Vijfde boek
1‘Loof de HEER, want Hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.’
2Zo spreken zij die door de HEER zijn verlost,
door Hem verlost uit de greep van de vijand,
3bijeengebracht uit alle landen,
uit het oosten en het westen,
uit het noorden en het zuiden.
4Soms doolden zij door de woestijn,
maar een weg in de wildernis,
een stad, een woonplaats vonden ze niet.
5Ze kregen honger en dorst
en kwijnden van uitputting weg.
6Ze riepen in hun angst tot de HEER –
Hij heeft hen bevrijd uit vele gevaren,
7Hij wees hun de rechte weg,
de weg naar een stad, een woonplaats.
8Laten zij de HEER loven om zijn trouw,
om zijn wonderen aan mensen verricht:
9wie dorst had, gaf Hij te drinken,
wie honger had, volop te eten.