2.6 Het sterfbed van Maria
Bijbeltekst(en)
Handelingen 1
Lucas 11
Marcus 3
Marcus 6
Galaten 4
Romeinen 1
Prent
De laatste keer dat Maria, de moeder van Jezus, in de Bijbel wordt genoemd, is in
Handelingen 1:14. Samen met de apostelen en de andere vrouwen en familieleden wijdt ze zich vurig aan het gebed. In de katholieke traditie zijn er echter nog andere teksten bekend uit latere tijden die meer over het leven en sterven van Maria vertellen. Vooral de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine uit de dertiende eeuw genoot grote bekendheid en was ook in vertalingen beschikbaar.
Rembrandt beeldt verschillende scènes uit de apocriefe verhalen over Maria uit. Bijzonder ambitieus is de prent met Maria’s sterfbed, die hij ook in verschillende versies in zwart en rood geprint publiceerde, waarmee hij aansluit bij een lange rij beroemde voorbeelden. Een grote menigte, van voornamelijk apostelen, staat om haar bed. Haar pols wordt gevoeld, haar hoofd ondersteund en er wordt voor haar gebeden. Van de wonderen die in de katholieke traditie omtrent haar sterven worden verteld, is hier niets te zien. Het is een liefdevol tafereel van aandacht voor een stervende. Wel met een getuige op de voorgrond die achter een groot boek zit, mogelijk een Bijbel.
Al eerder, nog tijdens Jezus’ leven, prijst een vrouw eens zijn moeder. Hij antwoordt daarop: ‘Gelukkiger zijn zij die naar het woord van God luisteren en ernaar leven’ (Lucas 11:27-28). De manier waarop Rembrandt scènes met Maria uitbeeldt, is dus ook voor protestanten aanvaardbaar. Niets gaat boven het woord, maar desondanks is Maria is ‘het voorbeeld’ van een deugdzame vrouw.
Bijbel
Maria, de moeder van Jezus, heeft voor veel christenen een bijzondere status. Die status is in de loop der eeuwen gegroeid, want in de nieuwtestamentische boeken krijgt ze niet heel veel aandacht. In de vier evangeliën wordt ze uiteraard genoemd, maar daar verschilt de aandacht per evangelist. In Marcus komt ze maar twee keer voor: een keer direct als ze naar Jezus op zoek is en een keer indirect als iemand vraagt: ‘Hij is toch de zoon van Maria?’ (Marcus 3:31-35 en 6:3). Matteüs en Lucas geven haar een belangrijke rol in de geboorteverhalen. Johannes gebruikt nooit de naam Maria, maar omschrijft haar altijd als ‘de moeder van Jezus’. In de rest van het Nieuwe Testament komen we haar niet veel tegen. Paulus noemt alleen dat Jezus is ‘geboren uit een vrouw’ (Galaten 4:4) en ‘voortgekomen uit het nageslacht van David’ (Romeinen 1:3). We zien dat er in de latere christelijke traditie steeds meer aandacht komt voor Maria. Hierbij lijkt met name het Proto-Evangelie van Jakobus een bepalende rol te spelen, geschreven aan het einde van de tweede eeuw na Christus. Hierin combineert de schrijver de taal van het Oude Testament en de geboorteverhalen die hierin staan om een verhaal te maken over de verwekking, geboorte en verzorging van Jezus door Maria. Het geschrift zou lange tijd zijn stempel drukken op de christelijke traditie.