10Soms zaten zij in het diepste duister
als slaven met ijzeren boeien,
11want ze hadden zich tegen Gods woorden verzet,
de raad van de Allerhoogste verworpen,
12Hij liet hen buigen onder een zware last,
ze vielen, en er was niemand die hielp.
13Ze schreeuwden in hun angst tot de HEER –
Hij heeft hen gered uit vele gevaren,
14haalde hen weg uit het diepste duister
en brak hun boeien aan stukken.
15Laten zij de HEER loven om zijn trouw,
om zijn wonderen aan mensen verricht:
16bronzen deuren heeft Hij verbrijzeld,
ijzeren grendels verbroken.
17Soms leefden zij als dwazen,
gingen gebukt onder de last van hun zonden,
18ze gruwden van elk voedsel
en waren de poorten van de dood nabij.
19Ze schreeuwden in hun angst tot de HEER –
Hij heeft hen gered uit vele gevaren,
20Hij zond zijn woord en genas hen,
ontrukte hen aan het graf.
21Laten zij de HEER loven om zijn trouw,
om zijn wonderen aan mensen verricht,
22laten zij Hem dankoffers brengen,
juichend zijn daden bezingen.