebben, met name ‘vrede’. De vrede hier is bedoeld voor de mensen die God liefheeft. De Hebreeuwse achtergrond is shalom en geeft een toestand van omvattend welzijn en gerechtigheid aan, dus veel meer dan de afwezigheid van oorlog en geweld alleen. Het is dan ook iets anders dan de ‘vrede’ zoals die in het Romeinse Rijk heerste – in Rome stond bijvoorbeeld de ‘tempel van de vrede’, die gebouwd was met de buit van de verovering van Jeruzalem in 70.

Het is steeds maar de vraag van wie de vrede is en wat hij inhoudt: is het vrede ten koste van anderen of vrede die het welzijn van allen beoogt? De herders voeren vervolgens uit wat de engel hun gezegd heeft. Op die manier hoort iedereen die erbij is wat voor een bijzonder kind Jezus is. Net zoals de engelen sluiten de herders hun taak als boodschappers af met lofgezang (vers 20). Wanneer het om Gods grote daden gaat, is dat de passende respons (zie ook de lofzangen van Maria en Zacharias eerder!).
Als Jezus’ geboorte de geboorte van een verlosser is, waaruit bestaat die verlossing dan in het licht van wat Lucas over Jezus vertelt?

Als Jezus’ geboorte zo politiek geladen is, wat betekent dat voor de viering en vormgeving van zijn geboorte met kerstmis?
Op welke manier verhoudt de vrede die God brengt (2:14) zich tot de vrede van onze samenleving?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons