3.6 De kruisafname bij fakkellicht
Bijbeltekst(en)
Matteüs 27
Het graf
Marcus 15
Marcus 15
Lucas 23
Johannes 19
Prent
Verschillende keren heeft Rembrandt de kruisafname uitgebeeld. In zijn vroegere schilderij uit 1632-1633, dat voor de stadhouder Frederik Hendrik bedoeld was en dat tegenwoordig tot de collectie van de Alte Pinakothek in München behoort, wil hij zich nog wel meten met de grote voorganger Rubens, maar verder is voor al zijn kruisafnames het droevige realisme kenmerkend. Terwijl bij Rubens en anderen de dode Christus als bleke, maar mooie heroïsche figuur van het kruis af komt, is deze bij Rembrandt een echt lijk geworden. Wel eentje dat nog heel soepel lijkt; als een natte zak glijdt het in de armen van de helpers. Rigor mortis treedt na twee tot zes uur op – Rembrandt benadrukt dus dat Josef van Arimatea snel was met zijn actie om nog voor het begin van de feestdag het lijk te bergen.
Een ander detail dat op alle uitbeeldingen van de kruisafname bij Rembrandt terug te vinden is, is de praktische manier hoe het dode lichaam naar beneden wordt gehaald. Als de spijkers losgehaald zijn, wil je immers niet dat het lichaam ongecontroleerd naar beneden valt. Om een soepele afdaling te bewerkstellingen waarbij de mannen het gewicht ook kunnen beheersen, wordt een doek om het bovenlichaam van de dode gewikkeld en met beide einden over de kruisbalk geslagen. Door het doek te laten vieren, kan het lichaam zacht naar beneden worden gebracht.
Deze laatste uitbeelding van de kruisiging is niet alleen een prachtige uitvoering van de nachtscène, maar tegelijk ook de liefdevolste. Een van de helpers vangt de dode Christus in zijn armen op, terwijl Josef van Arimatea het laken op de baar rechttrekt, waarmee ze Christus naar zijn (voorlopig) laatste rustplaats willen brengen.
Bijbel
Gisteren stonden we stil bij wat de kruisiging betekende in de Grieks-Romeinse wereld. Afhankelijk van het land en de lokale wetten kreeg dit gebeuren soms ook eigen accenten. Dat zien we hier bijvoorbeeld in de kruisafname. Zoals gezegd was het gebruikelijk om het lijk te laten hangen als schrikbeeld. Maar omdat de Romeinen ook ruimte boden aan de Joden voor een eigen, lokale wet- en regelgeving (uiteraard wel onder het toezicht van Rome), hielden ze ook rekening met bepaalde gevoeligheden op het gebied van religie. De Joodse religieuze wetten verboden het bijvoorbeeld om gekruisigden ’s nachts te laten hangen op feestdagen. Aangezien Jezus nog aan het kruis hangt en het sabbatsfeest bijna begint, krijgen ze toestemming om het lijk van het kruis af te halen. Dit soort uitzonderingen lezen we ook terug in de verhalen van de Joodse geschiedkundigen Philo en Josephus. In de evangeliën lezen we vervolgens hoe Jezus na de kruisafname in het graf van Josef van Arimatea gelegd wordt en zijn volgelingen verslagen achterblijven.