Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Vrijdag 5 april

Bijbeltekst(en)

Jezus wast de voeten van de leerlingen

1Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat Hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die Hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan. 2Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd. De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet om Jezus uit te leveren. 3Jezus, die wist dat de Vader Hem alle macht had gegeven en dat Hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, 4stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om 5en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen, en droogde ze af met de doek die Hij omgeslagen had. 6Toen Hij bij Simon Petrus kwam, zei deze: ‘U wilt toch niet mijn voeten wassen, Heer?’ 7Jezus antwoordde: ‘Wat Ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen.’ 8‘O nee,’ zei Petrus, ‘míjn voeten zult U niet wassen, nooit!’ Jezus zei: ‘Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij Mij horen.’ 9‘Dan niet alleen mijn voeten, Heer,’ antwoordde Simon Petrus, ‘maar ook mijn handen en mijn hoofd!’ 10Hierop zei Jezus: ‘Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein. Jullie zijn dus rein – maar niet allemaal.’ 11Hij wist namelijk wie Hem zou uitleveren, daarom zei Hij dat ze niet allemaal rein waren.

12Toen Hij hun voeten gewassen had, deed Hij zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats. ‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?’ vroeg Hij. 13‘Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen Mij, en terecht, want dat ben Ik ook. 14Als Ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. 15Ik heb een voorbeeld gegeven; wat Ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen. 16Werkelijk, Ik verzeker jullie, een slaaf is niet meer dan zijn meester, en een afgezant niet meer dan wie hem zendt. 17Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt. 18Ik doel niet op jullie allemaal. Ik weet wie Ik heb uitgekozen, maar wat in de Schrift staat moet in vervulling gaan: “Hij die at van mijn brood heeft zich tegen Mij gekeerd.” 19Ik zeg het jullie nu al, voor het gaat gebeuren; wanneer het dan gebeurt, zullen jullie geloven dat Ik het ben. 20Werkelijk, Ik verzeker jullie, wie iemand ontvangt die door Mij gezonden is, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij gezonden heeft.’

21Nadat Jezus dit gezegd had werd Hij diepbedroefd, en Hij verklaarde: ‘Werkelijk, Ik verzeker jullie, een van jullie zal Mij uitleveren.’ 22De leerlingen keken elkaar aan en vroegen zich af wie Hij bedoelde. 23Een van hen, de leerling van wie Jezus veel hield, lag bij de maaltijd aan Jezus’ zijde aan, 24en Simon Petrus beduidde hem dat hij moest vragen wie Jezus bedoelde. 25Daarop boog de leerling zich dicht naar Jezus toe en vroeg: ‘Wie, Heer?’ 26‘Degene aan wie Ik het stuk brood geef dat Ik nu in de schaal doop,’ zei Jezus. Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. 27Op dat moment nam Satan bezit van Judas. Jezus zei: ‘Doe maar meteen wat je van plan bent.’ 28Niemand aan tafel begreep waarom Hij dit zei; 29omdat Judas de kas beheerde, dachten sommigen dat Jezus bedoelde dat hij inkopen voor het feest moest doen, of dat hij iets aan de armen moest geven. 30Judas nam het brood aan en ging meteen weg. Het was nacht.

Johannes 13:1-30NBV21Open in de Bijbel

Net als de andere evangelisten begint Johannes het lijdensverhaal bij Jezus’ laatste maaltijd met zijn leerlingen. Maar Johannes is de enige die ook vertelt dat Jezus de voeten van zijn leerlingen wast. Twee leerlingen krijgen daarbij extra aandacht: Judas en Petrus. Volgens Johannes heeft de duivel ervoor gezorgd dat Judas Jezus verraadt. Letterlijk staat er in vers 2: ‘De duivel had het in het hart van Judas gelegd.’ In andere Bijbelteksten, zoals Jeremia 4:4, 14 en 18, worden de lezers opgeroepen om hun hart te zuiveren van het kwaad. Wie dat niet doet, maakt zichzelf kwetsbaar. Verkeerde, en soms fatale keuzes liggen dan op de loer. Als Jezus de voeten van Petrus wil wassen, reageert die eerst afwijzend en dan heel erg enthousiast. Zijn bedoelingen zijn oprecht, maar hij kan maar moeilijk begrijpen wat Jezus hier doet.

Hoe zou u, in uw eigen woorden, aan Petrus uitleggen wat Jezus hier doet?

Opdracht

Breng vandaag eens de opdracht om u als dienaar op te stellen in de praktijk. Dat kan door echt iemands voeten te wassen, maar ook op andere manieren. Wat kunt u doen om iemand in uw huishouden, buurt of kerk te dienen?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons