2.5 Jeremia treurend over de verwoesting van Jeruzalem
Bijbeltekst(en)
Jeremia 39
Jeremia 52
Jeremia 40
Schilderij
In gedachten verzonken zit de oude profeet Jeremia in een met bont gevoerde blauwe mantel voor een stilleven van zilverwerk en boeken. Het rotsachtige landschap waar hij in zit, past niet bij de voorwerpen, waardoor duidelijk is dat de man van huis en haard moest vluchten en slechts een paar belangrijkste bezittingen kon meenemen. Op de achtergrond links is de aanleiding voor de voorstelling te zien: een brandende stad, die door het grote ronde tempelgebouw herkenbaar wordt als Jeruzalem. Jeremia heeft zich treurend afgewend.
Rembrandt beeldt hier een scène uit die in deze vorm niet eerder in de schilderkunst is behandeld. Hij brengt daarmee een les van zijn leermeester Lastman in praktijk: het publiek met nieuwe voorstellingen blijven verrassen. Hij maakt wel gebruik van het bekende gebaar van het leunen van het hoofd op de hand, wat pijn, smart en melancholie uitdrukt, en schildert het hoofd van de oude man die hij eerder in etsen heeft gebruikt, maar bovenal toont hij een staalkaart van zijn kunnen. De mantel met de bontkraag is bijna tastbaar, het zilverwerk schittert en het gerimpelde voorhoofd is tot in de fijnste details uitgewerkt. In de achtergrond daarentegen is de verf heel dun opgebracht. Rembrandt laat de licht okerkleurige ondergrond gedeeltelijk zichtbaar, waardoor deze mede de indruk van diepte versterkt. Grove penseelstreken zijn hier zichtbaar, net zoals de krassen in de verf waarmee hij gebladerte aangeeft.
In de tekst van het Bijbelboek Jeremia is geen beschrijving van de hier voorgestelde scène te vinden. In een verluchte Bible moralisée uit Brugge uit het midden van de vijftiende eeuw is op de eerste pagina van de Klaagliederen van Jeremia een vergelijkbare illustratie te vinden.
Bijbel
We maken in dit verhaal kennis met een ingrijpende gebeurtenis uit het Oude Testament: de vernietiging van Jeruzalem, met in het bijzonder de tempel. Dit gebeurde in 586 voor Christus. Een dieptepunt in de geschiedenis van de stad, een moment van grote crisis. De tempel vormde namelijk het centrum van het hele religieuze, economische en sociale leven. Het was een plek waar de Israëlieten alle grote feesten vierden, waar ze handeldreven en waar veel ontmoetingen plaatsvonden. Maar de tempel was bovenal een plek waarvan de Israëlieten geloofden dat hun God daar woonde.
Als we teruggaan naar het moment voor de vernietiging van Jeruzalem en we zouden de Joodse leiders vragen wat de tempel betekent, zouden ze er ook nog iets anders bij gezegd hebben. Ze zouden zeggen dat deze tempel het teken was dat hun niets zou overkomen: ‘God staat aan onze kant!’ God had volgens deze leiders bepaalde beloften gedaan waaruit zou blijken dat hij onvoorwaardelijk trouw bleef aan Israël. Maar Jeremia is wars van dat idee. Op een gegeven moment gaat hij in de tempelpoort staan en doet iets dat gelijkstaat aan rebellie: hij zegt dat het God gaat om gehoorzaamheid en niet om georganiseerde hypocrisie (Jeremia 7). De mensen moeten hun leven veranderen, anders zal God Jeruzalem en zijn tempel vernietigen. En zoals het vaker met mensen gaat die opstaan tegen de heersende ideologie, wordt ook Jeremia vanwege zijn oordeelsprofetie aangeklaagd en men gelooft hem niet (Jeremia 26:7-9). Toch zal hij uiteindelijk gelijk krijgen. De rest is geschiedenis.
We zien op het schilderij Jeremia op het dieptepunt in de geschiedenis van Israël. Op de achtergrond brandt Jeruzalem en de tempel. Zelf heeft hij nog wat tempelspullen kunnen meenemen, welke om hem heen liggen. Meer is het ook niet. Jeremia heeft gelijk gekregen, maar hij is er kapot van.